Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel juli 2016)



Dit is het rappel tot 02-07-16.

 




Toezegging Bijzondere bijstand (33.716) (T01981)

De Minister van SWZ zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het beroep op de bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving in het overgangsjaar te monitoren en te bezien of eventuele aanvullende middelen na 2015 nodig zijn. Beide Kamers zullen hierover tijdig worden geïnformeerd. 


Kerngegevens

Nummer T01981
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
bijzondere bijstand
kindgebonden budget
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7

Minister Asscher:

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerkingkomt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebondenbudget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden. Dat jaar wil ik gebruiken om de situatie goed te monitoren. Het gaat om een relatief kleine groep ten opzichte van de getallen die ik noemde. In beginsel beschikken gemeenten over voldoende middelen om in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken voor die personen die na dat jaar in de problemen geraken. Ik zal monitoren hoe vaak bijzondere bijstand verstrekt gaat worden. Zo nodig zal ik bezien of aanvullende middelen in het kader van het Gemeentefonds nodig zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-8/9

Mevrouw Koning (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag stellen ten aanzien van het monitoren tijdens het overgangsjaar. Ik denk dat aan de Kamer gerapporteerd moet worden wat dat monitoren oplevert, zodat we — gechargeerd gezegd — niet in december 2015 te horen krijgen dat het eigenlijk allemaal wel heel erg veel is en de gemeenten het met de bijzondere bijstand niet redden. Als u het monitoren daarom zo kunt inrichten dat dit voor de zomer van 2015 helder is, geeft dat in ieder geval meer zekerheid dat aan een uiteindelijke oplossing echt goed vormgegeven kan worden.

Minister Asscher:

Waar ik aangeef de situatie te zullen monitoren, ben ik zeker ook bereid daarvan beide Kamers op de hoogte te stellen. Dat zal ik ook tijdig doen, zodat aanvullende maatregelen en eventueel aanvullende middelen nog mogelijk gemaakt kunnen worden, mochten die nog nodig zijn. [...]

Om de tijd niet onze vijand te laten zijn, heb ik, gehoord de eerste termijn, gezocht naar mogelijkheden om te Kamer tegemoet te komen. Daarbij heb ik aansluiting gezocht bij het amendement dat gericht is op uitstel voor een jaar. Daar heb ik het niet bij gelaten. Ik heb ook toegezegd dat ik in dat jaar samen met de gemeenten zal bekijken hoe dit fenomeen zich ontwikkelt. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten voldoende middelen hebben om via de bijzondere bijstand die groep, die enkele duizenden personen omvat, van dienst te kunnen zijn in het licht van hun totale middelen voor bijzondere bijstand. Ik heb ook al aangegeven dat ik dit niet alleen wil monitoren en de Kamer daarover wil informeren, maar dat ik ook — als dat nodig zal zijn — wil terugkomen met voorstellen om de gemeenten daar ook financieel voor te compenseren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar dat kan in dat jaar besloten worden en dat kan hier dan aan de orde komen

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-19

Minister Asscher

Ik heb echter wel toegezegd dat ik het bestaande bestand wil bevriezen en op een eenvoudige manier een jaar lang wil sauveren, zodat je in dat jaar kunt bekijken welke nieuwe gevallen zich voordoen. Naar aanleiding daarvan kan ik verslag uitbrengen aan beide Kamers en kan worden overwogen of aanvullende maatregelen nodig zijn in het kader van een toevoeging aan het Gemeentefonds.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Debat kostendelersnorm AOW (33.161 / 33.801) (T01986)

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe om voorafgaand aan de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2016, met beide Kamers te debatteren over de resultaten van het onderzoek naar de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-42

Staatssecretaris Klijnsma:

Over de kostendelersnorm in de AOW heeft iedereen het zijne of het hare gezegd. Het kabinet heeft de invoering van de kostendelersnorm uitgesteld tot 1 juli 2016. De komende tijd wordt benut om met gemeenten, het SCP en Mezzo — de belangenbehartiger van mantelzorgers — te bezien hoe arrangementen rond mantelzorg verdere ondersteuning behoeven en om de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op de mantelzorg te onderzoeken. De resultaten van het onderzoek zullen voor de thans beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2016 worden voorgelegd aan beide Kamers. De inwerkingtreding van de kostwinnersnorm in de AOW zal in het voorjaar van 2016 in een separaat inwerkingtredingsbesluit moeten worden vastgesteld. De regering zal eerst met beide Kamers debatteren over de resultaten van het onderzoek. Ik ben van zins om dat samen met collega Van Rijn te doen, omdat hij de Wmo en de decentralisatie onder zijn hoede heeft en mantelzorgers vanuit de Wmo geschraagd worden.

De heer Ester, mevrouw Sent en een aantal andere woordvoerders hebben mij gevraagd te bevestigen dat de uitkomst van het onderzoek naar de kostendelersnorm AOW is of kan zijn dat de invoering ervan geheel achterwege blijft. Mevrouw Sent heeft, evenals de heer Elzinga, de vraag eraan toegevoegd wat het kabinet gaat doen als de kostendelersnorm naar de mening van beide Kamers geen adequaat instrument is en op basis van het mantelzorgplan geen goed idee is. Wij zullen heel nauwgezet kijken naar de wijze waarop de ondersteuning van mantelzorgers verder gestalte kan krijgen. Ik wil de onderzoekers echter de ruimte geven om gedegen onderzoek te doen en daarom zal ik niet vooruitlopen op de uitkomsten. De inwerkingtreding van de kostendelersnorm wordt separaat in een inwerkingtredingsbesluit vastgesteld, maar voordat het ooit zo ver zal zijn, zal de regering met het parlement debatteren over de resultaten van het onderzoek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Mantelzorgonderzoek (33.161 / 33.801) (T01987)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent, toe de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op mantelzorg bij AOW'ers met onvolledige AOW bij het onderzoek te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T01987
Status voldaan
Datum toezegging 24 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Algemene Ouderdomswet
kostendelersnormen
mantelzorg
mantelzorgboetes
Kamerstukken Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801)
Invoeringswet Participatiewet (33.161)


Uit de stukken

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-11

Mevrouw Sent (PvdA):

Ook vraagt mijn fractie graag haar aandacht voor AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW die aanvullende inkomensondersteuning ouderen (AIO) ontvangen. Wij zijn niet overtuigd door de argumenten uit de nota naar aanleiding van het verslag om de AIO-uitkeringen niet te betrekken bij het uitstel van de kostendelersnorm. De regering schrijft dat de bijstand een tijdelijk vangnet is en dat het beroep daarop zo kort mogelijk dient te zijn. Nu is de AIO weliswaar technisch gezien bijstand, maar de situatie van AIO'ers en van bijstandsgerechtigden verschilt fundamenteel. Waar blijkens de nota naar aanleiding van het verslag geldt dat mensen in de bijstand geacht worden zo snel mogelijk weer financieel zelfstandig te worden, is dit geen optie voor AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wanneer deze AOW-gerechtigden bij hun kinderen gaan inwonen omdat zij zorg nodig hebben, worden zij wel geconfronteerd met de kostendelersnorm. Naar de mening van mijn fractie zijn de argumenten die de regering gebruikt om de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen dan ook onverkort van toepassing op de AOW-gerechtigden met AIO-uitkering. Wij doen dan ook een dringend beroep op de staatssecretaris om bij het toegezegde mantelzorgonderzoek ook expliciet aandacht te hebben voor de arrangementen voor mantelzorg bij mensen die een onvolledige AOW hebben.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-44

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Sent vroeg of in het toegezegde mantelzorgonderzoek ook expliciet aandacht wordt besteed aan arrangementen voor mantelzorg bij mensen met een onvolledige AOW, die soms ook aanvullende bijstand, AIO, ontvangen. Ja, in het onderzoek wordt gekeken naar alle AOW'ers, dus ook naar mensen met een onvolledige AOW, al dan niet met een aanvullende bijstandsuitkering. Ik zeg dus toe dat ook de effecten van de kostendelersnorm in de AOW op mantelzorg bij AOW'ers met onvolledige AOW bij het onderzoek worden betrokken. De AIO als zodanig speelt daarbij geen rol, want dat is bijstand.

Handelingen 24 juni 2014, p. 35-9-52

Mevrouw Sent (PvdA):

Er is al een mantelzorgonderzoek toegezegd. Wij hebben gevraagd of daarin ook aandacht kan zijn voor mensen die een onvolledige AOW hebben. Wij danken de staatssecretaris voor de toezegging om die groep mee te nemen in het al eerder toegezegde mantelzorgonderzoek.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Versterking positie individuele deelnemers (34.117 / 34.320) (T02241)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan en Nagel, toe de bescherming van individuele deelnemers bij de overgang naar een algemeen pensioenfonds, mee te nemen bij de structurele herziening van het stelsel van waardeoverdracht; deze is voorzien  voor het eerste kwartaal van 2016.


Kerngegevens

Nummer T02241
Status voldaan
Datum toezegging 22 december 2015
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen deelnemers
pensioenfondsen
waardeoverdrachten
Kamerstukken Novelle Wet algemeen pensioenfonds (34.320)
Wet algemeen pensioenfonds (34.117)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 - item 13 -  blz. 3

De heer Rinnooy Kan (D66):

Precies zoals u het beschrijft, zit er wat mij betreft toch een bijna al te groot verschil tussen die overgang en de andere overgang, zeg van een pensioenfonds naar een regeling binnen een apf. Uw verwijzing naar de rol die sociale partners daarbij spelen, is op zichzelf genomen alleszins terecht, maar de bescherming die daarvan uitgaat naar de individuele deelnemer is aanzienlijk geringer; ik denk ook echt geringer in de praktijk. Dat geldt al helemaal waar in de praktijksituatie die aan de orde is er geen sociale partner tussen zit, maar er sprake is van een individuele regeling, een aanvullende regeling, die ook binnen het apf kan belanden en waarbij per definitie degene die de regeling heeft afgesloten, niet een sociale partner heeft die zijn belangen behartigt. Ik wil u in de eerste plaats nadrukkelijk wijzen op dat verschil. Dat zit mij dwars en mij niet alleen. Ik zou u nadrukkelijk willen vragen om nu of ten vervolge op deze vergadering hier nog eens goed naar te kijken, want ik denk dat het van groot belang is dat eenieder die de overgang naar een apf meemaakt, in de wetenschap dat daar grote financiële belangen mee gemoeid zijn, een fatsoenlijke mogelijkheid krijgt om betrokken te zijn bij de besluitvorming. Ik formuleer het betrekkelijk ruim. Artikel 83 heeft natuurlijk een vrij extreme variant van de bescherming die wordt geboden. Ik zou mij kunnen voorstellen dat die niet letterlijk zo valt over te nemen binnen de algemene setting, wat oorspronkelijk wel de bedoeling lijkt te zijn geweest. Dan zou er op zijn minst iets voor in de plaats moeten komen dat recht doet aan adequate bescherming van het grote particuliere belang dat hier op het spel kan staan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kan de heer Rinnooy Kan volgen als hij zegt: indien artikel 84 aan de orde is, spelen de sociale partners natuurlijk een grote rol. Dan kun je ervan uitgaan dat de sociale partners die belangen van deelnemers ook goed behartigen. Edoch, de heer Rinnooy Kan zegt: ik heb toch nog wel een beetje zorg over sommige individuen op dit punt, zeker als het gaat om de betrokkenheid bij de besluitvorming. Ik kan mij voorstellen dat ik nog eens heel nauwgezet kijk naar dit specifieke onderdeel. Het is misschien een goed idee dat ik daar in tweede termijn nog even op terugkom, omdat ik dan ook goed kan schetsen hoe ik daar op korte termijn handen en voeten aan kan geven. Ik denk dat artikel 83 en artikel 84 op zichzelf de zaak goed coveren, maar als er in dit specifieke geval nog een punt van aandacht overblijft, is het goed om dat nog even echt goed tegen het licht te houden.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Wat mij betreft is er echt wel reden voor die kritische inspectie, want het verschil tussen beide routes is wat mij betreft te groot. Voor mij staat in ieder geval voorop dat bij deze wezenlijke beslissing, welke route er ook wordt afgelegd van de huidige regeling naar het apf, er een moment moet zijn voor de individuele deelnemer om er een vraagteken bij te plaatsen en er op zijn minst enige invloed op uit te oefenen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind dat de heer Rinnooy kan zich nu heel zorgvuldig uitdrukt. Ik stel mij zo voor dat wij daar ook echt wel handen en voeten aan zullen kunnen geven. Het is natuurlijk altijd zo, voor iedere individuele deelnemer, dat het gaat om zijn of haar oudedagsvoorziening. Zorgvuldigheid is daarbij troef en medezeggenschap ook. Je moet natuurlijk altijd bezien hoe je dat vervolgens in wetgeving verankert. Daar wil ik best nog eens naar kijken, met dien verstande dat wij het vanavond niet onmiddellijk kunnen oplossen. Maar ik wil best bezien of wij nog iets zouden kunnen verzinnen wat hier net iets meer stevigheid in fourneert.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 -  blz. 8

De heer Nagel (50PLUS):

In eerste termijn hebben wij een parallel betoog gehouden met de fractie van D66, vertegenwoordigd door senator Rinnooy Kan, over artikel 83 en 84. Er is overwogen om met een eigen motie te komen. We hebben daar nog even overleg over gehad. Kortheidshalve en om doublures te voorkomen, zal de senator van D66 dit zo direct namens 50PLUS verwoorden. Omdat we het wetsvoorstel een goede ontwikkeling vinden, zullen we dat steunen.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Er is één punt dat ik wil onderstrepen. Dat zit mij echt hoog. Dat is de kwestie van de bescherming van de individuele deelnemer die belandt in een apf. Ik heb goed geluisterd naar wat de staatssecretaris eerder heeft gezegd. Het is inderdaad juist dat ik een motie heb voorbereid om precies te onderstrepen dat dit belang door velen in deze Kamer wordt ervaren. Ik dien die motie niet in, in de expliciete veronderstelling dat de staatssecretaris zo meteen nog eens bevestigt wat zij zojuist toezegde, namelijk dat het vervolgonderzoek gericht zal zijn op een wezenlijke versterking van die positie zoals thans in het voorliggende wetsvoorstel is vastgesteld. Ik geloof namelijk werkelijk dat dit van essentieel belang is voor de maatschappelijke ervaring van dit op zichzelf belangrijke initiatief. We zullen dit wetsvoorstel dus zeker steunen. We hebben hoge verwachtingen van het apf. Maar dit ingrediënt is een wezenlijk onderdeel daarvan.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 -  blz. 8

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Rinnooy Kan heeft nogmaals onderstreept dat hij het heel wezenlijk vindt om de individuele betrokkenheid handen en voeten te geven. Ik wil heel praktisch, pragmatisch het volgende voorstellen, want dit moeten we snel bekijken. In het eerste kwartaal van 2016 kom ik met de structurele herziening van het onderwerp "waardeoverdracht". Ik zou in die context ook dit punt van aandacht meekunnen nemen, want dan hebben we het snel handen en voeten gegeven. Ik snap dat de heer Rinnooy Kan hier aandacht voor vraagt. Ik vind het ook terecht. Ik ben dus zeer gemotiveerd om dat zo snel mogelijk van handen en voeten te voorzien.


Brondocumenten


Historie