Verslag van de vergadering van 8 januari 2021 (2020/2021 nr. 17)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.48 uur
De heer Recourt i (PvdA):
Dank, voorzitter. Laten we juridisch verhullend taalgebruik achter ons laten. Formeel gaat het om een beperking van transport, maar in de praktische uitwerking gaat het vaak om een verbod het eigen land in te komen als niet aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dat is in strijd met artikel 3, tweede lid, Vierde Protocol bij het EVRM en artikel 12 van het IVBPR. De vorige sprekers hadden het er ook al over. Dit artikel — dan heb ik het over artikel 3 — bepaalt dat niemand het recht mag worden ontnomen het grondgebied te betreden van de staat waarvan hij onderdaan is. Dit artikel laat een uitzondering toe. De Raad van State heeft ons daarop gewezen. De regering heeft immers ook de grondwettelijke plicht om over de volksgezondheid te waken, waaronder moet worden verstaan: zo veel mogelijk voorkomen dat virussen, ook gemuteerde, Nederland binnenkomen.
Maatregelen die in dit kader worden genomen, moeten dan wel proportioneel zijn. Dat is het kernbegrip wat mij betreft. De spoedwet die we vandaag bespreken, is na toevoeging van het vijfde lid waarschijnlijk proportioneel in relatie tot het doel dat ze dient, mits de uitvoering ook op deze wijze wordt vormgegeven en uitgevoerd. Proportionaliteit betekent in dit geval, in het geval van de hardheidsclausule van het vijfde lid: oog hebben voor de uniciteit van iedere burger en diens situatie, en die afwegen aan het algemeen belang van de volksgezondheid. Er is over dit principe recent een parlementair onderzoek afgerond en volgens mij was het vanmorgen onderwerp in de ministerraad. Niet iedere terugkeerder is een feestvierende vakantieganger uit Zanzibar die de regels aan zijn laars lapt. Ook niet iedere vakantieganger is vergelijkbaar. Een absoluut verbod is dus niet proportioneel. Daarom, in aanvulling op het debat gister in de Tweede Kamer, de volgende vragen over de uitvoering van met name de hardheidsclausule.
Een hardheidsclausule is er voor omstandigheden die niet bij het maken van de regel te voorzien waren, maar die toch nopen om de regel niet toe te passen. Hardheidsclausules zijn er normaal voor overheden en niet voor vervoersmaatschappijen. Zoals de hele regeling eigenlijk al in zich draagt, vraagt de overheid hier aan vervoersmaatschappijen haar werk te doen rond toelating. Hoe gaat dat dan in de praktijk? Aan de gate van het vliegveld op Zanzibar moet dan de steward van de KLM bepalen of er een onvoorziene situatie is? Worden hem of haar instructies gegeven, anders dan de stelling dat het slechts in zeer uitzonderlijke situaties mag worden toegepast? En hoe toon je als reiziger aan dat je je niet hebt kunnen laten testen? Zijn er bewijzen of vormvoorwaarden? Is er een hotline voor reizigers of vervoersmaatschappijen met het ministerie om vragen te stellen? Wie controleert op basis waarvan of een vervoersmaatschappij de hardheidsclausule terecht heeft toegepast? Kan de minister meer voorbeelden geven dan de aardbeving waar hij het in de Tweede Kamer over had? Tot slot op dit punt: kan de minister toezeggen dat toepassing van de hardheidsclausule, zowel toe- als afwijzingen, door de overheid worden gemonitord en worden beoordeeld op redelijkheid? Het gaat om individuele gevallen, die in het algemeen goed worden afgewogen ten opzichte van het algemeen belang.
Dan nog over de letter van de wet. Er staat nu in het wetsvoorstel dat een reiziger vervoerd mag worden — ik citeer — "indien de reiziger een testuitslag kan tonen aan de aanbieder van personenvervoer en een toezichthouder, waaruit blijkt dat hij op het moment van testen niet was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2". Maar daar kan geen reiziger aan voldoen, want een PCR-test toont dit niet met zekerheid aan. Er zijn ook valsnegatieve uitslagen. Dus de letter van de wet is in die zin problematisch. Kan de minister op dit punt toezeggen dat de regel in de praktijk betekent dat een testresultaat moet worden overgelegd van een betrouwbare kwaliteit en uitvoering? En kan de minister er dan nog op wijzen waar die informatie te vinden is voor reiziger en vervoerder?
Voorzitter, tot slot: mensen die positief testen. Wat doet Nederland in het geval dat iemand ernstig ziek wordt in het buitenland maar er bijvoorbeeld geen ic-capaciteit in dat land is? Is de Nederlandse overheid dan gehouden een dergelijk persoon bij te staan, mogelijk om hem op een bijzondere manier te helpen alsnog naar Nederland te komen? Wat is dan de gang van zaken?
Dan had ik nog de vraag of vaccinatie in de plaats kan komen van een negatieve test, maar daar heeft in ieder geval collega Janssen ook al naar gevraagd. Gezien de tijd stop ik hier en kijk ik uit naar het antwoord op de door mij gestelde vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan de heer Van Dijk namens de fractie van de SGP.