34.035

Wet studievoorschot hoger onderwijs



Het wetsvoorstel bevat een voorstel tot hervorming van het stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs.

Het voorstel biedt een grondslag voor de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs en geeft studenten en personeel instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de instellingsbegroting.

De basisbeurs verdwijnt, en maakt plaats voor een sociale leenvoorziening die de overheid voor alle studenten ter beschikking stelt: het studievoorschot. Studenten kunnen het gewenste bedrag lenen tegen een voordelige rente en hoeven na hun afstuderen nooit meer dan 4% van hun meerinkomen in te zetten voor aflossing. De terugbetaaltermijn wordt verlengd naar 35 jaar. Oud-studenten die het wettelijk minimumloon verdienen of minder, hoeven niet terug te betalen.

De aanvullende beurs wordt verhoogd voor die studenten van wie de ouders niet genoeg verdienen om hun aandeel (volledig) bij te kunnen dragen aan de studie. Deze beurs wordt voor de laagste inkomensgroepen significant hoger dan de huidige aanvullende beurs, zodat deze studenten in beginsel niet meer studievoorschot nodig hebben dan hun leeftijdsgenoten met ouders die een hoger inkomen hebben.

Studenten die een functiebeperking hebben en daardoor studievertraging oplopen, kunnen aanspraak maken op een nieuwe voorgestelde tegemoetkomingsregeling, naast de mogelijkheden die er ook nu al voor hen zijn.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 11 november 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. VVD, Van Vliet, 50PLUS/Klein, D66, GroenLinks en de PvdA stemden voor.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 20 januari 2015 na hoofdelijke stemming met 36 stemmen voor (VVD, D66, PvdA en GroenLinks) en 29 stemmen tegen (SP, CDA, PvdD, PVV, ChristenUnie en OSF) aangenomen. Over een drietal moties die tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel werden ingediend is op 20 januari 2015 gestemd.

De Eerste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft op 27 september 2022 inbreng geleverd voor een nader schriftelijk overleg in reactie op het verslag van een nader schriftelijk overleg van 8 september 2022 met de minister van OCW over de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs (EK 35.788, AA).

Op 2 december 2014 vond een deskundigengesprek over het wetsvoorstel plaats.


Kerngegevens

ingediend

19 september 2014

titel

Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treden van artikel I de onderdelen AQ, subonderdeel 1, en BE, subonderdeel 1, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 september 2010.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel CQ, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Documenten

2