Dit wetsvoorstel geeft invulling aan het voorstel van de sociale partners het zogenaamde Witteveenkader aan te vullen met excedentregelingen (bestaande uit pensioenexcedentregelingen en lijfrente-excedentregelingen). In het sociaal akkoord hebben de sociale partners aangegeven in overleg met het kabinet een alternatief of aanvulling te willen zoeken voor de per 1 januari 2015 voorziene aanpassing van het Witteveenkader, zoals in het Regeerakkoord is vastgelegd en is uitgewerkt in het voorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610).
Het kabinet Rutte II heeft de sociale partners tot 1 juni 2013 de gelegenheid gegeven voor de uitwerking hiervan met een maximaal budgettair beslag oplopend tot € 250 miljoen structureel. In de brief van 7 juni 2013 van de staatssecretaris van Financiën (TK 33.610, nr. 11) is aangegeven dat sociale partners de wens hebben de per 1 januari 2015 voorziene aanpassing van het Witteveenkader aan te vullen met een spaarfaciliteit. Sociale partners hebben aangegeven dat bij de uitwerking een gelijkwaardige pensioenopbouw voor ieder inkomen een belangrijk uitgangspunt is. Om dat te bereiken wensen sociale partners dat er een spaarfaciliteit ingevoerd wordt met ingang van 1 januari 2015, waardoor in totaal een opbouw kan worden gerealiseerd die gelijkwaardig is aan een brutoopbouw van 1,85%. Het kabinet heeft dit voorstel overgenomen.
Het voorstel houdt kort gezegd in dat over het deel van het inkomen tot en met € 100.000 een brutouitkering van 1,75% van het inkomen per dienstjaar opgebouwd kan worden binnen het Witteveenkader en dat daarnaast een netto-aanvulling mogelijk wordt die gelijkwaardig is aan de opbouw van een brutouitkering van 0,10% van het inkomen per jaar. Over het deel van het inkomen dat hoger is dan € 100.000 kan op grond van dit voorstel een opbouw van een netto-uitkering plaatsvinden die gelijkwaardig is aan de opbouw van een brutouitkering van 1,85% van het inkomen. De excedentregelingen hebben geen invloed op inkomensafhankelijke regelingen. Er wordt immers gespaard uit het nettoloon. De inleg in de excedentregeling heeft derhalve geen invloed op het voor inkomensafhankelijke regelingen relevante inkomen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 33.672, nr. 2) is op 27 juni 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. VVD en PvdA stemden voor.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer, gezamenlijk met het voorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610), vond plaats op 8 oktober 2013. De Eerste Kamer heeft op verzoek van de staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen aangehouden.
Dit wetsvoorstel is door de staatssecretaris van Financiën bij brief van 24 januari 2014 (EK 33.672, G) ingetrokken.
De staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hebben bij brief van 18 december 2013 (EK 33.610 / 33.672, I) de Eerste Kamer geïnformeerd over het verdere proces in verband met het bereikte pensioenakkoord. Het kabinet heeft in deze brief aangekondigd dat het onderhavige wetsvoorstel zal worden ingetrokken. Middels een novelle zijn op 20 januari 2014 wijzigingsvoorstellen (33.847) met betrekking tot het wetsvoorstel 33.610 bij de Tweede Kamer ingediend.
ingediend
21 juni 2013titel
Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
Indien het voorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt of is getreden, treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2015.