Dit wetsvoorstel versoepelt de opheffingsnormen in de Wet op het Primair Onderwijs in gevallen waarin de school onvoldoende leerlingen heeft. Hierdoor vindt de opheffing van een openbare basisschool of de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool pas plaats als het leerlingenverloop over drie schooljaren daartoe aanleiding geeft.
Met dit voorstel wordt de termijn voorafgaande aan de opheffing of beëindiging van de bekostiging van een basisschool verlengd met één jaar. Een bestuur of samenwerkingverband met meer dan één school kan een school met onvoldoende leerlingen toch instandhouden als het gemiddelde aantal leerlingen van al hun scholen voldoende is. Scholen die net zijn opgericht kunnen bij de berekening van dit gemiddelde buitenbeschouwing worden gelaten.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 24 april 2003 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 20 mei 2003 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 226 van 10 juni 2003.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 285 van 15 juli 2003.
ingediend
4 februari 2003titel
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met een verlenging van de termijn voorafgaande aan de beëindiging van de bekostiging van een bijzondere basisschool of de opheffing van een openbare basisschoolschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
-
24 april 2003
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2002/2003, nr. 66: blz. 3905-3906