Plenair Van der Voort bij behandeling Bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19



Verslag van de vergadering van 23 februari 2021 (2020/2021 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.43 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Voort i (D66):

Voorzitter. Vooreerst wil ik zeggen dat mijn fractie het geen probleem vindt dat ik als intensivist en als afdelingshoofd van een academische intensivecareafdeling met covidpatiënten het woord voer. Integendeel zelfs. In mijn bijdrage zal ik focussen op de verlenging van de Wet tijdelijke maatregelen. Ik betrek bij dit debat het beleid dat deze verlenging van maatregelen nodig maakt.

Graag zetten wij als D66-fractie samen met de bewindspersonen de klokken weer gelijk. Dat doen wij met een constructieve maar wel kritische houding, want er is lering te trekken uit het tot nu toe gevoerde beleid. Dat doet overigens niets af aan de oprechte waardering voor de tomeloze energie en de inzet van de minister van VWS en het hele kabinet. De maatregelen zijn bedoeld om de alsmaar aanhoudende verspreiding van het respiratoire virus SARS-CoV-2 te beteugelen. Op zichzelf is het al een interessante observatie dat een herhaalde verlenging van maatregelen in Nederland nodig is, terwijl inwoners van andere landen al een min of meer normaal bestaan kunnen leiden. Kan de minister uitleggen hoe het mogelijk is dat in landen zoals Australië, Nieuw-Zeeland, China en Israël vrijheidbeperkende maatregelen veel minder nodig zijn dan in Nederland? Kennelijk is dat mogelijk, maar onze strategie heeft dat tot nu toe niet bereikt. Graag een uiteenzetting van de redenen hiervoor door de minister van VWS.

Voorzitter. De toelichting op het ontwerpbesluit verlenging Twm stelt: "het beperken van de influx van virusvarianten uit het buitenland". Kan de minister toelichten hoe in dat beleid past dat vluchten uit Zuid-Amerika niet naar Nederland mogen komen, maar er vliegtuigen uit Zuid-Amerika naar andere landen in Europa vliegen, waarna de reizigers overstappen en Nederland bereiken? Waarom zijn er nu, een jaar na het begin van de pandemie, nog geen sluitende Europese afspraken over reizen, testen, maatregelen en vaccineren? En hoe concreet zijn er eigenlijk plannen om een uniform Europees pandemiebeleid te voeren?

De D66-fractie erkent dat verspreiding van SARS-CoV-2 reden is om maatregelen te treffen. In beginsel steunen we dus het beleid. Initieel werd dit onder de slogan "flatten the curve" voor ieder begrijpelijk en aanvaardbaar gemaakt. Na een redelijk zorgeloze zomer zijn de vrijheidbeperkende maatregelen alsmaar uitvoeriger en strenger geworden. In de vooruitzichten die door OMT-leden keer op keer worden voorgespiegeld is het somberheid troef. Het lukt het kabinet bijna niet om in de finale afweging voor de burgers enig perspectief te bieden anders dan vaccineren. Het vaccineren kwam echter laat op gang en de aantallen geleverde vaccins zijn steeds weer minder dan beloofd. Het gebrek aan perspectief leidt tot alarmerende berichten over jeugd en andere groepen. Op last van OMT-adviezen bestaat de strategie van het kabinet uit het steeds strenger maken van de vrijheidbeperkende maatregelen om zodoende het aantal besmettingen, met in het kielzog ziekenhuisopnames en ic-bezetting, te verlagen. Vanwege onvoldoende effect moet het nog strenger.

Als onze fractie op afstand naar de gebeurtenissen van het afgelopen jaar kijkt, zien wij drie patronen. Die zal ik achtereenvolgens toelichten. Graag op ieder van deze patronen een reflectie van de minister van VWS. Ten eerste is dat een steeds krampachtiger en restrictiever maatregelenbeleid, ten tweede het laat, of te laat inzetten van nieuwe strategische keuzes, en ten derde — wat ons nog het meest bezorgd maakt — een zich steeds verder beperkende dialoog met de samenleving.

Eerst het beeld van een steeds restrictiever beleid dat alsmaar niet het gewenste effect heeft. In mijn vak op de intensive care leer ik intensivisten in opleiding dat, als het niet lukt om met een bepaalde behandelwijze verbetering te bewerkstelligen bij een zieke patiënt, een andere strategie als vervanging of aanvulling wel succesvol zou kunnen zijn. Vervang het ene antibioticum door een ander of voeg er een toe, ook al is het eerst gebruikte antibioticum normaal gesproken effectief. Mijn vraag aan de minister van VWS is dan ook: welke alternatieve "antibiotica" heeft u onderzocht om zogezegd een tweede spoor te berijden?

Het OMT is hierin niet per se de ideale adviseur. Ik ken mijn gewaardeerde collega's uit het OMT goed, maar weet uit ervaring dat zij in een eigen groef kunnen blijven ronddraaien. Zo hebben microbiologen in het huidige OMT zich ruim twintig jaar met hand en tand verzet tegen een door intensivisten ontwikkelde antibiotische strategie voor beademde ic-patiënten. Na invoering door intensivisten bleek deze de sterfte met ongeveer 20% te reduceren, waarna de microbiologen zich alsnog schoorvoetend achter dit beleid schaarden. Ook de covidpatiënten aan de beademing op de ic worden nu succesvol op deze manier behandeld. Ik deel dit historisch perspectief omdat het aangeeft dat het OMT soms een zetje in de rug nodig heeft.

Het tweede spoor wordt voor D66 en andere partijen gevormd door het betrekken van economen, sociologen en gedragswetenschappers in een adviesorgaan. Je kunt dat een "MET" noemen; een Maatschappelijk Economisch Team. Zij kunnen een tweede spoor voorbereiden dat rechtdoet aan de verlangens uit de samenleving zonder af te doen aan het doel van de afname van verdere verspreiding. Wellicht moet de Wpg hier nog eens op worden aangepast.

Ondanks een strenger beleid blijken de maatregelen niet te kunnen worden versoepeld. Waarom zou dat met nog meer maatregelen wel gaan lukken? We zwemmen alsmaar dieper in de maatregelenfuik. Om het inzwemmen in een fuik te voorkomen, is er een keerwant. Maar die zijn we in het begin al bewust gepasseerd. We zijn ook al enkele inkelingen gepasseerd. Inkelingen zijn trechtervormige netten in een fuik. De vraag is dus of we nog uit deze maatregelenfuik kunnen ontsnappen. In een goede fuik is er nog een ontsnapping mogelijk, namelijk via een zogenaamd ontsnappingsruifje. Dat is een stuk netwerk met grotere mazen dan de fuik zelf, maar met kleinere mazen dan het keerwant. De vraag is hoe het ontsnappingsruifje van de coronamaatregelenfuik eruitziet.

Ik schets in dit betoog wat contouren van dat ontsnappingsruifje. Deels komen die contouren voort uit het tweede patroon waarop de D66-fractie graag een reflectie van de minister wil horen, namelijk het laat of te laat inzetten van nieuwe strategische keuzes. Ik noem een paar voorbeelden. Het vergroten van testcapaciteit door het niet gebruiken van commerciële laboratoria vertraagt het testbeleid. Pas laat werd de strategie aangepast. Het beperkte gebruik van persoonlijke beschermingsmaatregelen in de thuiszorg is ook beleid dat later werd bijgesteld. De vaccinatiestrategie werd te laat uitgewerkt en geïmplementeerd en wordt ook na aanpassingen nog steeds bekritiseerd. Experimenten die in een exitstrategie passen, worden rijkelijk laat uitgevoerd. De testmaatschappij had er al in volle omvang kunnen zijn, want testen kunnen we al sinds april vorig jaar.

Wij zien een gemeenschappelijk kenmerk in de meeste van deze voorbeelden, namelijk het willen gebruiken van bestaande structuren binnen het zorgstelsel die voor een dergelijk volume niet geëquipeerd zijn. Wij begrijpen wel dat dit de voorkeur van de minister heeft, maar realistisch gezien kan een dergelijke inspanning niet verwacht worden van deze instanties. Een strategie die hier vanaf het begin rekening mee houdt zou wat ons betreft te prefereren zijn boven het later bijstellen van strategieën.

Onze zorg ligt in het zich herhalen van bij nader inzien verkeerde keuzes. Daarnaast worden er verschillende uitgangsprincipes gebruikt, waardoor de maatregelenstrategie en de vaccinatiestrategie niet met elkaar in lijn zijn. De vaccinatiestrategie gaat uit van het beschermen van kwetsbaren, terwijl de maatregelenstrategie wordt gestuurd door de druk op de zorg. De vaccinatiestrategie is bovendien vertraagd ingevoerd en de leveringen van vaccins zijn onzeker. Door de gekozen vaccinatiestrategie zal het tot ver in het jaar duren voordat maatregelen kunnen worden versoepeld. Het lijkt onze fractie goed om vanuit die verwachting transparant naar de burgers te communiceren hoe een en ander binnen die situatie wél mogelijk is.

Een totaalvisie ontbreekt, of heb ik gemist. Een routekaart is nog geen exitstrategie, en een exitstrategie bestaat wat ons betreft niet alleen uit wachten met het afbouwen van maatregelen tot een meerderheid is gevaccineerd. Er zijn ondertussen experimenten die passen in een exitstrategie, maar ze vormen nog geen samenhangend geheel en ontberen een duidelijke tijdslijn die perspectief biedt. Waarom mag bijvoorbeeld nog steeds niet door burgers zelf thuis getest worden, in plaats van door gecertificeerd zorgpersoneel, zodat daarmee school- of restaurantbezoek of evenementen mogelijk zijn? Een voetbalwedstrijd met 1.500 personen, een theatervoorstelling met 500 personen en een app met negatief testbewijs zijn prima, maar zo laat ingezet dat de uitrol gaat samenvallen met bescherming door vaccinatie.

Het beleid is traag en fragmentarisch, en biedt daarmee voor de bevolking weinig perspectief. Heden is het maken van een strategie voor gedifferentieerde toepassing van maatregelen bij gevaccineerden actueel. Het onderbrengen hiervan bij het OMT maakt ons bezorgd over de eerdergenoemde groef. Tot nu wordt vastgehouden aan het adagium dat iedereen gelijktijdig de maatregelen afbouwt. Het is begrijpelijk om iedereen gelijk te behandelen, maar gevaccineerden zijn ongelijk aan ongevaccineerden. Met toenemende aantallen gevaccineerden is het gelijkheidsprincipe niet lang meer houdbaar. Ons advies is om daarop voor te sorteren, liever dan later opnieuw op onze schreden terug te keren.

Het derde patroon is de steeds beperkter wordende dialoog tussen kabinet en samenleving. In het voorjaar bespeurden wij een open houding om met elkaar een beleid te maken, met elkaar te zoeken naar wat mogelijk was, samen tegen corona. Hoe hol klinkt die frase ondertussen? Inhoudelijk goede voorstellen uit de samenleving worden niet gehoord. Nu hangen er posters in de abri's om het kabinet te bereiken. Ook mijn eigen, toch niet zo slechte, voorstel over het vaccineren van mannen met overgewicht heeft geen inhoudelijk gesprek opgeleverd. Wil de minister toezeggen extra inspanningen te leveren om deze dialoog met de samenleving, ook als het gaat om inhoudelijke voorstellen, actief te voeren? We zien uit naar de contouren van het ontsnappingsruifje zoals het kabinet die ziet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. U bent aan het eind van uw inbreng?

De heer Van der Voort (D66):

Ik ben aan het eind van mijn inbreng.

De voorzitter:

De heer Janssen, namens de SP.

De heer Janssen i (SP):

Als eerste diep respect voor wat de heer Van der Voort in het dagelijks leven doet. Diep respect daarvoor. Maar ik heb net goed geluisterd naar de heer Backer. Mijn vraag is of dit nu is wat D66 vindt dat de rol van de Eerste Kamer moet zijn? Dus om hier in detail maatregelen, posters, abri's et cetera te bespreken in plaats van het hier te hebben over onze rol in de wetgeving?

De heer Van der Voort (D66):

Onze inschatting was dat dit debat twee aspecten behelst. Ten eerste de rol van de Eerste en Tweede Kamer zoals die door de heer Backer is beoordeeld. En ten tweede de maatregelen die de basis vormen voor een alsmaar nodige verlenging van de Twm.

De heer Janssen (SP):

Vindt D66 bij monde van de heer Van der Voort dan dat maatregelen die uitgebreid iedere week in de Tweede Kamer worden besproken, ook in deze Kamer nog een keer herhaald moeten worden?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van der Voort.

De heer Van der Voort (D66):

Wij vinden dat duidelijk moet zijn hoe wij denken over de maatregelen die leiden tot het verlengen van de Twm, waar wij vandaag over spreken.

De voorzitter:

Meneer Janssen, tot slot.

De heer Janssen (SP):

In hoeverre wijkt dat dan af van het standpunt dat D66 in de Tweede Kamer inneemt?

De heer Van der Voort (D66):

Wij maken onze eigen afweging. Uiteraard spiegelen wij die aan wat onze collega's vinden. Maar wij vinden dat wij hier een eigen opinie kunnen vormen en die hier kunnen uiten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Recourt, namens de fractie van de Partij van de Arbeid.