Dit wetsvoorstel regelt in de invoering van de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en de uitbreiding van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciele vragen in rijkswetten. Dit voorstel is het vierde (KEI-IV) en laatste voorstel ter uitvoering van het KEI programma. De wetsvoorstellen KEI-I en KEI-II veranderen het burgerlijk en bestuursprocesrecht en introduceren nieuwe termen. Met KEI-III worden deze nieuwe termen aangepast in alle overige wetten. Daarnaast worden de dagvaarding en het verzoekschrift vervangen door de procesinleiding en belemmeringen voor het digitaal voeren van procedures weggenomen.
Met dit voorstel worden geen inhoudelijke wijziging aangebracht in de aard van civielrechtelijke of bestuursrechtelijke procedures. Het zijn vooral technische wijzigingen, waarbij zoveel mogelijk techniek neutrale termen worden gebruikt omdat procesvoering op papier ook mogelijk blijft.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 34.237 (R2054), A) is op 8 maart 2016 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 5 juli 2016. Het voorstel is op 12 juli 2016 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
De Eerste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft op 6 december 2016 in het kader van toezegging T02351 de brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 29 november 2016 over de besluitvorming van de gefaseerde inwerkingtreding wetgeving KEI (EK, K met bijlage) besproken.
De Eerste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft op 7 juni 2016 een informeel rondetafelgesprek gehouden met personen uit de advocatuur, rechterlijke macht, deurwaarders en vertegenwoordigers van de RvdR, Spir-it, op voorstel van de leden Backer (D66) en Ruers (SP).
Dit wetsvoorstel (KEI-IV) werd betrokken bij de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen KEI-I, KEI-II en KEI-III.
ingediend
24 juni 2015titel
Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
De artikelen van deze rijkswet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, voor verschillende vorderingen en verzoeken en voor de verschillende gerechten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie verschillend kan worden vastgesteld.
1