Dit wetsvoorstel wijzigt een delegatiebepaling in de Wet kaderregeling vut overheidspesoneel die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de bevoegdheid geeft om in bepaalde situaties een regeling te treffen voor de dekking van financiële lasten van het Vut-fonds.
Met dit voorstel wordt het huidige financieringssysteem gewijzigd: het bestuur van het Vut-fonds baseert de premielast niet langer vast op de te verwachten vut-lasten over de termijn van één jaar, maar over de periode tot ca. 2016 (op basis van de op 1 januari 2006 bestaande populatie). Van een instelling die gedurende de periode tot 2016 ophoudt te bestaan, ontvangt het Vut-fonds geen premies meer, terwijl daarmee wel rekening was gehouden. Daar staat tegenover dat het Vut-fonds in de toekomst ook geen fpu-uitkeringen voor de werknemers van deze instelling meer behoeft te betalen. De gewijzigde financieringssystematiek veroorzaakt voor de toekomst financiële lasten voor het vut-fonds. De aangepaste tekst van artikel 4, vijfde lid, geeft de mogelijkheid om de de ministeriële regeling zodanig aan te passen dat ook deze lasten gedekt kunnen worden.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 26 oktober 2006 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 20 november 2006 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 643 van 19 december 2006.
ingediend
20 juni 2006titel
Wijziging van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel in verband met de wijziging van de financiering van het flexibel pensioen en uittreden van het overheidspersoneelschriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
2
-
7 november 2006
eindverslag commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat EK, A herdruk -