Verslag van de vergadering van 8 december 2020 (2020/2021 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.47 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Om alvast met het goede te beginnen: wij zullen alle wetsvoorstellen steunen, het ene nog meer van harte dan het andere, en daar is ook wel een rangorde in te bespeuren.
Ik ben ook blij met wat de staatssecretaris zei over wat hij de "procesbrief" noemt. "Regeren is vooruitzien", zo begon ik gisteren. Hij erkent het belang van het spreiden van fiscale voorstellen, zoals we dat hier — maar ik denk ook aan de overkant — verre prefereren. Hij deelt met ons de zorgen over uitvoerbaarheid en wil richting de formatie heel goed kijken naar hoe dat ook op een verantwoorde en gewogen wijze meegeteld wordt. Hij heeft een aantal fiscale dilemma's genoemd, die ik deel. Daarbij is de draagkrachtcommissie een belangrijk — zeg maar — vervoermiddel. Wat mij aansprak, is dat woord, de "doenvermogentoets" voor de Belastingdienst. Dat vond ik wel een mooie om te onthouden, en ik denk dat de staatssecretaris dat ook niet vergeet.
Wij zijn uiteraard blij met de Commissie Draagkracht. Ik zou de staatssecretaris nog willen vragen — ik heb dat in de eerste termijn wel even genoemd — of hij ook bereid is de fiscale leeftijdsdiscriminatie in algemene zin daarin mee te nemen. Ik moet dan ook even herhalen wat ik gisteren zei, en wat ik in eerste termijn maar niet meer heb aangekaart vanwege de tweede termijn nu, en dat is natuurlijk dat we daar steeds meer voorbeelden van hebben. Sommige, de meeste eigenlijk, zijn al oud: de Bosbelasting, om die toch maar te noemen, de inflatiecorrectie die voor ouderen anders wordt toegepast dan voor de niet-ouderen. Ouderen tippelen sneller naar een hoger tarief omdat ze nu eenmaal wat ouder zijn. Dat is natuurlijk heel raar; dat is echt een vorm van discriminatie.
De tweede is natuurlijk de Wet uniformering loonbegrip, toen in 2013 besloten werd om de zorgpremie die de werkgever betaalt, ter vereenvoudiging onbelast te maken, omdat dat een geweldige vereenvoudiging was. Dat was ook zo. Toen zei men: een groot belastingvoordeel voor de werknemers, een paar duizend euro, daar moet toch wel wat tegenover staan; we gaan het tarief van de eerste schijf met 4% verhogen, van 15% naar 19%. Wat er toen gebeurde — dat noem ik meer dan een bedrijfsongeval — is dat bij de verhoging van die tariefschijf werd gezegd: weet je wat, we nemen de ouderen daar gewoon in mee, daar gaan we geen uitzondering voor maken. Dus de ouderen die er part noch deel aan hadden, gingen 4% meer belasting betalen. De woede daarover bij de ouderen was zo groot dat mijn partij, waar ik toen nog niet voor in de Kamer zat, een paar maanden later in 2013 op 23 zetels stond bij de peilingen. 23 zetels! Zo boos waren alle ouderen. Het is maar een waarschuwing.
Ten slotte noem ik dan nog de fiscalisering van de AOW, die al heel lang plaatsvindt en die ertoe leidt dat sommige partijen nu in hun programma hebben staan dat ouderen 18% AOW-premie moeten betalen terwijl de zelfstandigen nu 0% AOW-premie betalen — het zij ze "gegund" — en de werknemers 3% tot 8%. En dat komt met name door die astronomische arbeidskorting van 22 miljard ofwel een belastingverlaging van 4.000, waardoor men ook bijna geen AOW-premie meer betaalt. Maar genoeg daarover.
Ik hoorde u zeggen — dat vond ik wel een mooie — dat collega-bewindslieden tegen u zeiden: doe wat voor je starters. Ik zou zeggen: neem het mee naar de formatie en als u ook straks in de Kamer zit, wat denk ik ook wel het geval zal zijn, laten we dan met elkaar het mantra gebruiken "doe ook eens wat voor ouderen, vooral de vele ouderen die een laag inkomen hebben". Borgdorff heeft in zijn afscheidsspeech in de NRC vorige week gezegd dat voor het zorgpersoneel, jong en oud, maar met name degenen die nu gepensioneerd zijn, het gemiddeld pensioen €8.000 bruto is en niet zoals per ongeluk in antwoord op vragen van mij in de stukken van Koolmees stond €13.000. Maar daar hebben we het dan volgende week wel over.
Voorzitter. Ik ga hier niet herhalen wat ik over de koopkracht van de ouderen hebben gezegd. Het is duidelijk dat wanneer de koopkracht die al heel weinig verbetering laat zien, namelijk 0,4% volgend jaar, vergeleken met de werkenden, achterblijft bij die CPB-raming van 0,4%, wij van oordeel zijn dat al op 1 juli daarvoor iets moet gebeuren. Ik heb daarvoor de volgende motie.
De voorzitter:
Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de koopkrachtverbetering in 2021 voor gepensioneerden gering is;
verzoekt de regering de ouderenkorting per 1 juli 2021 te verhogen als de koopkrachtontwikkeling voor de gepensioneerden in het eerste kwartaal van 2021 achterblijft bij de CPB-raming,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter J (35572).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Ik heb deze motie met name ingediend om het kabinet een duwtje in de rug te geven. In de zomer — ik moet dat hier toch ook gewoon zeggen, want dat is ook reële politiek — heeft het kabinet ook intensief naar onze fractie gekeken voor de Eerste Kamer. Toen heb ik gezegd: als jullie dit zo belangrijk vinden, dan vinden wij dat er ook iets substantieels voor de ouderen moet gebeuren. Ik constateer helaas dat dit niet het geval is omdat sommige partijen in de coalitie absoluut niet wilden bewegen richting de ouderen.
Mijn tweede motie gaat over de pensioenkortingen. Gisteren of zondag hoorden we dat de PvdA en GroenLinks, die het pensioenakkoord meeondertekend hebben, vinden dat de gevolgen van dat akkoord, waarbij de rekenrente nog zeven jaar zo blijft, dus dat die kortingen niet door mogen gaan en dat er een generaal pardon moet komen. Als wij voorstellen om de regels voor de rekenrente te veranderen, mag dat niet, maar vervolgens roepen ineens een paar partijen die iets hebben ondertekend: dat zal allemaal wel, maar nu een generaal pardon en die regels leggen we even opzij. Met andere woorden: de een mag de regels wel naast zich neerleggen en de ander mag niet pleiten voor een rechtvaardige regeling. Vandaar de volgende motie.
De voorzitter:
Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering pensioenkortingen in 2021 uit te sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter K (35572).
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Even voor de zekerheid: bij welk wetsvoorstel van de tien dient u deze motie in?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Bij de koopkracht, voorzitter, bij de ouderenkorting. Als de ouderenkorting niet wordt verhoogd en de koopkracht dus waardeloos is, is de enige manier om daar nog iets aan te doen, tegen het kabinet zeggen: ga in ieder geval de pensioenen niet verlagen. Als je al geen belastingverlaging krijgt, maar wel een pensioenverlaging ...
De voorzitter:
Dat is mij helder, maar aan welk wetsvoorstel van de tien wilt u deze motie gekoppeld zien? Aan het Belastingplan algemeen?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Bij het Belastingplan. Daar zit de ouderenkorting in, voorzitter.
De voorzitter:
Dus niet bij de overige fiscale maatregelen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee, voorzitter. Daar heb ik ook helemaal niets over gezegd.
Ten slotte de huizenprijzen. Die stijgen door het dak. De waardestijging van de huizen, vooral in de Randstad, is de laatste jaren astronomisch. Daarmee stijgt ook de WOZ-waarde. En nou komt-ie, voorzitter. De afschaffing van de wet-Hillen van een paar jaar geleden heeft veel grotere gevolgen dan we toen konden voorzien. Mensen die nooit met de huurwaarde te maken hadden, omdat ze nooit geleend hebben of allang hadden afgelost — dat zijn hele brave, fatsoenlijke burgers — worden nu gestraft met een huurwaarde die ze moeten aangeven op hun inkomstenbelastingbiljet, dat ze vroeger nooit hadden. Daarom vinden het wij het volledig rechtvaardig om de volgende motie in te dienen.
De voorzitter:
Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de waarde van woningen sedert de afschaffing van de wet-Hillen zeer aanzienlijk is gestegen;
overwegende dat de WOZ-waarde dientengevolge sterk is toegenomen;
verzoekt de regering de wenselijkheid van herinvoering van de wet-Hillen te onderzoeken en rapportage uit te brengen voor Prinsjesdag 2021,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter L (35572).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Dan wil ik de staatssecretaris tot slot bedanken voor zijn bereidheid om nog eens te kijken naar wat ik met hem "de moeilijke gevallen" noem bij de overdrachtsbelasting, bijvoorbeeld als ouders voor een gehandicapt kind van ouder dan 40 jaar een huis kopen. Het gaat erom dat dat kind dat huis dan kan huren en erin kan gaan wonen, want als hij het zelf koopt, verlies hij de toeslagen, met alle gevolgen van dien. Ik ben blij dat de staatssecretaris daar in ieder geval serieus naar wil kijken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66.