Dit voorstel van rijkswet wijzigt de Rijkswet op het Nederlanderschap en beoogt enige onevenwichtigheden welke zijn aangebracht bij de Rijkswet van 21 december 2000 (25.891), alsmede enkele onnauwkeurigheden in deze rijkswet, recht te zetten.
Deze onevenwichtigheden zijn gebleken bij de voorbereiding van de algemene maatregelen van rijksbestuur en bij het schrijven van de handleiding bij de rijkswet. Deze regelingen zijn bedoeld om de uitvoering van de rijkswet nader te regelen en te uniformeren, en zullen met de inwerkingtreding van de gewijzigde rijkswet van kracht worden.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 21 maart 2002 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 april 2002 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
9 oktober 2001titel
Aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld
-
21 maart 2002
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2001/2002, nr. 59: blz. 3999