Plenair Van Ballekom bij behandeling Algemene Financiële Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2024 (2024/2025 nr. 08)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.40 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Voorzitter. Vooraleer welkom aan de beide bewindslieden. Prioriteiten stellen en keuzes maken is dagelijkse kost voor politici en beleidsmakers, en dat begint al bij het opstellen van de bijdrage voor de Algemene Financiële Beschouwingen. Waarop ga ik in namens de fractie in de beperkte tijd die hiervoor staat? Want begrotingen zijn vooral beleidsdocumenten in plaats van financiële documenten. Vandaar dat mijn fractie sinds jaar en dag bepleit om de Algemene Politieke Beschouwingen en de Financiële Beschouwingen samen te voegen. Misschien moeten we de suggestie van mevrouw Lagas om meer aandacht te besteden aan Verantwoordingsdag of populair gezegd "gehaktdag" nader bestuderen. Wat is er terechtgekomen van alle goede voornemens en plannen? Dat past volgens mijn fractie wel bij de zo vaak bediscussieerde reflecterende rolneming van de Eerste Kamer. Laten we dit onderwerp even parkeren en terugkomen op de punten die wij vandaag graag willen bespreken, maar niet dan nadat ik namens de VVD-fractie gezegd heb dat we de inzet van de minister prijzen, waardoor het vandaag zinvol blijft om de Financiële Beschouwingen te houden.

Voorzitter. De punten van aandacht zijn ten eerste de vergrijzing en als tweede het begrotingsbeleid. Vervolgens heb ik enkele opmerkingen over de lastendruk en de koopkracht en ten slotte over het armoedebeleid. De kosten die samenhangen met de vergrijzing bepalen voor een belangrijk deel de uitgaven van het Rijk. De kosten van zorg blijven stijgen, zeker ook van de langdurige zorg. Zonder robuust beleid blijven deze onbeheersbaar. Daarenboven is de verwachting van deskundigen dat het verlagen van het verplichte eigen risico een extra aantrekkende werking zal hebben op de zorgvraag. Herkent de minister zich in de zorgen van die deskundigen? Zijn de kosten ingeboekt inclusief of exclusief deze vermoedelijk aantrekkende werking? Is daarbij ook meegenomen dat de toch al stijgende zorgpremies deels moeten worden gecompenseerd door een verhoging van de zorgtoeslag? Naar alle waarschijnlijkheid zullen Henk en Ingrid niet profiteren van die zorgtoeslag, omdat hun gezamenlijk inkomen net wat te hoog is. En wat zijn de ontwikkelingen op het terrein van de langdurige zorg?

De vergrijzing heeft niet alleen een effect op de zorgkosten, maar ook op het arbeidspotentieel. Daarom benadrukt de VVD voortdurend dat meer werken moet lonen. De aangekondigde subsidieregeling voor Meer uren werkt!, een regeling die overigens van half januari tot half februari volgend jaar openstaat voor werkgevers en werknemers, voor een bedrag van 6,6 miljoen euro, zal naar alle waarschijnlijkheid niet het verschil maken. Maar meer werken is noodzakelijk om de arbeidstekorten op te vangen. Met alle respect, de reactie van de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen was onbevredigend, zeker tegen de achtergrond dat de arbeidsparticipatie in Nederland al boven de 73% ligt. De grenzen zijn dus in zicht.

Ook de groei van de arbeidsproductiviteit stokt. Hier moet echt beleid op komen. De instandhouding en verhoging van allerlei toeslagen helpen hier echt niet bij. Het verhoogt wat wij en anderen de "armoedeval" noemen. Op dat punt moeten wij het tij keren. Ik kom daar later nog op terug.

In een vergrijzende samenleving is het ook van belang dat de pensioenvoorzieningen op orde zijn. Ondanks alle kritiek van mijn goede vriend Van Rooijen mag Nederland zich in de handen knijpen: als enige land in de EU heeft Nederland een substantiële pensioenpot van ongeveer 1.800 miljard euro. De vragen die mijn fractievoorzitter hierover gesteld heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen, bleven jammer genoeg onbeantwoord. Een mankerende pensioenvoorziening in lageschuldenlanden, zoals het geval is in de Baltische staten, is nog wel op te vangen bij een verlaagde invoering van hervormingen. Maar de vraag is hoe hogeschuldenlanden hiermee omgaan, zoals Frankrijk, Italië, België of Griekenland, om er slechts enkele te noemen. Dit zijn landen waar ook de pensioenuitgaven rechtstreeks uit de begroting gefinancierd worden. Ik vrees dat ze er niet mee omgaan. Dat is voor Nederland een extra risico.

Hogeschuldenlanden denken hun problemen te kunnen oplossen door inflatie. Dat was voor de invoering van de euro altijd hun beleid. Hogeschuldenlanden zijn ook unaniem van mening dat het introduceren van Europese belastingen de oplossing is. Daar zijn wij mordicus tegen en dat noemen wij: afwentelen. Hogeschuldenlanden zijn ook unaniem voor de uitgifte van eurobonds. Ook dat valt onder de noemer "afwentelen". Daarom is de VVD tegen. Het is overigens niet verwonderlijk dat de heer Draghi daar een groot voorstander van is. Daar kan ik nog wel nader op ingaan. Dit alles zeg ik niet omdat wij de EU geen warm hart toedragen, maar louter en alleen omdat wij slecht beleid niet willen belonen en ons sterk willen maken voor een gezond macro-economisch beleid en gezonde overheidsfinanciën. Ik hoop dat de minister in zijn reactie gaat zeggen dat ik volkomen gelijk heb, maar mijn wedervraag is dan: hoe houdt de minister onze Europese vrienden bij de les? Denken we nu werkelijk dat onder het nieuwe Stabiliteits- en Groeipact boetes worden opgelegd en noodzakelijke hervormingen worden doorgevoerd? Een naïeve ambtsvoorganger van de minister was ervan overtuigd. Hoe interpreteert de minister de recent aangenomen verklaring van de Europese Raad om de werking van de interne markt te verdiepen en de economische groei te versterken? Absoluut noodzakelijk, minister, maar eenzelfde verklaring hebben we twintig jaar geleden ook al aangenomen en de kloof tussen de Verenigde Staten en Europa is alleen maar breder geworden. Wat is nu het verschil met deze prachtige verklaring?

Meneer Hartog staat al een tijd te wachten, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ja. Maar ik laat u even uitpraten, meneer Van Ballekom. De heer Hartog, namens Volt.

De heer Hartog i (Volt):

Dank u, voorzitter. En bovendien is de heer Hartog heel geduldig. Ik heb een vraagje over het afwentelingseffect. De heer Van Ballekom noemt dat zo. Er is ook een afwentelingseffect in de euro. Hoe kijkt u daar dan tegenaan? Het is een heel systeem van het samen met elkaar doen. Dan kan je alles "afwenteling" noemen, maar hoe kijkt u dan naar het feit dat de appreciatie van munten niet meer mogelijk is binnen de euro? Is dat dan ook niet een soort afwenteling en hoe verhoudt zich dat tot wat u zojuist heeft genoemd?

De heer Van Ballekom (VVD):

Wij hadden het idee bij het opstellen van het Stabiliteits- en Groeipact in 1993 dat de lidstaten zich zouden houden aan de hervormingen die zijn overeengekomen. Meneer Hartog weet net als ik dat elk jaar in de Ecofin-Raad de landenspecifieke aanbevelingen worden aangenomen. Als die zouden worden uitgevoerd naar de letter van wat er op papier staat, denk ik dat wij veel minder problemen in de Europese Unie zouden hebben dan we vandaag zouden hebben. Of hebben, jammer genoeg.

De heer Hartog (Volt):

Ik ben het met de heer Van Ballekom eens dat de landenspecifieke aanbevelingen heel nuttig zijn, ook voor Nederland. Een van de aanbevelingen is om de hypotheekrenteaftrek af te schaffen. Maar mijn vraag blijft toch of u niet bezig bent met een selectief afwentelingsverhaal in plaats van met een integraal verhaal.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat het een integraal verhaal is. Ik denk dat de Europese begroting ervoor is om de interne markt te verdiepen, inderdaad — ik heb de minister ook gevraagd hoe hij over de nieuwe verklaring denkt — en dat het een gezamenlijke inspanning is. Maar solidariteit, meneer Hartog, moet van beide kanten komen en niet van sommige lidstaten die de rekening betalen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Hartog.

De heer Hartog (Volt):

Dan vraag ik de heer Van Ballekom of solidariteit niet moet komen van het gevoel om dingen samen te doen in plaats van je tegen elkaar af te zetten, maar ik laat het erbij.

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar is het hele experiment op gestoeld, dat we dingen samen doen. Maar dan moeten we ze ook samen doen en dat gebeurt niet altijd.

Voorzitter. Vorig jaar hebben we nadrukkelijk aandacht besteed aan het begrotingsbeleid en dat is dit jaar minder noodzakelijk. Het eerste hoofdstuk van de Miljoenennota opent er zelfs mee en de regels zijn helder. We gaan ervan uit dat opschrijven ook handhaven betekent. En zo niet, dan mag de minister ervan verzekerd zijn dat de VVD-fractie haar geheugen voortdurend zal opfrissen. Het is goed vast te stellen dat er op Financiën een andere wind waait. Misschien kan die soms wat guur zijn, maar zeker met het oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de lange en middellange termijn is dat niet anders dan dringend noodzakelijk. Tot ons chagrijn moesten we vorig jaar vaststellen dat het beleid van de regering schuurde met de Europese afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact en ook schuurden met de Wet houdbare overheidsfinanciën, die evenmin naar de letter werd nageleefd. Dat ook hier op teruggekomen wordt, is een goede zaak.

Dat neemt niet weg dat er punten van zorg overblijven. In '24 en '25 voldoet de begroting strikt formeel nog aan de collectieve vereisten, maar bij de preventie is dat nog maar de vraag. Er is nauwelijks enige marge om tegenvallers te kunnen opvangen. Het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank en de Raad van State zijn daar terecht kritisch over en wij zouden dat ook graag anders hebben gewild. Hoewel een reprimande vanuit Brussel niet voor de hand ligt, zou het toch verstandig zijn om niet al te lang, zoals eerder gezegd door anderen, op de vluchtstrook te rijden met het gevaar om in de berm terecht te komen. Met andere woorden: een laag tekort, een lage schuld, zegt lang niet alles over de ontwikkelingen in de toekomst, zeker niet in de wetenschap dat alle ramingen fluïde zijn.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

De heer Van Ballekom heeft het over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn en over tegen de begrotingsregels aan schuren in de afgelopen jaren. Ik zou de heer Van Ballekom graag willen vragen of hij wil reflecteren op het verschil, de discrepantie tussen het schuren met de begrotingsregels op papier en de voorspellingen vooraf van het CPB en ook van het ministerie van Financiën, en hoe daar vervolgens het begrotingsbeleid op gevoerd is, hoe het in de praktijk heeft geschuurd, als je achteraf kijkt naar hoeveel er is uitgegeven en hoeveel er is binnengekomen, en wat dan het begrotingstekort was.

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar kom ik nog op terug. Dat gaat over de ramingen en het feit dat vanwege allerlei oorzaken het beleid minder snel gerealiseerd kon worden dan voorgenomen is. Zoals u weet, zijn ramingen altijd fluïde — daar kom ik nog verder op terug — maar dat wil niet zeggen dat we op voorhand al te positief moeten zijn. Want wanneer we de uitgaven gedaan hebben, is het moeilijk om terug te keren naar het normale pad.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik vraag me in dat kader wel af of de heer Ballekom in ieder geval het belang van realistisch ramen onderkent en of hij onderkent dat het mogelijk een probleem is dat de ramingen uiteindelijk achteraf gezien altijd anders uitkomen of dat die ramingen niet uitkomen. De heer Van Ballekom heeft het erover dat geld op de plank is blijven liggen. Maar het blijkt toch ook dat we als het gaat om het ramen consequent ook aan de inkomstenkant, dus niet alleen aan de uitgavenkant, te conservatief geraamd hebben, dus dat er veel meer is binnengekomen aan belastinginkomsten dan geraamd was? Dat gaat over de periode 2015-2023 om in totaal 88 miljard. De huidige staatssecretaris voor Fiscaliteit zal dat bedrag overigens bekend in de oren klinken, maar toen had hij nog een andere rol. Er is dus 88 miljard meer binnengekomen aan belastinginkomsten dan geraamd. Als je dat anders geraamd had, had je toch eigenlijk ook meer kunnen uitgeven en tegelijkertijd binnen die Europese begrotingsnormen, die de heer Van Ballekom van de VVD-fractie zo belangrijk vindt, kunnen blijven?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ga niet ervan uit dat het Centraal Planbureau en de mensen op het departement van Financiën niet hun best doen om realistisch te ramen. Het is altijd zo dat ramingen fluïde zijn, maar er is natuurlijk ook een gevaar wanneer je jezelf te rijk rekent. Hoe moet je de zaak dan verder inrichten? Ik denk dat er andere oorzaken zijn dan realistisch ramen. Ik denk aan het arbeidstekort, waar we net over gesproken hebben, en aan dat sommige projecten worden stilgelegd vanwege stikstofdeposities die er niet zijn en zo kan ik nog wel een tijd doorgaan. Die hebben er eigenlijk voor gezorgd dat het beleid dat we voorgenomen hadden minder snel kan worden uitgevoerd. Maar ik ga ervan uit — ik ben daar eigenlijk zeker van, zeker ook als oud-ambtenaar van Financiën — dat we er alles aan doen om realistisch te zijn in onze ramingen, geholpen door allerlei andere instellingen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot. Misschien kunnen we elkaar vinden op het punt dat we ons inderdaad niet te rijk moeten rekenen, maar dus ook niet te arm moeten rekenen. Als je kijkt naar de cijfers, hebben we ons feitelijk de afgelopen acht jaar te arm hebben gerekend, gemiddeld. De heer Van Ballekom gaat niet in op mijn punt dat het niet alleen aan de uitgavenkant lag, maar zeker en in meerdere mate ook aan de inkomstenkant. Daardoor zitten we nu op een nationale schuld van 43,2%. Dat is hartstikke mooi, maar dat is ook historisch laag en ook heel laag vergeleken met andere landen. Ik wil tot slot toch aan de heer Van Ballekom vragen wat dan de betekenis is van wat we de afgelopen acht jaar hebben gezien als we naar de toekomst kijken, als het gaat om realistisch ramen dat niet realistisch is geweest de afgelopen jaren.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom. En vervolgt u dan uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ben blij dat er 88 miljard meer binnenkomt. Dat betekent dat bedrijven meer winst maken en burgers meer geld overhouden. Dat is alleen maar goed voor de economie. En als dan op een gegeven moment het gevolg is dat de uitgaven wat lager uitvallen, omdat er minder aan werkloosheidsuitkeringen wordt uitgegeven, is dat alleen maar positief, meneer Van Apeldoorn. In mijn beleving, hè.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

We hadden het over de ramingen die fluïde zijn en daar kan ik nog even op doorgaan. We hebben wel een probleempje, meneer Van Apeldoorn, want meestal kiest de regering eerst voor het zure en dan voor het zoete. Nu is dat andersom en dan lopen we het gevaar dat de uitgaven al gedaan zijn en de dekking op onderdelen discutabel is of achterwege blijft. Dat kan doordat wellicht de wereldhandel kan terugvallen vanwege internationale spanningen waardoor de grondstofprijzen drastisch oplopen of vanwege het beleid van de inkomende Amerikaanse administratie. Ook kunnen noodzakelijke bezuinigingen bij onze handelspartners van invloed zijn op onze economische vooruitzichten. Dat zijn slechts voorbeelden om aan te geven dat we ons niet te rijk mogen rekenen, meneer Van Apeldoorn. Met de terugkeer naar de begrotingsdiscipline en in het belang van een trendmatig begrotingsbeleid moet een procyclisch beleid worden voorkomen, want anders krijgen we weer die oeverloze discussies, zoals onder Rutte II, over dat Nederland de recessie in bezuinigd is. Natuurlijk zijn meevallende tekorten geen reden om politieke problemen in de toekomst te negeren. De minister is het hier vast mee eens, maar wat is de beleidsreactie? Die reactie moet nu worden geformuleerd, want structurele hervormingen hebben veelal effect op de wat langere termijn. De VVD is benieuwd naar zijn reflectie.

De Raad van State heeft vorig jaar belangwekkende opmerkingen gemaakt over het te voeren klimaatbeleid en voorgesteld naast de kosten voor zorg en sociale zekerheid de klimaatuitgaven apart te categoriseren in de begrotingsstructuur om daarmee de begrotingen wat schokbestendiger te maken. Dat vonden wij eigenlijk een heel goed voornemen. De vraag is: wordt daar nog op gehandeld? Zo niet, wat is daarvan de reden? Kennelijk was de Studiegroep Begrotingsruimte niet al te enthousiast. Zou de minister dat nader willen toelichten?

De staatsschuld blijft onder de 50%, deels vanwege het noemereffect, veroorzaakt door de inflatie, kortom: een automatische daling. Dat heeft overigens niks met ramen te maken. Maar het is ook deels vanwege onderuitputting, onder andere door krapte op de arbeidsmarkt. Als geabstraheerd wordt van deze elementen, is het beeld dan nog steeds zo rooskleurig, minister? Graag een reactie van de zijde van de regering. Heeft de minister dan ook nog in zicht in welke specifieke sectoren deze onderuitputting zich voordoet? Moeten we daar dan geen structurele gevolgen aan geven bij de ramingen aan de voorkant? Dan ben ik weer bij uw punt, meneer Van Apeldoorn.

Het laatste punt bij het begrotingsbeleid. Onlosmakelijk verbonden met het budgetrecht van het parlement is het verkrijgen van inzicht in het fondsenbeleid. Hiervoor heeft de VVD vorig jaar aandacht gevraagd, omdat het zorgelijk werd gesignaleerd door onder andere de Algemene Rekenkamer. Met voldoening mocht worden vastgesteld dat in 2024 een bijlage is opgenomen bij de Miljoenennota, een tegemoetkoming aan de wens van de Kamer. Geconstateerd moet worden dat het bij een eenmalig overzicht is gebleven. Dat is teleurstellend. Mijn fractie had gehoopt dat het een eerste poging was om te komen tot een beter inzicht. De hoop was en is dat vervolgoverzichten meer informatie verschaffen over beheerskosten. Deze worden bijna nergens vermeld. De genoemde bedragen zijn bedragen die opgenomen zijn in de begroting. Het overzicht ontbreekt van wat er werkelijk wordt besteed en wat daarmee is bereikt. Het is ook vreemd dat revolverende fondsen soms slechts één keer en soms helemaal niet revolveren. Als ze helemaal niet revolveren, is het toch eigenlijk een subsidie? Waarom noem je het dan een fonds?

Die laatste passage komt u natuurlijk heel bekend voor, voorzitter, want dit is precies de tekst die ik vorig jaar ook heb uitgesproken. Maar het is niet minder relevant geworden. Fondsen worden namelijk opgericht op zoek naar beleid en er worden oneigenlijke zaken mee gefinancierd voordat het parlement daaraan goedkeuring heeft verleend en omdat het politiek zo uitkomt. Met eenzelfde gemak wordt zo'n fonds weer opgeheven. Is de minister bereid een dergelijk, verbeterd overzicht alsnog te verstrekken? Dat mag los van de Miljoenennota. Veel informatie is overigens beschikbaar op de departementale begrotingen, maar een overzicht ontbreekt. Ik wil graag een reflectie van de minister. Wordt een wijziging van het kasstelsel nog overwogen? Meneer Hartog heeft daar ook alle interesse in, heeft hij tijdens een commissievergadering van de commissie Financiën gezegd. Wordt er überhaupt nog nagedacht over een andersoortig begrotingsstelsel?

Over de koopkracht — dat is het derde onderwerp — en de koopkrachtplaatjes kan ik u nog wel wat anekdotes vertellen, maar dat doen we wel aan de bar, die we hier jammer genoeg niet meer hebben. Ik nodig u dus graag uit in De Posthoorn — u ook, hoor, meneer Bovens.

De heer Bovens i (CDA):

Ik ben de hele dag beschikbaar.

De heer Van Ballekom (VVD):

De hele dag zitten we hier.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Bovens.

De heer Bovens (CDA):

Dan moet ik even terug naar die fondsen. Dat is helemaal wat anders. Een fonds bij De Posthoorn zou natuurlijk prima zijn.

U bent wat kritisch op het fenomeen van die fondsen, zeker als die fondsen nog niet helemaal met beleid zijn belegd. Kan de spreker ook aangeven of dat ook geldt voor bijvoorbeeld de bezuinigingen op het transitiefonds en de mogelijkheden die het Klimaatfonds biedt om die bezuinigingen voor de boeren in dit land wellicht nog weer wat dragelijker te maken?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, ik heb ook geen kritiek op het Gemeentefonds of het Provinciefonds. Ik heb er ook geen problemen mee als een fonds wordt opgericht waar uitgaven uit worden gefinancierd nadat het parlement daarmee ingestemd heeft. Ik heb er wel problemen mee dat er uitgaven mee gedaan worden die niet voorzien zijn in het fondsreglement. Daar heb ik problemen mee. Maar als het goed geformuleerd is en er geen andere mogelijkheid is om meerjarige uitgaven te realiseren, bijvoorbeeld vanwege het feit dat we een kasstelsel hebben, dan is de VVD best bereid daarover na te denken. Maar als we het vorige overzicht bekijken in de Miljoenennota 2024, zien we dat er zo veel fondsen zijn die eigenlijk geen fonds genoemd mogen of kunnen worden, dat we daar toch wel vraagtekens bij zetten.

De heer Bovens (CDA):

Nu hadden wij een transitiefonds van meer dan 20 miljard. Met het aantreden van dit kabinet is er een greep uit de kas gedaan omdat er een aantal toezeggingen waren waarvoor dat fonds wellicht tot uitkering zou overgaan. Ik kan er dus van uitgaan dat die bezuiniging niet om financiële maar om inhoudelijke redenen gedaan is?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat lijkt mij wel, ja.

Het staat vast dat niemand aan de koopkrachtplaatjes voldoet. Iedereen kan erin lezen wat hij of zij wil. Door de inspanningen van de VVD gaan de middeninkomens er dit jaar marginaal relatief wat meer op vooruit dan de lager betaalden. Dat is misschien het gevolg van het wegvallen van de energietoeslag, waardoor het beleid vertekend wordt. De vraag is of bij de koopkrachtontwikkeling in de Miljoenennota de verhoging van het kindgebonden budget, de verhoging van de zorgtoeslag en de verhoging van de huurtoeslag meegenomen zijn. Dat vragen we omdat we beter inzicht willen krijgen in wat de "armoedeval" genoemd wordt. Die moet nodig gerepareerd worden. Henk en Ingrid moeten er echt op vooruitgaan. Dat zijn voor u bekende namen, meneer Van Strien, maar het geldt ook voor Fatima en Amir. Als ze de handen uit de mouwen steken, dan moeten ze zich thuis voelen bij de VVD. Is het niet navrant, minister, dat de koopkracht bij een gemiddelde loongroei van 6,6%, als je niet in de val trapt, door de bank genomen nauwelijks 2% stijgt? Dat vinden wij vervelend.

In het verlengde hiervan is er, nog afgezien van de marginale lastendruk, een voortdurende stijging van de collectieve lastendruk. Daarvan is wederom sprake na 2025. Dat is niet goed voor de toekomstperspectieven van de Nederlandse economie. Met inachtneming van de grenzen van de toename van de arbeidsparticipatie — die zijn bereikt — en een stagnerende arbeidsproductiviteit, moet hierin verandering komen, omdat het repercussies kan hebben voor onze concurrentiepositie. Deze problematiek zal de regering vast onderkennen, maar wat doen we eraan? Als ik de IMD-statistieken goed interpreteer, is de positie van Nederland in de Competitiveness Ranking opvallend gedaald het afgelopen jaar. Bestaat er bij de regering inzicht in de oorzaak daarvan? De opgestelde aanbevelingen zijn overigens het lezen meer dan waard. De VVD vindt dan ook dat er alles aan gedaan moet worden om het ondernemersklimaat te verbeteren, de particuliere investeringen in innovatie te bevorderen en de fiscale en administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven te verlichten. Beleid moet gericht zijn op groot-, midden- en kleinbedrijf.

De voorzitter:

Meneer Martens, kan het kort? Want we beginnen een beetje uit de tijd te lopen.

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Ik doe het kort. De VVD zegt goede dingen en de VVD zegt slechte dingen, constateer ik vanuit mijn perspectief. Ik merk dat ik het met de heer Van Ballekom eens ben als hij het heeft over de lasten voor werkend Nederland. Is hij het met mij eens dat het gaat om wat er voor Nederlanders onder de streep gebeurt? Want als ik in de stukken kijk, zie ik in ieder jaar een lastenverhoging. Boven de streep zitten ook lastenverlagingen — die benoemt u — maar ik zeg: het gaat erom wat er onder de streep gebeurt. Bent u dat met mij eens?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik weet niet wat u bedoelt met "onder de streep".

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Wat mensen per saldo in hun portemonnee merken. Mijn stelling is, en ik vraag u daarop te reageren, dat werkende Nederlanders aan het einde van de kabinetsperiode een lastenverlichting moeten merken in de optelsom van alle plusjes en minnetjes waar die som natuurlijk uit bestaat. Zo bedoel ik het.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat ben ik helemaal met u eens. Dat heb ik ook specifiek aan de minister gevraagd.

De voorzitter:

Dan bent u het eens. Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik wacht natuurlijk met spanning op zijn antwoord.

De opgestelde aanbevelingen van het IMD zijn het lezen waard. De VVD moet dan ook zeggen dat er alles aan moet worden gedaan om hier beleid op te bepalen.

De inflatie in Nederland is in vergelijking met EU-landen relatief hoog. Waarom is dat zo? Komt dat door overheidsbeleid? Ik zou de minister willen vragen om hierop in te gaan, want dit is met name relevant voor gepensioneerden en minderbedeelden. Daar ligt onze zorg. Zij hebben er het meeste last van. Is dit niet een extra punt van zorg, gezien de neiging van de Europese Centrale Bank om de rente sneller te verlagen om de hogeschuldenlanden tegemoet te komen? Dat kan voor Nederland extra inflatoire druk bewerkstelligen. Dat is heel vervelend.

Ten slotte de minderbedeelden. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen werd aangekondigd dat het onderwerp van armoede en armoedebestrijding terug zou komen bij de Financiële Beschouwingen en bij de behandeling van het Belastingplan. Daarom wil ik toch enige opmerkingen hierover maken van de zijde van de VVD, alleen al om de kerk in het midden te houden. De inkomensongelijkheid in ons land is vergelijkbaar met die in andere OESO-landen, waaronder Duitsland, Frankrijk en Zweden, landen waarmee wij ons mogen en kunnen vergelijken. De vermogensongelijkheid neemt af. De 10% meest vermogenden hebben 61% van het totaal. Dat was vijf jaar geleden nog 70%. Het vermogen van de meeste Nederlanders zit in huizen en pensioenvoorzieningen. De armoede neemt niet toe; nee, deze daalt. Of je nu de nieuwe of de oude berekeningen neemt, het aantal neemt af. Het aantal kinderen dat in armoede leeft, daalt eveneens. Natuurlijk, elk kind dat in armoede leeft, is er een te veel. Het beleid moet voortgezet worden.

Natuurlijk zijn er altijd mensen die buiten hun schuld in de knel zitten, maar zoals de premier tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen benadrukte, heeft het armoedebeleid vele facetten, en dat is niet altijd terug te vinden in cijfers. Centrale en lokale overheden laten mensen niet in de kou staan. Onlangs hebben de staatssecretarissen Struycken en Nobel een pakket aan maatregelen aangekondigd voor mensen met problematische schulden, en snellere en betere hulp bij geldzorgen in het vooruitzicht gesteld. Tezamen met de aangekondigde vereenvoudigingsagenda toeslagen, belastingen en sociale zekerheid zullen we daar met belangstelling kennis van nemen.

Wat mij wel is opgevallen bij de resultaten van de nieuwe rekenmethode, is dat de mensen die in de knel zitten veelal werkenden zijn die net boven het minimum zitten en niet de mensen die leven van een bijstandsuitkering, zoals je wellicht zou verwachten. Dit is opnieuw een illustratie van wat wij de "armoedeval" noemen. Het is opnieuw een aansporing om hier concreet wat aan te doen. De bewindslieden van de departementen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben daarbij een cruciale rol. De VVD verwacht dat zij hierop acteren.

Voorzitter. Wij zien uit naar de beantwoording van de vragen van de zijde van de regering.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut voor uw tweede termijn straks. Dat realiseert u zich? Eén vraag en dan ga ik even schorsen voor een korte pauze.

De heer Van Apeldoorn (SP):

O, één vraag, voorzitter? Goed, dat ga ik dan proberen. Bij het Belastingplan komen we nog een keer terug op de vermogensongelijkheid, die extreem hoog is. Maar ik wil een vraag stellen over armoede. De heer Van Ballekom zegt dat de armoede afneemt. Dat klopt. De armoede is de afgelopen jaren afgenomen, ook de armoede onder kinderen, overigens mede onder druk van deze Kamer en SP-moties, waar ook de VVD voorgestemd heeft. Dat is gebeurd. Ik heb wel de indruk dat dit kabinet nu een beetje gaat rusten op de lauweren van het vorige kabinet. De heer Van Ballekom zegt: de armoede neemt af. Nee, de armoede ís afgenomen, maar dit kabinet zegt: we houden de armoede in stand; we gaan de armoede op het huidige niveau houden.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Van Apeldoorn (SP):

De heer Van Ballekom zegt zelf — ik kom tot een afronding, voorzitter — dat elk kind dat in armoede opgroeit er een te veel is. Er zijn er nog 115.000. Toch neemt het kabinet daar genoegen mee. Dat geldt kennelijk ook voor de heer Van Ballekom. Klopt dat, is mijn vraag aan de heer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat klopt niet. Dan hebt u wellicht de minister-president niet goed begrepen. De minister-president heeft niet gezegd dat hij de armoede in stand wil houden. Het zou heel vreemd zijn als hij dat zou hebben gezegd. Maar ik wil de tekst er nog wel op nalezen. De minister-president heeft gezegd dat het niet altijd in cijfers valt uit te drukken, en dat ben ik wel met hem eens. Er zijn lokale autoriteiten die er alles aan doen — ook de landelijke autoriteiten doen dat — om de mensen die echt in de knel zitten, te helpen. Dat blijkt ook. Dat kunnen we onderbouwen. Dat de huidige regering de armoede in stand wil houden, vind ik een beetje een vreemde opmerking.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan schors ik nu voor twee minuten.