Deze wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 stelt nadere eisen aan het beheer van publieke middelen door rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT). RWT's zijn rechtspersonen die vaak, veelal bij of krachtens de wet, de uitoefening van bepaalde publieke taken krijgen toegewezen. Deze rechtspersonen maken geen deel uit van de Staat.
Dit voorstel voorkomt dat met publieke middelen ongewenste risico's worden gelopen. Het betreft een verbod op oneigenlijk kasbeheer, beperking van de risico's van liquidemiddelenbeheer, het verplicht aanhouden van liquide middelen bij het Rijk en de mogelijkheid om leningen bij het Rijk af te sluiten. Tevens worden regels gesteld voor de voortgangscontrole en het beheersen van het EMU-saldo.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 25 april 2002 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, D66 en VVD stemden voor.
Op verzoek van de fracties van CDA, VVD, ChristenUnie en SGP is het wetsvoorstel in verband met de val van het Kabinet-Balkenende op 5 november 2002 door de Eerste Kamer politiek controversieel verklaard.
Door het aantreden van het Kabinet-Balkenende II is de politieke controversialiteit vervallen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 2 september 2003 zonder stemming aangenomen.
ingediend
8 oktober 2001titel
Wijziging van de Comptabiliteitswet houdende bepalingen inzake het beheer van liquide middelen van rechtspersonen die collectieve middelen beheren, inzake de financiering van die rechtspersonen en inzake de beheersing van het EMU-saldo voor zover dit saldo door het financieel beheer van deze rechtspersonen wordt beïnvloed (Eerste wijziging van de Comptabiliteitswet 2001)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
2
-
25 april 2002
stemming (aangenomen, voor: SP, GL, PvdA, D66 en VVD) Handelingen TK 2001/2002, nr. 73: blz. 4835-4836 -
24 april 2002
behandeling Handelingen TK 2001/2002, nr. 72: blz. 4690-4692