Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel juli 2016)



Dit is het rappel tot 02-07-16.

 




Toezegging Evaluatie Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) (T01865)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Wet houdbare overheidsfinanciën te evalueren en daarbij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed betrekken. Medio 2015 wordt hier voor het eerst naar gekeken.


Kerngegevens

Nummer T01865
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
houdbare overheidsfinanciën
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): De Wet Hof zal geëvalueerd worden. Is er overigens een reden dat het voorstel hiertoe niet zelf in de wet is opgenomen? Mijn fractie vraagt de minister, vooral de investeringskwestie een grote rol in de evaluatie te laten spelen. Dat is immers een kernpunt in de discussie tussen het Rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen. Kan de minister dit toezeggen? Hier staan grote sociaaleconomische belangen en werkgelegenheidsbelangen op het spel. Decentrale overheden, zeker ook gemeenten, krijgen de komende paar jaar al genoeg voor de kiezen in het kader van de grote decentralisatietrajecten rond werk, jeugd en zorg.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd waarom de wet geen evaluatiemoment bevat. Hij heeft ook gevraagd of er in de evaluatie aandacht zal zijn voor de investeringsniveaus. Zoals net al is gezegd, is met de decentrale overheden afgesproken dat medio 2015 wordt bezien of de verwachte daling van de norm zich ook aftekent en of de afgesproken verdere daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. De realisaties van het saldo in de dan achterliggende jaren dienen dan als input. Ook zullen wij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed, daarbij betrekken en bekijken of het verantwoord is om de tekortnorm geleidelijk aan te verlagen op weg naar dat begrotingsevenwicht op de middellange termijn. Het financieel akkoord dat wij met de decentrale overheden hebben gesloten, is een logische plek voor deze afspraak. Dat bestuurlijk overleg wordt dan hervat. Nogmaals, in de wet zelf zijn geen normen vastgelegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.


Kerngegevens

Nummer T01866
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen decentrale overheden
Europese Commissie
macronormen
referentiewaarden
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren van de Kamer over Banking Structural Reform verordening (34.155) (T02169)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer met grote regelmaat te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de Banking Structural Reform verordening.


Kerngegevens

Nummer T02169
Status voldaan
Datum toezegging 8 september 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Banking Structural Reform
Kamerstukken Goedkeuring Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (34.155)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 6

De heer Van Apeldoorn:

Is de minister het met ons eens dat het probleem van too big to fail nog altijd niet is opgelost met deze bankenunie, en dat het resolutiefonds die oplossing ook niet gaat bieden? En dat terwijl er toch veel simpelere en doeltreffendere oplossingen denkbaar zijn. Als we nu eindelijk eens echt werk zouden maken van bijvoorbeeld de aanbeveling van de commissie-De Wit om banken te splitsen in een zakendeel en een nutsdeel, en als we banken kleiner, nationaler, in plaats van steeds groter en internationaler zouden maken, zouden we dan niet al een heel eind op weg zijn? Knip de banken op en zorg ervoor dat ze niet langer too big to fail zijn. Als we vervolgens het spaardeel van de banken in overheidshanden zouden brengen, er echte openbare nutsbedrijven van zouden maken, dan zouden we al helemaal op de goede weg zijn. Immers dit deel van het bankwezen vervult een kerntaak van publieke dienstverlening en mag daarom ook niet failliet gaan. De logica gebiedt dat wat niet failliet mag gaan, ook niet in private handen mag zijn. Dat is toch een logica die elke rechtgeaarde aanhanger van de vrijemarkteconomie zou moeten aanspreken, evenals elke rechtgeaarde socialist of sociaaldemocraat. Als we ook die vervolgstap zouden nemen, dan zou het overgebleven private deel van de bankensector, daar waar grote winsten gemaakt worden in het casino van de mondiale kapitaalmarkten, met alle risico's van dien, ook gewoon failliet kunnen gaan. Dan heb je het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds in onze visie helemaal niet nodig. En dan zouden we niet weer een nieuwe stap hoeven nemen die leidt tot een verdere uitholling van de nationale democratie.

Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 12

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Apeldoorn heeft nog gevraagd, als je alles overziet, of de too-big-to-failproblematiek is opgelost. Hij zou graag een ja of nee horen. Er ligt nog één bouwsteen die niet is uitgevoerd. Dat is het rapport van Liikanen. Dat gaat over het scheiden binnen een bank of het uit elkaar trekken buiten de bank van zaken en nutsactiviteiten. De onderhandelingen daarover vinden nog plaats in Brussel, in de Raad en in het Parlement. Het Parlement moet er nog een positie over innemen. Het gaat over de Banking Structural Reform verordening. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer met grote regelmaat wordt geïnformeerd over de voortgang daarmee. Nederland is overigens grosso modo tevreden over de voorstellen van de Commissie op dat punt. Wij denken dat de verdere scheiding van activiteiten de stabiliteit in de sector nog verder zal verbeteren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Budgettaire problematiek (34.300) (T02181)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van vragen van de het lid Ten Hoeve, de Kamer te informeren over de budgettaire problematiek (inclusief het locatiebeleid).


Kerngegevens

Nummer T02181
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen rechtbanken
schaalvergrotingen
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 8 , - blz. 21

De heer Ten Hoeve (OSF):

In justitie zal meer geïnvesteerd moeten worden. Het gaat niet goed met de politie, het OM en de rechterlijke macht. Overal is er te weinig capaciteit en overal vindt schaalvergroting plaats. Dat gebeurt lang niet altijd op een manier die voor het publiek logisch is. Een gerechtshof Leeuwarden-Arnhem, klinkt dat nog logisch? In België lopen de arrondissementen van de rechtbanken in eerste aanleg gelijk met de provincies. Ook kleine provincies en zelfs de Duitstalige gemeenschap hebben een eigen arrondissement. Waarom kan dat bij ons niet?

Handelingen I 2015-2016, nr. 8 , - blz. 41

Minister Dijsselbloem:

De tweede vraag van de heer Ten Hoeve ging over de schaalvergroting bij de rechtbanken. Hij vroeg waarom deze niet net als in België per provincie worden ingedeeld. Ik ben een beetje huiverig voor een vergelijking met België, omdat ik inmiddels zicht heb op de complexiteit van bestuurlijk België. Laten we dat land niet meteen als ons voorbeeld nemen. Op dit moment kent Nederland 32 zit-tingsplaatsen voor de rechtspraak. Die staan niet ter discussie. Daar blijven zittingen plaatsvinden. De minister van Ven J is opnieuw in gesprek met de Raad voor de rechtspraak over het locatiebeleid. Nogmaals, het uitgangspunt is dat er geen locaties worden gesloten. Het onderwerp wat er gebeurt met die locaties, is ook onderdeel van de budgettaire problematiek. Daarover gaan wij een brief sturen aan beide Kamers, zoals ik net zei.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Percentage vooruitgang tweeverdieners (34.300) (T02183)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Schalk, de Kamer te informeren over met welk percentage tweeverdieners vooruitgaat.  


Kerngegevens

Nummer T02183
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tweeverdieners
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 46

De heer Schalk (SGP):

Een getalsvraagje. De staatssecretaris gaf aan dat de eenverdiener er 1,1% op vooruitgaat en de oudere 1,2%. En de tweeverdiener?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 46

Staatssecretaris Wiebes:

De tweeverdiener gaat er meer op vooruit. Ik weet het niet van alle huishoudtypes, maar ik stel hier wel vast dat die er meer op vooruitgaat.

Ik denk wel dat het al onderweg is. Wij krijgen dat getal zeker. Sterker nog, ik heb er zojuist een brief over aan de Tweede Kamer toegezegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Structureel tekort (34.300) (T02184)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave, in Brussel te spreken over structureel tekort en na te denken over vereenvoudiging  en de voorstellen van de commissie af te wachten waarna hij ze met een kabinetsreactie naar de Kamer zal sturen.


Kerngegevens

Nummer T02184
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen feitelijke tekort
outputgap
structureel tekort
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , item 3- blz. 3 en 4

De heer De Grave (VVD):

Ook wat het budgettaire beleid betreft, zijn de zorgen van de VVD-fractie nog niet voorbij. De Raad van State wijst in zijn advies vooral op het risico van een verlies van gevoel voor urgentie en een tanend besef dat verder herstel en versterking van de economie en overheidsfinanciën voortgaande inspanning en hervorming eisen. Dat is inderdaad een risico, ook in de ogen van mijn fractie. De Afdeling advisering van de Raad van State als onafhankelijke begrotingsautoriteit geeft in haar beoordeling van de begroting voor 2016 krachtig aan dat Nederland budgettair nog niet op orde is. De totale staatsschuld daalt weliswaar als percentage van het bbp, maar blijft boven de afgesproken grens van 60%. Het feitelijke tekort van boven de 2%biedt weinig ruimte voor het opvangen van tegenvallers. Terecht stelt de Raad van State dat tegen de achtergrond van de onzekere internationale economische en politieke situatie de marge in termen van zowel tekort als schuld nog steeds heel beperkt is. Het in 2016 weer oplopende structurele tekort kleurt dit beeld verder in.

In dit verband verwijst de Raad van State naar de forse verschillen tussen de diverse ramingen van het structurele tekort. Zo geeft de Raad van State aan dat dit voorjaar het structurele tekort voor Nederland voor 2015 werd geraamd op 1,3% van het bbp en nu op 0,5% van het bbp. Dat is een forse afwijking in een halfjaar. De Raad van State verbindt daaraan de conclusie dat blijkbaar deze schattingen van het structurele tekort met vele onzekerheden zijn omgeven, terwijl tevens statistische realisatiecijfers van het structurele tekort nooit beschikbaar komen. Dat is naar de mening van de VVD-fractie problematisch. Het structurele tekort is voor mijn fractie een cruciaal beoordelingscriterium. Herkent de minister van Financiën zich in dit beeld van de Raad van State? Zo ja, wat is hieraan te doen? Wil hij toezeggen om zijn toch invloedrijke positie als voorzitter van de Europese Raad van ministers van Financiën te zullen gebruiken teneinde te komen tot een betere schatting van het structurele tekort en te bevorderen dat er ook realisatiecijfers beschik-baar komen in de rapportages van de Europese Commissie?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , item 8- blz. 33

Minister Dijsselbloem:

Ik kom toe aan het vraagstuk van het feitelijke tekort, dat terugloopt, terwijl het structurele tekort oploopt. Het structurele tekort heeft voor- en nadelen. Wij in Nederland werken graag met houdbare overheidsfinanciën, berekend door het CPB. Het structurele tekort van de Commissie is veel volatieler in zijn vaststelling. De outputgap, die daarin een belangrijke factor is — daarmee wordt aangegeven in hoeverre je economie nog groeipotentie heeft — blijkt zeer volatiel te zijn. Dat maakt het allemaal buitengewoon moeilijk. Toen wij in het vroege voorjaar begonnen met de voorbereiding van de begroting, was het voor ons buitengewoon moeilijk om in te schatten waar we qua structureel tekort op uit zouden komen. Dat is eigenlijk tot en met augustus het geval geweest. Dat is een serieus thema. Ik zeg graag toe dat ik bereid ben daarover in Brussel te spreken en na te denken over vereenvoudiging. De Commissie komt zelf waarschijnlijk vrij snel met voorstellen. Ik wacht die af, waarna ik ze met een kabinetsreactie naar de Kamer zal sturen, zodat we daarover kunnen spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Lichte bankenvergunning / light licentie (34.300) (T02186)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan, een toezichtregime en een vergunningenregime te ontwikkelen dat de toetredingsdrempels op een verantwoorde manier kan verlagen.  


Kerngegevens

Nummer T02186
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen lichte bankenvergunning
light licentie
toetredingsdrempels
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , item 3- blz. 10

De heer Rinnooy Kan (D66):

Burgers en banken hebben weinig keus in de wijze waarop zij kunnen anticiperen op toekomstige tegenslagen: wie spaart, bouwt aan een buffer voor slechte tijden. De burgers van dit land hebben die boodschap verstaan en laten zich zelfs door de extreem lage spaarrentes nog maar beperkt terugjagen naar de autodealer en de meubelboulevard, de hartelijke uitnodigingen daartoe van de minister-president ten spijt. De banken hebben die boodschap verstaan en schikken zich manmoedig in de nieuwe kapitaaleisen, waarvan hoogstens de vraag is of zij streng genoeg zijn. Tussen haakjes zou het mij interesseren of de minister denkt dat een "banking light"-licentie voor kredietverleners meteen laag risicoprofiel, zoals Engeland die al kent, nieuwe Nederlandse toetreders zou kunnen aantrekken die ervoor zorgen dat het kredietvragen de mkb niet het kind van die rekening wordt. Maar een nationale overheid heeft een keus. Zij kan haar buffers versterken door extra af te lossen op de staatsschuld, maar zij kan er ook voor kiezen het weerstandsvermogen van het land te vergroten door de economische structuur wezenlijk te versterken. Legt het kabinet daar een verstandige keus aan ons voor? Het definitieve antwoord op die vraag is helaas nog niet bekend.

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , item 8- blz. 42

Minister Dijsselbloem:

De heer Rinnooy Kan heeft ook gevraagd naar de light licentie, de lichte bankenvergunning. Daar is in de Tweede Kamer veel steun voor. Wij gaan daar met de toezichthouders proberen vorm aan te geven, om een toezicht regime en een vergunningenregime te ontwikkelen dat de toetredingsdrempels op een verantwoorde manier — dat laatste wil ik onderstrepen — kan verlagen. In Engeland heeft men stappen in die richting gezet. Wij bekijken of dat voor ons ook interessant is. De motie van D66 en de VVD uit de Tweede Kamer gaan wij langs die weg oppakken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SNS (34.300) (T02187)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.


Kerngegevens

Nummer T02187
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen nutsbedrijf
retailbanken
SNS Bank
volksbank
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43

Minister Dijsselbloem:

De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Relatie tussen fiscaliteit en individu (34.300) (T02188)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Ester, tijdens het debat over de belastingplan uitvoerig in te gaan op de vraag met betrekking tot de relatie tussen fiscaliteit en individu.  


Kerngegevens

Nummer T02188
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 22 december 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingplannen
fiscaliteit
individu
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 48

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zou de staatssecretaris graag een uitspraak willen ontlokken over of willen verleiden tot een heel korte reflectie op de relatie tussen fiscaliteit en individu. Bij de inkomensbelasting worden mensen als individu benaderd, maar bij het toeslagenbouwwerk gaat het vooral om huishoudens als huishoudens. Daar zit een spanning tussen. Waarom kiezen wij in het ene geval voor het individu als primair uitgangspunt en in het andere geval voor huishoudens? Ervaart de staatssecretaris daar geen frictie tussen? Dat heeft ook te maken met de kwestie die de heer Schalk aanroerde. Hoe ziet de staatssecretaris die spanningsverhouding?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 48

Staatssecretaris Wiebes:

Daar is heel wat over te zeggen, ook breder dan deze vraag. In alle eerlijkheid denk ik dat ik geen vrienden word met de voorzitter als wij dat nu gaan behandelen. Ik denk dat wij daar tijd voor vinden als wij het debat voeren over het Belastingplan. Ik wil bij dezen toezeggen daar uitvoerig op in te gaan. Ik kan niet garanderen dat wij het daarover eens worden, maar dat lijkt mij de tijd en plaats om deze discussie te voeren. Anders denk ik dat wij samen moeten ontbijten. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Systematiek Gemeentefonds / Provinciefonds (34.300) (T02190)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van vragen van de het lid Ten Hoeve, de Kamer te informeren over een evaluatie van de systematiek van Gemeentefonds en Provinciefonds.


Kerngegevens

Nummer T02190
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gemeentefonds
provinciefonds
uitgavenposten
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 21

De heer Ten Hoeve (OSF):

Ziet de minister mogelijkheden om voor bepaalde uitgaven posten voor langere perioden dan voor één begrotingsjaar de middelen vast te leggen, bijvoorbeeld voor het Gemeente-fonds? Voor de gemeenten, en trouwens ook de provincies, zou de situatie natuurlijk al heel anders worden als het belastinggebied van deze overheden vergroot zou worden. Heeft de minister die wens nog in de planning? Deze wordt immers al heel lang gekoesterd en door bijna iedereen gedragen.

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 41

Minister Dijsselbloem:

Dan heb ik nog twee vragen van de heer Ten Hoeve gekregen over de uitgaven. Hij vroeg of bepaalde uitgavenposten voor een langere periode kunnen worden vastgelegd, zoals bij het Gemeentefonds. Ik begrijp de vraag, omdat het langere tijd vastleggen van uitgavenposten voor de ontvanger, zoals burgers, bedrijven of medeoverheden, meer zekerheiden rust in de begroting verschaft. Tegelijkertijd ontneemt dit de landelijke overheid mogelijkheden voor budgetflexibiliteit en om bij te sturen.

Het Gemeentefonds volgt al sinds 1994, net als het Provinciefonds, de ontwikkeling van een mandje van de rijksuitgaven, met de "trap op, trap af"-systematiek. Dat was ook een wens van de decentrale overheden. Dat betekent dat zij meedelen in de goede tijden, maar ook een deel van de budgettaire opgave meepakken in slechte tijden. Wij voeren nu samen met de koepels van decentrale overheden een evaluatie uit van de systematiek van Gemeentefonds en Provinciefonds. Wij zullen het parlement begin volgend jaar informeren, als die evaluatie is afgerond.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Effect klimaatverandering en het uitfaseren van fossiele brandstoffen op o.a. de financiële sector en de overheidsfinanciën (34.300) (T02191)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag  van het lid Vos, toe te kijken wat klimaatverandering en het uitfaseren van fossiele brandstoffen gaan betekenen, niet alleen voor de internationale economie, maar ook voor internationale investeringen, de financiële sector, en de overheidsfinanciën en de Kamer samen met de kabinetsreactie het advies van de Nederlandsche Bank te sturen. 


Kerngegevens

Nummer T02191
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen financiële sector
fossiele brandstoffen
internationale economie
internationale investeringen
klimaatverandering
overheidsfinanciën
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 30

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister noemde net het welvaartsbegrip. Hij gaf aan dat hij breder wil kijken dan naar alleen het bruto nationaalproduct, hoewel dat voor hem de graadmeter is. Mijn vraag was of hij bereid is om de houdbaarheid van overheidsfinanciën echt fundamenteler te bekijken, bijvoorbeeld aan de hand van de vraag welke impact klimaatverandering nu en in de toekomst op de houdbaarheid van overheidsfinanciën kan hebben. Is hij bereid om langs die meetlat de vraag te leggen of we financieel goed bezig zijn?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 30/31

Minister Dijsselbloem:

Ik ben zeker bereid om te kijken wat klimaatverandering en het uitfaseren van fossiele brandstoffen gaan betekenen, niet alleen voor de internationale economie, maar ook voor internationale investeringen, de financiële sector, en de overheidsfinanciën. Dat heb ik ten dele al in de Tweede Kamer toegezegd, maar hier zeg ik het toe aan mevrouw Vos. Wij moeten ons ook op dit soort aspecten van economische en financiële stabiliteit, mits die voortkomen uit reële duurzaamheidsvraagstukken, tijdig prepareren. Ik sluit daarvoor zeker mijn ogen niet. Met name de vraag over de toekomst of de non-toekomst van fossiele brandstoffen en wat dat gaat betekenen voor de economie, de investeringen en de financiële sector is op dit moment erg belangrijk. Ik heb DNB daarover ook om aanvullend advies gevraagd. Samen met de kabinetsreactie sturen wij dat advies aan de Eerste Kamer. Dat zeg ik toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Btw-behandeling (34.117 / 34.320) (T02240)

De staatssecretaris van SZW zal, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, de wens van de Kamer om een gelijke btw-behandeling toe te passen ten aanzien van de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal in maart 2016, meenemen in de afwegingen van het kabinet hierover. De conclusies van het kabinet zullen zo spoedig mogelijk ter bespreking aan beide Kamers worden voorgelegd.


Kerngegevens

Nummer T02240
Status voldaan
Datum toezegging 22 december 2015
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Mr. C.J. Kok (PVV)
Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks)
J.G. Nagel (50PLUS)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen BTW-heffing
pensioenfondsen
pensioenregelingen
BTW
Kamerstukken Novelle Wet algemeen pensioenfonds (34.320)
Wet algemeen pensioenfonds (34.117)


Opmerking

De Kamer heeft over dit onderwerp tevens de motie-Oomen-Ruijten aanvaard, waarin de regering om een voorstel tot reparatie wordt verzocht. De commissie SZW heeft op 6 juli 2017 een brief naar de staatssecretaris van zowel SZW als FIN gestuurd waarin de commissie te kennen geeft uit te zien naar nadere informatie over de btw-heffing wanneer de aanpassing van het pensioenstelsel nader gestalte krijgt (32043 / 33972, M). Op 3 april 2018 heeft de commissie besloten (daarnaast) de discussie in de Tweede Kamer te blijven volgen en dit onderwerp op een later moment in een gezamenlijke vergadering met de commissie Financiën te agenderen. Toezegging T02240 blijft in afwachting hiervan als deels voldaan geregistreerd staan.

Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 1 /2

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil derhalve beginnen met de btw-vrijstelling. Een groot aantal woordvoerders heeft gevraagd of het kabinet een onderzoek zou willen doen naar die btw-vrijstelling, ook voor DB-regelingen. De Kamer begrijpt dat ik na ommekomst van de eerste termijn nog even in conclaaf ben gegaan met mijn collega op Financiën, de heer Wiebes. Ik heb de Kamer gisteren goed beluisterd. De staatssecretaris van Financiën heeft gemeld dat er op dit moment een procedure bij de Hoge Raad loopt over die btw-behandeling van het beheer van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen in relatie tot bedrijfspensioenfondsen. Het gerechtshof te Den Haag heeft de Belastingdienst gelijk gegeven, maar er is cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. Ik heb begrepen dat in deze zaak een advocaat-generaal voor 31 maart 2016 conclusie neemt. In deze conclusie worden alle aspecten van de btw-vrijstelling meegenomen. Het betreft een onafhankelijk advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad. De Hoge Raad doet normaal gesproken vrij snel daarna uitspraak. Ik denk, en dat leg ik de Kamer voor, dat het logisch is dat we de conclusie van de advocaat-generaal afwachten voordat we verdere stappen zetten. Ik heb goed begrepen dat een aantal leden overweegt om mij te vragen om nog een onafhankelijk onderzoek te entameren — samen met mijn collega van Financiën, stel ik mij zo voor — maar ik zou het een groot goed vinden als we die conclusie van de advocaat-generaal zouden kunnen afwachten. [...]

Maar wat ik terug heb gekregen vanuit Financiën, is dat een advocaat-generaal voor 31 maart die conclusie neemt. Daar vaar ik nu even op. Mevrouw Oomen vraagt: wat doe je dan vervolgens? Dat is iets wat we in de boezem van het kabinet hebben te bespreken. Ook daarop kan ik natuurlijk niet vooruitlopen. Ik weet niet precies welke conclusie de advocaat-generaal zal neerleggen. Vervolgens moeten we natuurlijk na ommekomst van die conclusie kijken wat de Hoge Raad daarmee doet. Daarna is het kabinet weer aanzet. Kortom, dat is de ordentelijke weg. Ik wil de Kamer nogmaals vragen om die conclusie af te wachten.

De heer Postema (PvdA):

Ik zou dat inderdaad graag met de staatssecretaris willen afwachten, maar ik heb het idee dat deze Kamer ook wel een helder signaal heeft willen meegeven. Dat is het signaal dat het nu in het huidige wetsvoorstel als EU-proof wordt gepresenteerd, met een ongelijk speelveld als gevolg, terwijl veel fracties, in ieder geval die van mij, hebben gezegd dat ze dat als zodanig onwenselijk vinden. Het is heel goed dat het straks, als die uitspraak er is, weer in de boezem van het kabinet wordt teruggenomen, maar ik wil de bevestiging horen dat de staatssecretaris het signaal vanuit de Kamer serieus neemt dat zij dat speelveld wel gelijkelijk ingevuld wil zien.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd. Zij heeft het inderdaad gehad over het ongelijke speelveld en over het in Europa willen zijn van het beste jongetje of meisje van de klas. De Handelingen van dit debat spelen natuurlijk ook een rol bij de uiteindelijke afweging die het kabinet heeft te maken. Ik stel me zo voor dat op enig moment de conclusie vanuit het kabinet ook weer met beide Kamers wordt gedeeld, maar ik kan echt nog niet vertellen wanneer dat moment precies zal zijn.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 5/6

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

De staatssecretaris heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de btw-vrijstelling. Als ik het goed begrijp, dan loopt er een procedure. De advocaat-generaal gaat een conclusie trekken voor 31 maart, nog afgezien van het feit dat een en ander langer dan de periode tot 31 maart zou kunnen gaan duren, maar dan komt het: dan zouden wij moeten afwachten tot de Hoge Raad met een arrest komt. In de tussentijd gaat het kabinet bespreken wat het moet gaan doen na de conclusie van de advocaat-generaal. Dat duurt mij wat te lang. Nu wil ik niet vervelend zijn en ik heb ook goed geluisterd naar de aardige woorden van de staatssecretaris. Daarom heb ik een motie, die ik een beetje had voorbereid, wat aangepast. [...] verzoekt de regering: opdracht te geven tot een onafhankelijk extern onderzoek naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de btw-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke btw-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie; bij voorkeur bij de Voorjaarsnota te komen met een voorstel tot reparatie van deze problematiek dat zijn neerslag kan krijgen in de Fiscale verzamelwet 2016.

De heer Postema (PvdA):

Hoe moet het nou met dat onderzoek? Die onderzoekers zullen zelf toch ook zeer benieuwd zijn naar de uitspraak van de Hoge Raad? Hebben wij dan geen probleem van volgtijdelijkheid? Is het in die zin niet beter om de uitspraak van de Hoge Raad af te wachten en de staatssecretaris vooral ertoe op te roepen om daar naar aanleiding van die uitspraak een standpunt over in te nemen dan wel nader onderzoek naar te laten doen?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ten eerste willen wij deze zaak niet op de lange baan schuiven. Ten tweede zegt de staatssecretaris dat de advocaat-generaal voor 31 maart met een advies zou komen. Daarna gaat men in de boezem van het kabinet overleggen wat daarmee te doen. Dat vinden wij te onzeker. Daarom dienen wij die motie in.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 7/8

De heer Kok (PVV):

De motie inzake het btw-onderscheid die ik gisteren zelf aankondigde, kan wat mij betreft achterwege blijven, nu mevrouw Oomen een motie heeft geconcipieerd met dezelfde strekking. Naar onze mening kan deze motie gewoon doorgang vinden. Wij zien het als een steun in de rug voor de staatssecretaris, zelfs nu er een procedure is gestart bij de Hoge Raad en wij die moeten afwachten, terwijl wij eigenlijk niet weten op welke termijn een en ander tot een einde zal worden gebracht.

De heer Elzinga (SP):

Het punt van de btw-vrijstelling was ook voor mijn fractie een van de hoofdpunten in eerste termijn. Dank voor de schets van de aanstaande ontwikkelingen in de jurisprudentie. De mening van de vorige sprekers dat het toch nog wel even gaat duren, deel ik ook. Ik waardeer het zeer dat de jurisprudentie en die ontwikkelingen uitermate belangrijk zijn en dat deze reflectie natuurlijk wordt meegenomen naar de boezem van het kabinet. Dat het verslag van dit debat ook wordt meegewogen, gaat mijn fractie niet ver genoeg. Ik denk dat wij hier in de Kamer een breed draagvlak hebben voor het standpunt dat de verschillen in btw-behandeling gewoon onwenselijk zijn. Wij staan eigenlijk op het standpunt dat de btw-vrijstelling ook voor DB-regelingen een belangrijk goed is. Wij zijn in dit huis van mening dat dit kan binnen de Europese regeling. Ook andere landen zijn van mening dat het kan. Het gebeurt ook. Wij hebben de motie van senator Oomen dan ook uit overtuiging meeondertekend. Wij zullen die ook steunen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

De motie over de btw zullen we steunen. Ik snap dat de staatssecretaris eerst bekijkt waarmee de advocaat-generaal komt. Dat laat onverlet de inhoudelijke positie die deze Kamer heeft ingenomen ten aanzien van de wenselijkheid van een equal playing field. Wellicht zal alleen de oplossing van de zaak anders worden, afhankelijk van de uitspraak van de advocaat-generaal.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 9

Staatssecretaris Klijnsma:

De motie van mevrouw Oomen (34117/34320, letter H) over de btw-behandeling, die zij mede namens een groot aantal anderen heeft ingediend, is zeer relevant. In mijn betoog in eerste termijn heb ik mede namens mijn collega van Financiën — eerlijk gezegd hoort dit onderwerp bij hem thuis; ik zit hier namens het kabinet — verteld hoe de route is van de rechtsgang op dit punt. Ik blijf het een groot goed vinden dat de advocaat-generaal zijn bevindingen aan ons doet toekomen en dat we op dat punt bekijken hoe de situatie zich ontrolt. De strekking van de motie is dat we nu reeds opdracht zouden moeten geven tot een onafhankelijk extern onderzoek en dat we bij voorkeur bij de Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek. Dat is nu net een stapje te enthousiast.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb in vreselijke krabbelletters ook iets toegevoegd aan de motie, namelijk: "rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie". Dit betekent dat u geen apart onderzoek meer moet doen, maar dat u, voordat u dat gaat onderzoeken in de boezem van uw kabinet, weet wat de Eerste Kamer vindt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Kijk, dit is andere koek. Als dat zo is, als we dus eerst de jurisprudentie en dus vooral de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen afwachten, dan is dat in lijn met wat het kabinet heel logisch vindt. Ook wij zijn natuurlijk benieuwd naar wat de advocaat-generaal zo meteen te berde brengt en willen alsdan heel graag nagaan welk pad afgelopen kan worden. Mocht er nog iets kunnen bij de Voorjaarsnota, dan zou dat heel plezierig zijn. De Kamer begrijpt dat ik dit laatste niet kan toezeggen. Wat doe ik nu met het oordeel over deze motie? Het is een beetje lastig. Ik ga nu even inzoomen. Er staat, zoals mevrouw Oomen heeft aangevuld, dat wij na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen bekijken hoe wij daarmee omgaan. Dat zal de Hoge Raad doen, maar het kabinet ook. Er staat tussen gekrabbeld dat we bij Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel. Ik duid deze motie zo dat als we dat niet zouden kunnen halen, de Eerste Kamer niet onmiddellijk — als ik mij zo mag uitdrukken — van haar à propos is. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitstel inwerkingtreding (34.036) (T02258)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Rij (CDA), de Kamer toe de inwerkingtreding een maand uit te stellen, en een langer transitietraject te hanteren. 


Kerngegevens

Nummer T02258
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 mei 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. M.L.A. van Rij (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen inwerkingtreding
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.3

De heer Van Rij (CDA):

Aangezien het hier om een majeure uitvoeringstechnische operatie gaat, ondersteunen wij de plannen inzake de transitieperiode, zoals die zijn ontvouwd in de brief van 16 november 2015. Wij vinden het echt winst dat er over het wetsvoorstel, dat door de Tweede Kamer is aangenomen en nu hier voorligt, veel meer duidelijkheid is gekomen door een aantal kritische vragen van deze Kamer over de transitieperiode. De uitgebreide communicatiecampagne juichen wij van harte toe, alsmede het terughoudende controlebeleid in de implementatiefase. Toch is het huiswerk nog niet helemaal af. Wij vinden de voorbereidingsfase, die loopt tot 1 april 2016, te kort en achten het van cruciaal belang dat die wordt verlengd tot en met 31 december 2016. Zo kan de huidige VAR-wetgeving het gehele jaar 2016 van toepassing blijven. Alsdan kunnen alle belangenorganisaties, marktpartijen en de Belastingdienst zich ideaal voorbereiden op de nieuwe wetgeving. Dat komt de rechtszekerheid ten goede en hoort bij een zorgvuldige transitie. Daarna zou de implementatiefase kunnen duren van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017, zodat er na 1 januari 2017 geen nieuwe VAR's meer worden afgegeven. Voor het CDA is een verlenging van de transitieperiode cruciaal. Is de staatssecretaris bereid om de transitieperiode te verlengen, zoals door de CDA-fractie voorgesteld?

De conclusie is dan ook dat de steun van de CDA-fractieafhankelijk is van de toezeggingen die de staatssecretaris wil doen op het punt van handhaafbaarheid, rechtszekerheid en uitvoering. Met belangstelling kijkt de CDA-fractie dan ook uit naar zijn antwoorden.

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.44/45

Staatssecretaris  Wiebes:

Mij is gevraagd of er wel voldoende tijd is. Wij hebben al gezien dat het een zwaar gerecht is. Wij zijn veel tijd kwijt met de communicatie. Deze behandeling vindt toch net weer een weekje later plaats dan oorspronkelijk gepland. Tegen de heer Van Rij zeg ik: er staan niet drie, maar inmiddels vijf algemene overeenkomsten op de site, maar aangezien er zes beloofd waren, is er nog één te gaan. Dat klopt. Er zijn geen problemen mee, maar die overeenkomst is gewoon nog niet af. Ik kan mij dus voorstellen dat 1 april als inwerkingtredingsdatum ... Ik kijk even naar de heer Van Rij. Hij had het heel lang willen uitstellen, maar een aantal organisaties waarmee ik werk, hebben nu juist niet zo'n behoefte aan lang uitstel. Die zien minder in een late inwerkingtreding en meer in een ruim transitietraject.

Ik speel met de gedachte om de inwerkingtreding gewoon een maand uit te stellen. Na 1 mei begint dan wel de gewenning, maar nog niet de handhaving in die zin. Het transitie pad zou je wel langer moeten maken. Ik krijg brieven van zzp-organisaties waarin staat: wij steunen het allemaal, maar geef ons nou een net iets langere transitie-periode. Die VAR bestaat al tien jaar, dus die drie maanden vind ik niet zo erg. De organisaties willen een jaar. Dat zou betekenen dat je na de inwerkingtreding van de wet een jaar de tijd geeft om de professionalisering verder ter hand te nemen en nog weer veel meer te communiceren. Ik heb hier een heel lijstje van de communicatie die er al is geweest, maar het blijven kennelijk druppels op een plaat. Er zijn nog een aantal issues waar zzp-organisaties en opdrachtgeversorganisaties op wijzen. Wij moeten dat panelen die beoordeling nog doen. Daarna moet je misschien nog dingen veranderen en een redelijke termijn in achtnemen. Daar zijn wij ook toe gehouden. Dan kom ik op een beperkt uitstel van inwerkingtreding en al met al een langer transitietraject. Dat zou grosso modo mijn voorstel zijn. Ik balanceer daarbij een beetje tussen lieden die zeggen "schiet toch op" en mensen die zeggen "geef het wat tijd". 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)

De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02259
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tussenlaag zzp-bemiddeling
zorg
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27

De heer Van Strien (PVV):

In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42

Staatssecretaris Wiebes:

Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.

De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid Toetsingskader Belastingdienst (34.036) (T02263)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), dat het toetsingskader van de Belastingdienst openbaar wordt. 


Kerngegevens

Nummer T02263
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen openbaarheid
toetsingskader
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.25

De heer Köhler (SP):

De Belastingdienst zal contracten en overeenkomsten toetsen aan de bestaande wetgeving en de jurisprudentie. Daarbij is het van belang dat het toetsingskader dat de Belastingdienst gebruikt, openbaar wordt. Belangrijke punten hieruit staan nu wel op de website, maar wij willen graag dat het hele toetsingskader gepubliceerd wordt. Kan de staatssecretaris hiervoor zorgen?

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.38/39

Staatssecretaris  Wiebes:

Voorzitter. Mij is gevraagd naar het toetsingskader en de handhavingsstrategie. Ik wil daar beknopt op ingaan. Alle aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de overeenkomst door de Belastingdienst, staan op de site. Intern heten ze "de rode en de groene bepalingen". De echte naam zit hier ergens in een mapje. Op de site van de Belastingdienst staat welke dingen bijdragen aan een dienstverband en welke dingen bijdragen aan een beoordeling "buiten dienstverband". Wij zijn nu bezig om dit verder uit te werken in een zogenaamde handreiking beoordelingmodelovereenkomst. Dat is in principe een intern ding. Als echter iets intern beoordeeld wordt door de Belastingdienst, is er natuurlijk niets op tegen en sterker nog: veel voor, omdat ding ook openbaar te maken. De nadere uitwerking op de site komt er dus aan. Daarbij zal er dus ook meer aandacht zijn voor de weging. Uiteindelijk wordt het ook een ding dat bij de rechter een rol kan spelen, dat een formele rol krijgt in het geheel. Laat ik het bij dezen toezeggen —het was niet het plan — maar er is eigenlijk niets op tegen om het openbaar te maken.

De beoordeling moet vervolgens in het toetsingskader worden gedaan door controleurs die goed in de jurisprudentie zitten, die de wet kennen en die als vakman de aspecten wegen. Zoals op elk ander complex belastingterrein dat langs open normen is voorgegeven, moet het zo tot een beoordeling komen. Wij doen het bij allerlei dingen, open normen. Goed koopmansgebruik is er één. Daar zijn ook allerlei specialisten voor en zo'n beoordelingsraamwerk. Dat doen we en dat dient openbaar te zijn. Bij dezen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inschatting aandeel schijnzelfstandigheid bij de formele evaluatie na 3 jaar (34.036) (T02264)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat hij beziet of bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten.


Kerngegevens

Nummer T02264
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
schijnzelfstandigheid
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.25

De heer Köhler (SP):

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties kan bij een goede uitvoering leiden tot het meer aansprakelijk stellen van werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, met als achterliggend doel het aantal schijnzelfstandigen te laten afnemen en betrokkenen te helpen aan een normaal dienstverband als werknemer. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit doel gehaald wordt. Sommige mensen vrezen dat er nieuwe schijnconstructies ontstaan, bijvoorbeeld door een langere keten van contracten via intermediairs, waardoor de zelfstandige uiteindelijk nog slechter af is.

Het is daarom goed dat de wet na invoering binnen drie jaar geëvalueerd wordt. Om te zien of de schijnzelfstandigheid afneemt, is het nuttig om met een nulmeting te werken. Is of komt er zo'n meting?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.45

Staatssecretaris Wiebes:

De tweede vraag van de heer Köhler was om nog even na te denken over de nulmeting. We hebben nu 2% tot 14%.Een nulmeting? Dat is een nulmeting van niets. Het is een prulmeting. Die is natuurlijk niet-benchmarkbaar. Die meting is geen grondslag voor een nauwkeurige vergelijking tussen nu en de toekomst. Ik kan toezeggen — dat kan ik nu al vastleggen — dat ik bezie of we bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging kunnen doen om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten. Dat is dan meer geschikt voor onafhankelijke oordeelsvorming dan voor vergelijking. Een vergelijking wordt nooit erg precies. Ik snap wel het verlangen van de heer Köhler om te weten of we maatschappelijk tevreden kunnen zijn met wat er ligt. Voor benchmarking is zij echter weinig geschikt.


Brondocumenten


Historie