Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere wetten om het voor beleggingsinstellingen eenvoudiger gemaakt om zich te bewegen op de internationale markt.
Met dit voorstel wordt de beleggingsinstelling vrijgesteld van vennootschapsbelasting en is de instelling niet langer inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting. Tevens bevat dit voorstel wijzigingen met betrekking tot de zogenoemde aandeelhouderseisen.
Deze wijzigingen zijn redactioneel van aard behoudens het vervallen van het criterium beursgenoteerd/niet-beursgenoteerd voor de omvang van het belang van een enkel aandeelhouder-lichaam. Voor de lichtere aandeelhouderseis wordt dit criterium vervangen door de voorwaarde dat de beleggingsinstelling in het bezit moet zijn van een vergunning als bedoeld in de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb).
Hiernaast zorgt het voorstel voor een aanpassing waarmee een mogelijke strijdigheid met het Europees recht wordt opgeheven. Hierbij moet met name worden gedacht aan de rechtsvorm.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 15 februari 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. PvdA, D66, PvdD, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en PVV stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 10 juli 2007 zonder stemming aangenomen. De fractie van de SP is daarbij aantekening verleend.
De wet is opgenomen in Staatsblad 269 van 31 juli 2007.
De plenaire behandeling vond plaats gezamenlijk met het wetsvoorstel Vastgoedontwikkeling ten behoeve van de eigen portefeuille van beleggingsinstellingen (30.689).
ingediend
24 april 2006titel
Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen en een aanpassing van de eisen voor beleggingsinstellingen met uitdelingsverplichtingschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
-
2.Artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt ten aanzien van beleggingsinstellingen als bedoeld in dat artikel voor het eerst toepassing met betrekking tot het boekjaar dat aanvangt op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
-
3.Artikel 3.29a van de Wet inkomstenbelasting 2001 vindt voor het eerst toepassing aan het einde van het eerste boekjaar dat is aangevangen op of na 1 januari 2007.
-
4.De wijzigingen ingevolge artikel III vinden toepassing op de opbrengst van de in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet ter beschikking is gesteld.
-
5.In afwijking van het eerste lid treedt artikel IV, onderdeel B, in werking op 1 januari 2011.
12