Dit voorstel van rijkswet bevat twee wijzigingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Vanwege de taakverdeling binnen het huidige kabinet en om statuutrechtelijke redenen, wordt de definitie 'Onze Minister' aangepast. De tweede verandering houdt verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap (28.924), waarin regels worden gegeven voor de erkenning van een buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap.
In het voorstel is ook een wijziging opgenomen van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap. Het betreft een aanpassing van de (overgangs)regeling voor (oud)Nederlanders die door langdurig verblijf in het buitenland hun Nederlanderschap hebben verloren c.q. kunnen verliezen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 9 juni 2004 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 5 juli 2004 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
4 april 2003titel
Aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618), mede in verband met de totstandkoming van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschapschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Artikel II, onderdeel 2, werkt terug tot en met februari 2001.
1