Verslag van de vergadering van 21 februari 2017 (2016/2017 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.48 uur
De heer Ruers i (SP):
Voorzitter. De SP-fractie stelt tot haar tevredenheid vast dat de regering in het voorliggende wetsvoorstel, op basis van de Europese richtlijn, de positie van slachtoffers op verschillende terreinen wil uitbreiden en verbeteren. Wij steunen de intenties van het wetsvoorstel van ganser harte, omdat het zonder meer nodig is dat de positie van slachtoffers wordt verbeterd. Toch heb ik nog enkele vragen en opmerkingen.
Mijn eerste vraag is hoe het staat met de naleving en de handhaving van de rechten van slachtoffers in ons land. Het is weliswaar te prijzen dat de rechten van slachtoffers nu worden uitgebreid en verbeterd, maar daarmee is nog niet gegeven dat deze rechten, nadat zij op grond van de richtlijn en het wetsvoorstel zijn verbeterd, ook daadwerkelijk worden gegarandeerd zoals het hoort.
Ik moet helaas vaststellen dat veel slachtoffers in de huidige strafrechtelijke praktijk in de kou blijven staan omdat hun rechten niet of onvoldoende worden gehonoreerd, met name de handhaving en de naleving ervan. Hoe komt dat?
De minister zal bekend zijn met het debat dat ik met zijn voorganger in december jongstleden in dit huis heb gevoerd naar aanleiding van de begroting van het ministerie van V en J voor 2017. Bij die gelegenheid heb ik de minister gewezen op de vele onheilspellende berichten over de tekortkomingen bij de politie en het OM. Ik stelde vast dat de minister kort daarvoor bij de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer erkend had dat er grote problemen waren bij de politie, dat het ziekteverzuim nog steeds veel te hoog was en dat de efficiencymaatregelen niet gehaald waren. Aan de hand van een reeks praktijkvoorbeelden heb ik laten zien hoe precair de situatie bij de politie was en helaas nog steeds is.
Na dat debat van december jongstleden zijn er helaas weer enkele ernstige incidenten bij de politie naar buiten gekomen. Uit een enquête van de ACP onder zijn leden bleek onder andere dat de politie te maken heeft met een voortdurend tekort aan middelen, bevoegdheden en mensen. In het recente rapport van de regioburgemeesters en het OM, met als titel "Een robuuste en toekomstgerichte politie!", wordt openlijk gesproken over een opsporingstekort en een handhavingstekort. Jensma schreef in de NRC over een rapport waarin de misère van het OM, de politie en het lokaal bestuur op elkaar wordt gelegd. Ik zal mij hierna beperken tot de onderdelen van het rapport die de positie van slachtoffers aangaan.
Het rapport laat zien dat er ingrijpende maatregelen nodig zijn om de politie kwalitatief en kwantitatief te versterken. Volgens het rapport moet de opsporing naar een hoger niveau worden gebracht en moet er worden geïnvesteerd in mensen. De reeds in gang gezette daling van politiemedewerkers moet worden stopgezet en er zijn dringend 4.500 extra medewerkers nodig. Daarnaast betogen de auteurs van het rapport dat de kwaliteit van de politie omhoog moet en dat er geïnvesteerd moet worden in middelen. Een en ander leidt ertoe dat er een extra structurele investering nodig is van 927 miljoen euro. Ik hoor graag het commentaar van de minister daarop. In de bijlage van het rapport wordt gemotiveerd toegelicht dat er ook sprake is van een ernstig opsporingstekort, waardoor met name de positie van de slachtoffers wordt aangetast. Ik citeer: "In de praktijk komt het echter steeds vaker voor dat noodzakelijke keuzes onder druk staan of niet gemaakt kunnen worden vanwege een tekort aan capaciteit in kwantitatieve of in kwalitatieve zin." Ook wordt erop gewezen dat er een grote kloof bestaat tussen het gemeten slachtofferschap en de geregistreerde criminaliteit. Ik citeer: "In 2015 rapporteerde 18% van de bevolking ouder dan 15 jaar slachtoffer te zijn geworden van een misdrijf. Per 100 inwoners werden 34 misdrijven gerapporteerd. Extrapolatie van dat aantal naar de totale bevolking (...) leidt tot ongeveer 4,5 miljoen ondervonden misdrijven in 2015. De door de politie geregistreerde criminaliteit is echter substantieel lager. De politie registreerde in 2015 960.00 misdrijven, het grootste deel naar aanleiding van een aangifte. Dat is een verschil van 3,5 miljoen met het aantal delicten dat door slachtoffers werd gerapporteerd."
Mijn eerste vraag hierbij aan de minister luidt: herkent en erkent de minister deze cijfers? Mijn tweede vraag luidt: deelt de minister onze conclusie op grond van deze cijfers dat door deze gang van zaken de belangen van heel veel slachtoffers worden geschaad? De derde vraag is natuurlijk: welke maatregelen is de minister op korte en op middellange termijn bereid te nemen om aan deze aantasting van de positie van de slachtoffers een einde te maken?
Voorts blijkt uit genoemd rapport dat van de 960.000 delicten die bij de politie ter kennis kwamen, 57% niet in behandeling werd genomen door wat genoemd wordt "keuzes in de beoordelingsstappen aan het begin van het opsporingsproces". Van de 422.000 zaken die wel in behandeling werden genomen, werden 177.000 dossiers afgerond zonder dat er een verdachte in beeld is gekomen. In totaal werden er 225.000 dossiers afgerond en ingezonden aan het OM of op een andere wijze afgedaan. Van de aan het OM ingezonden dossiers werden er 37.000 direct beoordeeld met een sepot. De overige dossiers werden in het vervolgingsproces ingebracht. Van de totaal geregistreerde criminaliteit over 2015 leidde dus uiteindelijk 18% tot instroom in het vervolgingsproces of werd alternatief afgedaan. Dit verschijnsel wordt ook wel aangeduid als trechterwerking, aldus het rapport.
Mijn vraag hierbij aan de minister luidt: deelt de minister mijn mening dat het in een goed functionerende rechtsstaat niet acceptabel is dat, per saldo, in meer dan 80% van de ter kennis van de politie gebrachte delicten, de slachtoffers met lege handen achterblijven? Zo nee, waarom niet? Maar nog belangrijker, zo ja, welke maatregelen gaat hij nemen om ervoor te zorgen dat de rechten van deze slachtoffers wel worden geëffectueerd?
Een ander voor slachtoffers schadelijk effect van de afbraak bij de politie zien wij bij de lange doorlooptijden in de vervolgingsfase. Het gebeurt regelmatig dat er veel tijd verstrijkt tussen het aanleveren van het onderzoekdossier bij het OM en het moment dat de zaak ter zitting wordt behandeld. En ook daarna duurt de behandeling soms erg lang, met als gevolg dat het meermalen voorkomt dat verdachten strafvermindering krijgen of zelfs worden ontslagen van rechtsververvolging wegens het overschrijden van een redelijke termijn. Hoe denkt de minister in die situatie voor het recht van het slachtoffer op te komen? Of laat de minister ondanks de Europese richtlijn en het wetsvoorstel deze slachtoffers in de kou staan?
Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie zich wil aansluiten bij de volgende conclusie van het genoemde rapport: "Willen wij het maatschappelijk vertrouwen in het strafrecht behouden en in staat blijven de omvang en ontwikkelingen van criminaliteit het hoofd te bieden, dan is het nodig om te investeren in meer en beter gekwalificeerde medewerkers". Graag hoor ik van de minister of hij in het kader van de bescherming van de slachtoffers van criminaliteit daartoe bereid is.
Mijn tweede opmerking betreft de afdwingbaarheid en naleving van slachtofferrechten. De SP-fractie heeft met interesse en waardering kennisgenomen van de antwoorden van de minister op vragen van de SP-fractie hierover. De minister merkte op dat er in de reeks van handelingen in het proces van opsporing en vervolging soms dingen misgaan en dat elke ketenpartner daarin zijn eigen verantwoordelijkheid heeft. Ook geeft de minister aan dat er bepaalde rechten van slachtoffers zijn waarbij het slachtoffer rechtsmiddelen ter beschikking staan, maar dat er ook rechten zijn waarbij niet is voorzien in een rechtsmiddel of een andere vorm van rechterlijke toetsing. Aan de hand van voorbeelden maakt de minister duidelijk waarom hij van mening is dat het introduceren van rechtsmiddelen geen algemene effectieve oplossing kan bieden voor alle gevallen waarin rechten en voorzieningen niet worden nageleefd. Ook merkt de minister op dat het belangrijk is dat de rechten van slachtoffers deel uitmaken van de dagelijkse praktijk van de organisaties in de justitieketen. Dat belang onderschrijven wij, maar wij zijn ook van mening dat als de rechten van de slachtoffers desondanks niet voldoende gewaarborgd worden, het in een rechtsstaat redelijk en passend is dat die rechten zo nodig kunnen worden geëffectueerd door middel van een rechtsmiddel. Deelt de minister die opvatting? Zo nee, waarom niet? En zo ja, welke maatregelen wil de minister daarvoor nemen?
Ik kom bij het slot. Wij stellen vast dat als het gaat om een slachtoffer dat onterecht niet wordt uitgenodigd voor een zitting, de vordering benadeelde partij niet op zitting wordt behandeld, de verdachte wordt veroordeeld en het OM en de verdachte niet in hoger beroep gaan — even afgezien van de mogelijkheid van het slachtoffer om een vordering tot schadevergoeding tegen het OM in te dienen — de regering heeft onderkend dat het slachtoffer er belang bij heeft niet afhankelijk te zijn van het instellen van hoger beroep door de verdachte of het OM. Daaraan voegt de regering toe dat zij een dergelijk voorstel opgenomen heeft in de Contourennota bij de voorgenomen modernisering van het Wetboek van Strafvordering. De SP-fractie onderschrijft dat voornemen van de regering, maar is tegelijkertijd van oordeel dat een dergelijke oplossing ten gunste van het slachtoffer niet langer op zich moet laten wachten en reeds geëffectueerd dient te worden. Graag verneemt de SP-fractie of de minister bereid is het wetsvoorstel nu, of althans op korte termijn, in die richting aan te passen respectievelijk aan te vullen. Ik zie met belangstelling uit naar de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Ruers. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.