Dit wetsvoorstel geeft gemeenten meer zekerheid dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces ten gevolge van persoonlijke werkbelemmeringen, voor een langere periode met behoud van uitkering onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichten waardoor hun kans op inschakeling in het arbeidsproces wordt vergroot.
Uitgangspunt daarbij is dat recht wordt gedaan aan de beleidsvrijheid die gemeenten met de Wet werk en bijstand (WWB) hebben gekregen als het gaat om reïntegratie. Dit betekent concreet dat de invulling van de doelgroep, indicatiestelling en inhoud en omvang van de werkzaamheden de verantwoordelijkheid is van de gemeenten. Op deze manier worden gemeenten in staat gesteld dit instrument een plaats te geven binnen hun reïntegratievoorzieningen en zo optimaal maatwerk te bieden.
Participatieplaatsen zijn tijdelijke additionele werkzaamheden met behoud van uitkering in het kader van de reïntegratie. De WWB biedt al mogelijkheden voor de gemeente om het instrument werken met behoud in te zetten in het kader van reïntegratie. Bij het al bestaande instrument 'werken met behoud van uitkering' staat het snel verkrijgen van regulier werk voorop. Het verschil met de in dit wetsvoorstel beschreven participatieplaatsen is dat, hoewel het uiteindelijke doel het verkrijgen van regulier werk is, de inzet van participatieplaatsen en de doorgroei van betrokkene naar een volgende trede op de reïntegratieladder beoogt. De participatieplaatsen dienen perspectief te bieden aan de uitkeringsgerechtigden die nog niet bemiddelbaar zijn voor regulier werk. Daarom zijn particpatieplaatsen uitsluitend additioneel van aard, voor een specifieke doelgroep en kunnen voor een langere periode - van maximaal twee jaar - worden ingezet. Daarmee zijn de participatieplaatsen een specifieke vorm van werken met behoud van uitkering. Mensen die tot de doelgroep van de participatieplaatsen behoren, dienen door gebruik te maken van de aangeboden participeerplaats invulling te geven aan hun reïntegratieverplichting.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 31 oktober 2006 aangenomen door de Tweede Kamer. VVD, D66, SGP, CDA, LPF, Groep Wilders, Groep Eerdmans-Van Schijndel en Groep Van Oudenallen stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 juli 2008 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. GroenLinks en SP stemden tegen.
De wet is opgenomen in Staatsblad 284 van 17 juli 2008.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 285 van 17 juli 2008.
Het op 5 december 2006 geplande voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft destijds geen doorgang gevonden omdat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer eerder op die dag na stemming bij zitten en opstaan in verband met de demissionaire status van het Kabinet Balkenende III na de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 controversieel werd verklaard. De fractie van de VVD stemde tegen. Door het aantreden van het Kabinet Balkenende IV op 22 februari 2007 is de politieke controversialiteit vervallen.
De minister-president heeft bij brief van 28 februari 2007 (EK 30.800 III, B) meegedeeld dat de ministerraad heeft besloten dit wetsvoorstel aan te houden. De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 6 maart 2007 nota genomen van dit besluit en besloten verdere actie van het kabinet af te wachten. Op 3 juni 2008 heeft de commissie de brief van de bewindspersonen van 30 mei 2008, zoals opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg van 2 juni 2008, over de passage betreffende de horizonbepaling (EK 30.650, D) besproken. De commissie heeft op 2 juli 2008 een brief aan de staatssecretaris gestuurd met enkele technische vragen over het wetsvoorstel. De staatssecretaris heeft hierop bij brief van 4 juli 2008 gereageerd. Beide brieven zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 7 juli 2008 heeft uitgebracht (EK 30.650, H).
ingediend
13 juli 2006titel
Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen om gemeenten meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in het arbeidsproces met behoud van uitkering gedurende maximaal 2 jaar onbeloonde additionele werkzaamheden kunnen verrichtenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
3
-
8 juli 2008
stemming (aangenomen, tegen: GroenLinks en SP) Handelingen EK 2007/2008, nr. 38, blz: 1673-1674 -
-
5 december 2006
besluitvorming over de mogelijke controversialiteit van een aantal wetsvoorstellen Handelingen EK 2006/2007, nr. 12. blz. 482-488