Met dit voorstel wordt door de regering het effect van een arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011 gerepareerd. Door dit arrest mogen thans geen leges meer worden geheven bij de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart (ID-kaart). Volgens de Hoge Raad biedt artikel 229 van de Gemeentewet daarvoor geen grondslag.
De regering acht de gevolgen van de uitspraak – te weten hoge extra kosten voor gemeenten en rijk – onwenselijk en zij heeft dit wetsvoorstel ingediend dat alsnog moet voorzien in een wettelijke grondslag voor het heffen van leges. Het wetsvoorstel bepaalt dat de bepalingen ervan terugwerken tot en met 22 september.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 33.011, nr. 2) is op 29 september 2011 aangenomen door de Tweede Kamer. VVD, SGP, CDA en PVV stemden voor. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 oktober 2011 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PVV, VVD, CDA en SGP stemden voor.
ingediend
21 september 2011titel
Regeling van een grondslag voor de heffing van rechten voor de Nederlandse identiteitskaartschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst en terugwerkend tot en met de dag na de datum van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer (in het geval van deze wet tot en 22 september 2011)
2
-
11 oktober 2011
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen) Handelingen EK 2011/2012, nr. 3/6, blz: 33-45 -