Plenair Van Rooijen bij behandeling Verduidelijking tijdelijke grondslag voor regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer



Verslag van de vergadering van 8 januari 2021 (2020/2021 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik sluit mij volgaarne aan bij de woorden die u aan het begin heeft gesproken over de gebeurtenissen van 6 januari 2021, over wat zich afgespeeld heeft binnen en buiten het Capitool in Washington, het hart van de Amerikaanse democratie. In ons hart van de democratie, in deze historische Ridderzaal, wegen wij onze woorden en debatteren wij met respect.

Voorzitter. 50PLUS steunt de doelstelling van het wetsvoorstel, omdat die gericht is op het voorkomen van verdere verspreiding van het virus, waarbij het essentieel is en blijft om oplossingen te bieden voor burgers voor wie de PCR-test in het buitenland niet beschikbaar is terwijl er voor hen een dringende noodzaak bestaat om onverwijld terug te keren naar Nederland, zoals in het geval dat er iemand overleden is. 50PLUS volgt in beginsel de rechterlijke uitspraak. De voorzieningenrechter heeft gezegd dat het werken met noodverordeningen voor deze inperking van grondrechten niet voldoende is. De Wet tijdelijke maatregelen covid-19 staat verplicht testen ook niet toe, conform het advies en het standpunt van de Raad van State. Daarom wordt vandaag, onder grote druk, dit wetsvoorstel behandeld, voor het eerst in 70 jaar weer op een vrijdag. Kan de minister in relatie met dit wetsvoorstel nader ingaan op het Vierde Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, waarin is bepaald dat niemand het recht ontnomen mag worden het grondgebied te betreden van de staat waarvan hij onderdaan is? Anders gevraagd en gezegd: hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich met de internationale verdragen zoals het EVRM?

Voorzitter. De in de Tweede Kamer aangenomen motie op stuk nr. 14 (35695) van mijn collega Van Otterloo en van Paternotte van D66 stelt dat er bij aankomstplaatsen van de georganiseerde vervoersmodaliteiten voldoende sneltestcapaciteit moet zijn, zodat iedereen die geen PCR-test heeft ondergaan direct bij aankomst getest kan worden. Kan de minister de garantie geven casu quo de toezegging doen dat bij de inwerkingtreding van deze wet die sneltestcapaciteit overal gerealiseerd is? Of meent de minister dat daar wederom een termijn mee gemoeid is en, zo ja, hoelang is die termijn dan? Anders gezegd: hoe kort zal die moeten zijn voor een effectief werken van de regeling? Meer specifiek: kan straks bijvoorbeeld direct bij aankomst op Schiphol de sneltest plaatsvinden bij die categorie reizigers die zonder PCR-test zijn vertrokken? Zo nee, hoelang zal het duren voordat op alle plekken deze capaciteit op orde is? Graag een duidelijke reactie van de minister.

Veel vragen zijn al gesteld. Die hoef ik hier niet te herhalen, maar ik sluit me nog even aan bij twee vragen. Collega Janssen vroeg volgens mij terecht waarom de Duitse regeling niet overwogen is, die wellicht toch minder gecompliceerd en minder juridisch kwetsbaar is. Ook sluit ik me aan bij twee vragen van collega Van Pareren. Hij vroeg waarom er een beperking is tot de PCR-test en wees daarbij op Australië. Ook vroeg hij hoe het zit met het verkeer per auto.

Voorzitter. Het aanwezig zijn van een hardheidsclausule is heel belangrijk voor de praktijk en dus ook in dit geval. Bij de belastingwetgeving kennen we 'm. We hebben bij de toeslagen ook gezien dat als hij ontbreekt, dat tot rampzalige gevolgen voor de burger leidt.

De heer Backer i (D66):

Ik ken de motie-Paternotte/Van Otterloo, maar dat is eigenlijk toch een ultimum remedium. Je wilt toch dat de test gedaan is bij het instappen, omdat je in een vol vliegtuig natuurlijk anderen kunt besmetten. Dat is trouwens ook voor een deel het punt waar de heer Van Hattem op inging. Transferpassagiers zitten daar ook in. Die gaan zich daarna ook weer verspreiden. Dat vliegtuig zelf is dus een infectiehaard geworden. Bent u het dus met me eens dat het een ultimum remedium is om dit, als het echt niet anders kan, op de luchthaven te doen? Dat is natuurlijk ook anders dan het Duitse voorstel.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, dat ben ik met de heer Backer eens. Om het nog breder te trekken: het kabinet en de Kamer delen de opvatting dat wij in coronatijd de 1,5 meter moeten aanhouden. Daar hoort inmiddels bij: blijf thuis en reis niet. Bij dat advies sluit aan dat als je reist, je aan het begin eigenlijk al de effectiefste maatregelen moet treffen. Als dat niet plaatsvindt, moet datgene wat wij vandaag bespreken in ieder geval bij aankomst goed geregeld en gewaarborgd zijn.

Voorzitter. Ik maak nog één opmerking over het EVRM. Dat is een heel boeiend vraagstuk. Het speelt inderdaad bij alle grondrechten. Het speelt ook bij het eigendomsrecht. Voor het eigendomsrecht kennen we bijvoorbeeld artikel 5 van onze Grondwet. We kennen artikel 17 van het Europees Handvest en we kennen artikel 1, het protocol bij het Verdrag voor de rechten van de mensen, die gaan over het beschermen van het eigendomsrecht. Het zal u niet verbazen dat ik aanspoor dat te doen, omdat dat ook bij beperking van de pensioenrechten, waar dit kabinet een geweldig voorstander van is, aan de orde komt. Ik voorspel u dat daar nog hete debatten en vele procedures gaan plaatsvinden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan mevrouw Prins-Modderaar namens de fractie van het CDA.