35.386

Initiatiefvoorstel-Klaver en Ouwehand Wet veilige jaarwisseling



Dit initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Klaver (GroenLinks-PvdA) en Ouwehand (PvdD) voegt aan de Wet Milieubeheer en de Wet op de economische delicten een algemeen vuurwerkverbod voor consumenten toe. Voor consumenten wordt het, met uitzondering van vuurwerkproducten in de categorie F1, verboden om vuurwerk voorhanden te hebben of af te steken. Vuurwerk vanaf categorie F2 mag niet langer meer worden afgestoken door consumenten. De initiatiefnemers vinden de wijze waarop de jaarwisseling in Nederland wordt gevierd een te zware belasting voor de openbare orde en de rechtsorde, de veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.

Met dit voorstel kunnen bij algemene maatregel van bestuur (amvb) soorten vuurwerk worden aangewezen die wel aan consumenten ter beschikking worden gesteld. Het professioneel afsteken van vuurwerk, onder de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde nadere regels, blijft mogelijk. Typen siervuurwerk in de categorie F2 die momenteel legaal zijn, zijn onder andere cakeboxen, sierpotten/fonteinen en grondbloemen. Bij de jaarwisseling van 2019-2020 was 41 procent van de letsels het gevolg van het afsteken van typen siervuurwerk die in de huidige situatie nog legaal zijn. Het voorstel regelt verder dat het voorhanden hebben en afsteken van het verboden vuurwerk, als gevaarzettingsdelict strafbaar wordt gesteld.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 8 april 2025 aangenomen door de Tweede Kamer.

Voor: GroenLinks-PvdA, PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, ChristenUnie, SGP, CDA en VVD.

Tegen: PVV, BBB, SP, FVD en JA21.

De Eerste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) bespreekt op 15 april 2025 de procedure.


Kerngegevens

ingediend

5 februari 2020

titel

Voorstel van wet van de leden Klaver en Ouwehand tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten in verband met de invoering van een vuurwerkverbod voor consumenten (Wet veilige jaarwisseling)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.
  • 2. 
    De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.

Documenten