Verslag van de vergadering van 23 maart 2021 (2020/2021 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.14 uur
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Als ik zo naar het debat kijk dat we vandaag gehad hebben, dan kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het af en toe leek op een soort roast van de heer Koerhuis en mevrouw Van Toorenburg. Zij verraadde in haar vurige pleidooi dat ze inderdaad veertien jaar ervaring heeft als Tweede Kamerlid. Ze heeft hun wetsvoorstel met passie verdedigd. Dat was mooi om te zien. Wat de inhoud betreft moet ik er het volgende bij zeggen. Wij als Eerste Kamerleden moeten echt kijken naar zorgvuldigheid. We moeten ook kijken of een wetsvoorstel goed uitvoerbaar, handhaafbaar en rechtsstatelijk is. Aan die kwaliteitsnormen, de normen die we zouden moeten stellen, vind ik dat dit wetsvoorstel niet voldoet. Dat moet ik toch eerlijk namens mijn fractie zeggen.
Heel in het kort, want het heeft geen zin om ál die argumenten weer te herhalen: ik zie weliswaar dat door initiatiefnemer Van Toorenburg is gezegd dat het geen marginale toetsing is, maar in de uitleg komt het daar toch heel erg dichtbij. Als we dan kijken naar hoe de ketenpartners zich opstellen en ons adviseren, dan merken we dat ze zeggen: nee, dit wetsvoorstel moeten jullie niet aannemen; doe ons dit niet aan, want in de praktijk kunnen we daar niet mee uit de voeten. Maar als we kijken naar hoe de praktijk zich ontwikkeld heeft nadat het initiatiefwetsvoorstel was ingediend, dan merken we dat de ketenpartners zeggen dat de problemen zoals ze geschetst worden, zich in de Amsterdamse praktijk niet meer voordoen. Daaruit kun je afleiden dat de initiatiefnemers inderdaad resultaten hebben geboekt met hun initiatiefwetsvoorstel, want de praktijk is veranderd en die problemen doen zich in veel mindere mate voor: 80% minder dan indertijd, zo hebben zij ons laten weten.
Deugdelijke onderbouwing is nodig. De minister heeft in zijn brief van 18 maart gezegd: nou ja, dat moet maar blijken uit de praktijk; na drie jaar of eerder hebben we een evaluatie. Ik vind dat dat geen goede manier is om naar wetgeving te kijken. Uitvoerbaarheid is voor Eerste Kamerleden van belang als ze een wetsvoorstel beoordelen. Op basis van wat alle ketenpartners ons melden, zal ik mijn fractie — dat zeg ik hier open — adviseren om dit wetsvoorstel af te stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.