Verslag van de vergadering van 10 december 2024 (2024/2025 nr. 12)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.45 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Op dit moment is netcongestie een van de grootste problemen in onze energievoorziening. In het regeerprogramma staat dan ook dat dat probleem met voorrang moet worden aangepakt. Een onderdeel van die aanpak is het afschaffen van de salderingsregeling per 1 januari 2027. Dat is een maatregel die huishoudens moet stimuleren om de zelf opgewekte elektriciteit zo veel mogelijk zelf te gebruiken en niet aan het net te leveren. Op dit moment wordt slechts 30% van de elektriciteit die door particulieren wordt opgewekt, direct zelf verbruikt. Dat is heel weinig. Het is te begrijpen dat hiervoor op termijn een oplossing gevonden moet worden.
Laat ik echter heel duidelijk zijn: ook mijn fractie heeft begin dit jaar tegen de afbouw van de salderingsregeling gestemd. Het gevolg was wel dat energieleveranciers steeds meer terugleverkosten en zogenaamde onbalanskosten in rekening zijn gaan brengen bij de eigenaren van zonnepanelen. Kortom, het was wel duidelijk dat er een keer iets moest gebeuren. Enerzijds werden door de eigenaren van zonnepanelen te veel kosten afgewenteld op de gezinnen zonder zonnepanelen. Anderzijds schoot de fiscus er te zeer bij in. Het is het beëindigen van de salderingsregeling per januari 2027 geworden. Of dat nou geleidelijk gaat of in één keer gebeurt, maakt in feite niet zo veel uit. Men heeft nu twee jaar om zich erop voor te bereiden. Wij begrijpen het en accepteren de invoering, die elders in de begroting financiële problemen oplost.
De invoering van de wet heeft in de Tweede Kamer al tot heel wat discussies geleid, waarbij maar liefst zeven amendementen zijn aangenomen. Die maken de regeling misschien eerlijker, maar zeker niet eenvoudiger. Ik noem bijvoorbeeld het amendement-Bontenbal dat dient om bij het stoppen van de salderingsregeling nog wel dynamische contracten mogelijk te maken. Bij dat soort contracten kun je niet zonder de optie van een negatieve terugleververgoeding per kleine tijdseenheid. Alleen over de periode van één maand of langer mag de teruggeleverde elektriciteit geen negatieve vergoeding opleveren. Dit voorbeeld, maar bijvoorbeeld ook het amendement-Erkens c.s., dat verbiedt om discriminatoire of niet-direct of indirect aan teruglevering gerelateerde kosten bij huishoudens in rekening te brengen, maakt de uitvoering van de wet naar de mening van mijn fractie zeer moeilijk te controleren. Mijn enige, maar ook zeer belangrijke, vraag aan de minister is of de ACM dit alles in redelijkheid goed kan controleren en daadwerkelijk in kan springen als een burger aan de bel trekt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een korte vraag aan de heer Van Strien. Ik begrijp ook zijn ongemak. Daar hebben we het net al over gehad. Misschien toch een vraag over zijn laatste vraag. Wij gaan over de uitvoerbaarheid, niet de ACM. Met andere woorden: op welke manier moeten wij dan de verantwoordelijkheid bij een uitvoerende instantie leggen?
De heer Van Strien (PVV):
Natuurlijk gaan wij over de uitvoerbaarheid. Maar wij gaan niet zelf controleren hoe dat in z'n werk gaat, of die negatieve bedragen wel of niet in rekening gebracht worden. Daar hebben wij als instantie de ACM voor. Mijn vraag is of die uitvoerbaarheid gegarandeerd is. Die is alleen gegarandeerd als de ACM inderdaad goed geëquipeerd is om haar werk te doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Maar daarmee stelt de heer Van Strien in feite de vertrouwensvraag richting de ACM. Dan zou de minister hier moeten zeggen: "Ik weet het niet", of "ze moeten het nog gaan checken". Moet de ACM dan bewijzen dat ze deze moeilijke vraag zou kunnen beantwoorden? Mijn vraag is: moet je dat nu echt daar leggen of moet je zeggen: we weten het gewoon nog niet?
De heer Van Strien (PVV):
Ik verwacht dat de minister kan beoordelen of de ACM haar werk in dezen goed kan doen. Daarom stel ik die vraag aan de minister, omdat ik denk dat zij dat kan beoordelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Perin-Gopie namens Volt.