Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel september 2021)



Dit is het rappel tot 02-07-21.

 




Toezegging Het onderzoeken van een aparte contractvorm voor seizoenssectoren (35.074) (T02731)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Oomen-Ruijten (CDA) en Ester (ChristenUnie), toe om te verkennen wat de mogelijkheden zijn van een aparte categorie in de premiedifferentiatie voor langjarige tijdelijke contracten in de seizoenssectoren.


Kerngegevens

Nummer T02731
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen langjarige contracten
seizoensarbeid
Kamerstukken Wet arbeidsmarkt in balans (35.074)


Uit de stukken

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p. 2

De heer Ester:

Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer, maar ook daarbuiten, is veel aandacht besteed aan de positie van tijdelijke invalkrachten in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs en aan de rol van oproeproepkrachten in de agrarische sector in de nieuwe ketenbepaling. Kan de minister aangeven wat de status is van de uitzonderingsbepaling die is overeengekomen voor het onderwijs? Hoe gaat deze bepaling uitgewerkt worden? Via het gewijzigde amendement-Stoffer c.s. (35074, nr. 61) en de motie-Wiersma/Heerma (35074, nr. 46) staan knelpunten in de uitvoering van het wetsvoorstel, specifiek rond seizoensarbeid, op de agenda, bijvoorbeeld bij de jaarurennorm en de WW-premiedifferentiatie. Het gaat hier immers om een sector die een eigen dynamiek en eigen omstandigheden rond tijdelijk werk kent. Overleg met de sector is aangekondigd. Kan de minister ons bijpraten over hoe dit overleg verloopt en of er zicht is op consensus? De ChristenUnie-fractie dringt erop aan dat de effecten van het wetsvoorstel voor onze agrarische bedrijven serieus onderdeel zijn van de wetsevaluatie. Kan dat worden toegezegd?

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 3, p.19

Mevrouw Oomen-Ruijten:

Voorzitter. Ik kom op seizoensarbeid. De premiedifferentiatie voor de WW is een complete ommezwaai in denken. Tot nu toe was de WW-premie voor de eerste zes maanden gerelateerd aan de sector om deze te prikkelen en werkloosheid zo veel als mogelijk te voorkomen, maar nu wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur de basis voor de hoogte van de heffing. Dat treft met name de land- en tuinbouw, maar zeer zeker ook de horeca.

Ik kan u zeggen dat deze wet in de sector niet begrepen wordt. Waarom niet? Men heeft geen keuze. Wanneer men een werknemer slechts twee à drie maanden nodig heeft, kan men deze gewoon geen vaste baan aanbieden en dat is toch wat deze wet voorstelt. Het gaat in de sectoren van de land- en tuinbouw en de horeca, waar seizoensarbeid is, niet alleen om de kostenverhoging in de WW-premie; ook de transitievergoeding en de maatregelen bij uitbetaling van de oproep zullen er niet toe leiden dat een vast contract de maat wordt. Het zal, zo denken wij, een vlucht naar zzp-constructies betekenen.

Handelingen I, 2018-2019, nr. 29, item 5, p.24

Minister Koolmees:

(…) Tot slot wil ik nog op het volgende wijzen. In de Tweede Kamer is de motie-Wiersma aangenomen, waarmee er ook een verkenning is gedaan naar langjarige tijdelijke contracten. In de supermarktbranche zijn er bijvoorbeeld drie- of vierjaarscontracten. In het kader van die motie wil ik ook graag, als toezegging naar uw Kamer, kijken of er een mogelijkheid is om seizoenswerk ook tegemoet te komen. Dat gaat dus echt over een aparte contractvorm voor seizoenssectoren. Dat wil ik graag toezeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Te bezien of de rekentool naar voren kan worden gehaald (35.213) (T02930)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Stienen (D66) en Ester (ChristenUnie), toe te bezien of het mogelijk is de rekentool naar voren te halen.


Kerngegevens

Nummer T02930
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2020
Deadline 1 juni 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen rekentool
Wajong
Kamerstukken Verdere activering participatie jonggehandicapten en harmonisatie Wajongregimes (35.213)


Uit de stukken

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 3, p.5

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie wil graag van de staatssecretaris horen hoe zij een dergelijk "empathisch" communicatietraject gaat borgen en hoe zij op dit gevoelige punt de uitvoeringsorganisaties zal aanspreken. De uitlegbaarheid van de nieuwe regels behoeft topprioriteit. Wij horen ook graag wanneer de rekentool en beslisboom beschikbaar zijn die Wajongers moeten helpen om de consequenties van de nieuwe wetgeving voor hun persoonlijke situatie in beeld te brengen. Tijdigheid is hier vereist.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 3, p.21

Mevrouw Stienen (D66):

Voorzitter. Dit brengt mij bij mijn laatste vraag. Als onderdeel van de implementatie is het UWV bezig met het ontwikkelen van een rekentool — ik zit even te denken: dit is weer Engels, maar goed, een rekentool dus — op basis van de nieuwe inkomensregeling. De staatssecretaris merkte in de memorie van antwoord op dat de rekentool pas gebruikt kan worden in de aanloop van de inwerkingtreding, omdat het afhangt van de persoonlijke situatie op het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Dit betekent dat wanneer de gegevens over het garantiebedrag en de garantieregeling mee worden gerekend, pas bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel bekend zal worden wat het nieuwe inkomen is. De D66-fractie vindt dat de Wajongers hierdoor te lang in onzekerheid worden gelaten. Kan de staatssecretaris aangeven welke stappen er worden ondernomen in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet om de nieuwe inkomenssituatie helder en duidelijk naar de mensen in de Wajong te communiceren?

Daarnaast gaf de staatssecretaris in het debat in de Tweede Kamer aan dat er naast de rekentool binnen het project Simpel Switchen — ook alweer Engels — wordt verkend of het mogelijk is een combinatietool te ontwikkelen. Deze tool — of dit gereedschap — geeft mensen een indicatie wat werken betekent voor de hoogte van hun toeslagen en hun uitkering. Het geeft inzicht in hun netto-inkomsten. De fractie van D66 moedigt de ontwikkeling van dit instrument aan en vraagt aan de staatssecretaris wat deze verkenning heeft opgeleverd.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.25

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zit nog even na te denken over het feit dat het zo lastig is voor de staatssecretaris om met name die inkomenseffecten te bepalen van die harmonisatie. Dat is toch ook een beetje de kern van het debat, want dat gaat om zekerheid voor die Wajongers. Ik begrijp dat heel goed, maar het is onbevredigend dat we dat niet kunnen doorrekenen. Dat heeft misschien ook te maken met een aantal vragen die door ons gesteld zijn — door mevrouw Stienen, door mijzelf, door anderen — over wanneer die rekentool nou beschikbaar komt. In feite is zo'n rekentool natuurlijk een soort simulatie van de doorwerking van een wet op het individuele bestaansniveau. Zo werkt de Belastingdienst ook. De Belastingdienst weet ook niet alles, maar die heeft wel tools waarmee je als belastingplichtige precies kunt zien wat jij moet betalen en wat je niet hoeft te betalen, omdat alle parameters in die rekentool zitten. Als die rekentool snel beschikbaar zou komen, dan zou dat een hele hoop onzekerheid wegnemen, omdat dan Wajongers met hun ondersteuners, hun ouders, kunnen berekenen wat de inkomenseffecten zijn. Dat kan dan gesimuleerd worden en er zijn talloze beleidsvoorbeelden waarin daarmee wordt gewerkt. Ook uw eigen departement werkt daarmee. Zou dat hier dan ook niet gewoon kunnen? Kan die rekentool niet verder naar voren worden gehaald?

Staatssecretaris Van Ark:

Er staat nu dat die in december klaar zal zijn, maar ik ga even na of dat eventueel eerder kan. Ik weet wel dat de druk op het UWV in brede zin natuurlijk op het moment ongelofelijk groot is. Ik weet in ieder geval wel dat het UWV kan starten als de Eerste Kamer de wet zou accorderen. Ik zou het wel na kunnen vragen. Misschien kan ik dat tijdens de eerste termijn al doen, want dat kan een belangrijke weegfactor zijn voor de heer Ester.

De heer Ester (ChristenUnie):

Als dat lukt, hebben we een enorme stap gemaakt. Door te simuleren op de wijze die ik aangaf, kunnen we een hele hoop van die onzekerheid weghalen.

Staatssecretaris Van Ark:

Mag ik dan dit zeggen, voorzitter? Uiteindelijk gaat voor mensen het volgende gelden. Je hebt je Wajong-uitkering, die is individueel, zonder partner- of vermogenstoets, 70% van het wml als je arbeidsvermogen hebt, en daarnaast €0,30 van iedere euro die je verdient, of iets meer als je met loondispensatie werkt. Dat is de basis. Daar kunnen mensen in ieder geval al wat aan ontlenen. Als je dan denkt "o, maar ik heb nu veel meer", dan gaat natuurlijk ook het UWV die berekening maken en als dat klopt, houd je wat je nu hebt, als je werkt. Dat is de basis. In die zin is het niet zo moeilijk. Wat het moeilijk maakt in persoonlijke zin, is de samenloop met toeslagen of met andere zaken die op persoonlijk niveau spelen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, maar dat kan uitstekend in zo'n rekentool. Ik zou u toch willen vragen of we dat naar voren kunnen halen. Ik denk dat we daarmee een hoop onvrede en onzekerheid weghalen.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ga dat na.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.33

Staatssecretaris Van Ark:

Over de rekentool hebben we afgesproken dat ik er nog even op terugkom of het eerder zou kunnen. De combinatierekentool, zo zeg ik in de richting van mevrouw Stienen, wordt in ieder geval op dit moment getest. Dat betreft inderdaad, zoals mevrouw De Bruijn aangaf, de breedgedragen motie van mevrouw Nijkerken-de Haan in de Tweede Kamer die aandacht vroeg voor de communicatie en informatie.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.39

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank ook voor de toezegging om te bezien of de rekentool naar voren kan worden gehaald. Dat kan heel veel onzekerheid wegnemen en het is echt minder ingewikkeld dan we denken.

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.42

Mevrouw Stienen (D66):

We zijn blij met de toezegging van de staatssecretaris dat ze nu al aan de slag wil gaan met de rekentool, het rekeninstrument. Kan dat, dat we het gewoon "het rekeninstrument" noemen? Dat zal zeker bijdragen aan de helderheid over de individuele effecten voor mensen die in de Wajong zitten en over wat deze harmonisatie voor hen betekent.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitkeringen aan reeds failliet verklaarde bedrijven betrekken bij de eindevaluatie van de NOW-regeling (35.438) (T02975)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FVD), toe bij de eindevaluatie van de NOW-regeling mee te nemen hoeveel geld er is uitgekeerd aan bedrijven die reeds failliet waren verklaard en aan bedrijven die na de uitkering failliet zijn verklaard.


Kerngegevens

Nummer T02975
Status openstaand
Datum toezegging 6 juli 2020
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden L.P. van der Linden MSc. (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen evaluaties
faillissementen
Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
Kamerstukken Tweede incidentele suppletoire begroting Economische Zaken en Klimaat 2020 inzake Noodpakket banen en economie (35.438)


Uit de stukken

Handelingen I, 2019-2020 , nr. 35, item 4, blz 16-17.

De heer Van der Linden (FvD):

Voorzitter, dank u wel. Mijn bijdrage ging vooral over uitkeringen aan failliete bedrijven en om daar nog wat aan te doen. Ik heb nog wel een vraag aan de minister. De specificatie van 6 miljoen van voor faillissement en na faillissement uitkeren is er nog niet. Kan die op termijn alsnog wel gegeven worden? Kan de minister aangeven dat hij de Kamer daarover zal berichten zodat we kunnen zien hoeveel van die 6 miljoen nu voor en hoeveel na faillietverklaring is uitgekeerd? Veder wil ik het nog even hebben over de beantwoording van de vragen over de uitvoering en over het bewaken en controleren. Voorafgaand aan dit debat heb ik met curatoren gesproken. Er worden uitkeringen gedaan aan inmiddels failliet verklaarde ondernemingen. Dat gaat om tonnen tot miljoenen. Een heeft zelfs proactief contact opgenomen met het UWV om aan te geven: volgens mij gaat dit niet goed en moeten jullie hier wat aan doen, want hiermee gaat belastinggeld direct naar de boedel van curatoren. Controle zelf vindt plaats via polisadministratie Belastingdienst. Die controle schiet kennelijk tekort, want er gaat iets mis. De minister geeft aan dat het niet is te doen voor de 130.000 bedrijven die NOW-steun krijgen. Nou, ik wens dat hier toch te bestrijden. 51 jaar geleden zetten we mensen op de maan. Die 130.000 bedrijven passen allemaal op een Excel-sheet. Het is weliswaar dan een lange maar het past echt. Als je twee dagen voor uitbetaling van die NOWregeling een export maakt van het Centraal Insolventieregister — dat kan gewoon online — en een export van de NOW-betaling die je gaat doen wat betreft die 130.00 bedrijven en je een paar mensen aan het werk zet om de verschillen te zoeken en om te kijken of er in die lijst een paar failliet verklaarde bedrijven zitten, dan kun je op die manier tonnen tot miljoenen besparen. Die oproep wil ik toch doen aan de minister. Wil hij toezeggen dat hij dat toch in gang gaat zetten? Want het is volgens mij echt mogelijk. Zo niet, heb ik een motie waarvan ik overigens bereid ben die weer in trekken als de minister toezegt het alsnog te gaan doen.

Handelingen I, 2019-2020 , nr. 35, item 4, blz 19-20.

Minister Koolmees: Dank u wel, voorzitter. Ik zal het spreekgestoelte niet aanraken, zodat het zo meteen niet schoongemaakt hoeft te worden. Ik had nog een vraag van de heer Van der Linden liggen over de insolventiecheck. Ik ben het ermee eens dat voorkomen moet worden dat NOW-geld wordt uitgekeerd aan failliete bedrijven dan wel in surseance van betaling verkerende bedrijven. Die check zit er ook in op basis van de polisadministratie. Die administratie is de basis voor de hele NOW en wordt gevuld door de Belastingdienst. Maar er zit altijd een vertraging tussen het uitspreken van het faillissement dan wel een surseance van betaling en de registratie in zo'n database. In de timing zou het dus verkeerd kunnen gaan. Naar onze inzichten gaat het om 6 miljoen, waarvan nog steeds onduidelijk is of de bedrijven voor of na de uitbetaling van de gelden failliet zijn verklaard. Het toevoegen hiervan aan de procedures maakt het systeem alleen maar ingewikkelder. Het gaat om duizenden betalingen per dag. 125.000 bedrijven per maand maken er gebruik van en er zitten twintig werkdagen in een maand. Dat kan gewoon niet handmatig. Ik ontraad dus de motie, hoewel ik het met heel veel overwegingen eens ben. Nogmaals, de check zit in het huidige systeem op basis van de polisadministratie van de Belastingdienst. Daar wil ik geen nieuwe aan toevoegen. Tegen die achtergrond ontraad ik de motie.

De voorzitter:

De heer Van der Linden heeft nog een korte interruptie.

De heer Van der Linden (FVD):

Ik heb gevraagd of de minister wil toezeggen dat die splitsing van die 6 miljoen voor en na er op een later moment wel komt.

Minister Koolmees:

Na afloop gaan we kijken hoeveel er is uitgekeerd aan failliete bedrijven. Op het moment dat we dat weten, kunnen we een inschatting maken of de bedragen zijn uitgekeerd op het moment dat een bedrijf al failliet was of voor dat moment. Bij de eindevaluatie kunnen we dat meenemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden afschrift brief ontwikkeling loonsom in het kader van terugvorderingsbeleid (35.542) (T03066)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe in het kader van het terugvorderingsbeleid een afschrift aan de Kamer te zenden van de brief aan de Tweede Kamer over de ontwikkeling van de loonsom.


Kerngegevens

Nummer T03066
Status voldaan
Datum toezegging 10 november 2020
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
ontwikkeling loonsom
terugvorderingsbeleid
Kamerstukken Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.4

De heer Essers (CDA):

Voorzitter, om te beginnen de voorschotsystematiek. De NOW 1.0-uitkeringen zijn gebaseerd op schattingen van werkgevers omtrent het omzetverliespercentage. In de memorie van antwoord gaat de minister in op de wijze waarop het terugvorderbeleid wordt uitgevoerd indien achteraf blijkt dat deze schattingen te pessimistisch waren, zodat een terugbetalingsverplichting resulteert. Het UWV stelt de omvang van die terugbetalingsverplichting vast. De reguliere betalingstermijn bij terugvordering bedraagt zes weken. Binnen die termijn kan de werkgever verzoeken om een betalingsregeling. Volgens de minister zal het UWV deze verzoeken welwillend behandelen en een betalingsregeling aanbieden van twaalf maandelijkse termijnen. Voor bedragen van €500 of minder wordt niet overgegaan op terugvordering. Werkgevers die een voorschot vanaf €100.000 hebben ontvangen, dienen een accountantsverklaring te overleggen.

Nu heeft de kinderopvangtoeslagtragedie geleerd dat een terugbetalingsverplichting van ten onrechte genoten overheidsgeld tot veel ellende kan leiden. Vandaar de volgende vragen. Wat geeft de bewindslieden het vertrouwen dat de uitvoeringscapaciteit van het UWV, een instelling die net als de Belastingdienst helaas geen onbevlekt blazoen meer heeft, voldoende is om deze extra taak te vervullen? Hoe wordt getoetst of al dan niet sprake is van opzet of grove schuld? Wie dient dit vast te stellen? En wat zijn de gevolgen indien sprake is van opzet of grove schuld? Hoe wordt gegarandeerd dat er eenheid van beleid zal zijn bij uitvoering van dit beleid door het UWV? En welke criteria hanteert het UWV bij het welwillend toestaan van een betalingsregeling? Wanneer wordt een dergelijke regeling niet toegestaan? En welke bezwaar- en beroepsmogelijkheden hebben werkgevers in dezen?

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.11

Minister Koolmees:

Wat ik zelf ingewikkeld vind, is het tweede element van het terugvorderingsbeleid. Dat is namelijk de ontwikkeling van de loonsom. We hebben namelijk ook gezien dat in sommige sectoren in de maanden mei en juni tijdelijke contracten zijn opgezegd of mensen met een oproepcontract niet zijn opgeroepen, waardoor de loonsom fors is gedaald; de heer De Vries had het daar ook over. Als dat gebeurd is, komt er een correctie. Maar we kunnen nog niet zeggen hoeveel dat is. Daar moeten we de komende periode een beter zicht op krijgen. Ik was van plan om de Tweede Kamer over dat beeld te informeren — ik zal zorgen dat u een afschrift daarvan krijgt — zodat we daar een vinger aan de pols kunnen houden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden servicedocument over het vinden van stageplaatsen of andere wijze invullen van beroepspraktijkvorming door minister OCW (35.542) (T03067)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verzoeken het servicedocument, met hernieuwde afspraken voor extra mogelijkheden voor het vinden van stageplaatsen of het op een andere wijze invulling geven aan de beroepspraktijkvorming, ook naar de Eerste Kamer te zenden.


Kerngegevens

Nummer T03067
Status voldaan
Datum toezegging 10 november 2020
Deadline 1 mei 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen beroepspraktijkvorming
servicedocument
stageplaatsen
Kamerstukken Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.3-4.

Mevrouw Moonen (D66):

Tot slot, voorzitter. Uit de cijfers blijkt dat vooral jongeren hard geraakt worden. Zij werken vaker op een tijdelijk contract en in de harder geraakte sectoren. Ook komen ze — dat is een groot maatschappelijk probleem — nauwelijks meer aan een stageplaats. Vooral jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger beroepsonderwijs hebben grote moeite om praktijkstages te kunnen doen. Hierdoor lopen die studenten studievertraging op. Bovendien gaat het om vakmensen, die we heel hard nodig hebben op de arbeidsmarkt. Mijn vraag aan de minister is: kan de minister een toezegging doen om een actieplan stages op te stellen samen met het bedrijfsleven — want dat zal voor een belangrijk deel deze stages moeten gaan aanbieden — om ervoor te zorgen dat mbo- en hbo-studenten snel een stageplaats krijgen? Want dit is een acute kwestie, die nu speelt.

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.15

Minister Koolmees:

OCW brengt binnenkort een nieuw document uit, een servicedocument, met hernieuwde afspraken voor extra mogelijkheden voor het vinden van stageplaatsen of het op een andere wijze invulling geven aan de beroepspraktijkvorming. De minister van OCW zal de Tweede Kamer hierover informeren. Ik zal haar vragen of zij een afschrift van dit plan, van die brief, naar uw Kamer stuurt, om de zorgen van mevrouw Moonen te adresseren. Mevrouw Van Engelshoven is hier dus mee bezig en zal de brief naar u sturen, zeg ik hierbij toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren over de voortgang van financiële afspraken m.b.t. de Wet Inburgering 20.. (35.483) (T03099)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Stienen (D66), toe de Kamer te informeren over de voortgang in het maken van financiële afspraken m.b.t. de Wet Inburgering 20.., alsmede over de ondertussengroep.


Kerngegevens

Nummer T03099
Status voldaan
Datum toezegging 1 december 2020
Deadline 1 juni 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen budget
inburgering
ondertussengroep
Kamerstukken Wet inburgering 2021 (35.483)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 12, item 4, p.8

Mevrouw Stienen (D66):

Voorzitter. De D66-fractie denkt dat het uitstel ook mogelijkheden heeft. Voor de eerste zes maanden van de inwerkingtreding in 2021 was een bedrag van 68,1 miljoen gereserveerd. Hiervan gaat volgens de informatie die wij hebben gekregen 27,4 miljoen naar uitvoeringskosten en 40,7 miljoen euro naar inburgeringsvoorzieningen. Kan de minister aangeven wat er met deze bedragen gebeurt? Schuiven deze bijvoorbeeld op, of biedt het ruimte om ondersteuning te geven aan gemeenten die wel al gereed zijn voor deze nieuwe wet?

Handelingen I 2020-2021, nr. 12, item 10, p.2

Minister Koolmees

Mevrouw Stienen vroeg nog naar het budget dat beschikbaar is voor 2021. Daarover ga ik in december met de gemeenten in gesprek. Ik zie dat er een ondertussengroep is. Ik zie ook dat er een risico is van ELIPs, dus dat mensen aan het einde van de looptijd, het einde van de lening, zitten, maar nog niet zijn ingeburgerd. We gaan in overleg met de VNG over hoe we daar voor komend jaar mee omgaan. Ook voor het afgelopen halfjaar, voor het eerdere uitstel van 1 januari naar 1 juli, heb ik al een financieel arrangement met de gemeenten getroffen. Ik ga daar niet op vooruitlopen, maar ik ga goed met ze in overleg.

Mevrouw Stienen (D66):

Dank voor deze toelichting. Ik heb nog een vraag aan de minister. Ik vermoed dat er nog meer overleggen aankomen. Mijn vraag is om ons als Kamer voortdurend daarvan op

de hoogte te houden, dus dat we ook over dit overleg met de VNG informatie ontvangen zodat we onze controlerende taak kunnen blijven uitoefenen.

Minister Koolmees:

Ik zeg graag toe dat ik u informeer over de uitkomst van die gesprekken en de planning daarna. U kent ook de begrotingssystematiek. Er moet natuurlijk in het voorjaar met de

minister van Financiën over de financiële afspraken doorgepraat worden. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang hierin. Ik vind het ook belangrijk dat de

ondertussengroep een kans krijgt om deel te nemen. Dat zeg ik dus graag toe.

Mevrouw Stienen (D66):

Fijn om te horen. Want als er ineens uitstel is, moet het budget voor dat halfjaar — ik weet niet of het vrijkomt of over is — in elk geval wel gebruikt worden voor de mensen die het het hardste nodig hebben.

Minister Koolmees:

Sorry, ik ga er niet op vooruitlopen. Op dit moment zijn er natuurlijk door corona ook weer een hoop tegenvallers. Nou ja, dat moeten we met elkaar netjes in kaart brengen en we moeten er gesprekken over voeren. De afspraak staat al in de agenda.

Handelingen I 2020-2021, nr. 12, item 10, p.20

Minister Koolmees

Wordt de Kamer geïnformeerd over de ondertussengroep? Ja, dat gaan we doen. Ik heb ook toegezegd de Tweede Kamer hierover te informeren. Ik zal een afschrift daarvan, of een aparte brief, dan typen we 'm twee keer, naar de Eerste Kamer sturen om te melden wat er gebeurt met die ondertussengroep.

De vraag over het budget voor 2021 is een lastige. We hebben immers begrotingsregels in het kabinet en dat betekent dat de minister van Financiën altijd als een bok op de haverkist zit als het gaat over meevallers. Die dienen eigenlijk eerst om tegenvallers elders te compenseren. Daarom maakte ik net dat tussenzinnetje. Er zijn door corona tegenvallers, vertraging in de inburgering. Ik heb gisteren een brief gestuurd, ook naar uw Kamer, met daarin een uitbreiding van de inburgeringstermijn met vier maanden, omdat mensen nu vertraging oplopen als gevolg van scholen die dicht zijn en examenlocaties die niet beschikbaar zijn. Dat heeft ook allerlei budgettaire consequenties. Maar mijn doel is om met die gemeenten een goede afspraak te maken over de ondertussengroep voor 2021. Daar kunt u mij op aanspreken. Maar de minister van Financiën heeft de begrotingsregels in de hand en dat is altijd een ongelijk gevecht in het kabinet.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren welke partij de leerbaarheidstoets zal uitvoeren (35.483) (T03100)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Stienen (D66), toe de Kamer rond het Kerstreces te informeren welke partij de leerbaarheidstoets zal gaan afnemen.


Kerngegevens

Nummer T03100
Status voldaan
Datum toezegging 1 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen leerbaarheidstoets
uitvoeringsorganisaties
Kamerstukken Wet inburgering 2021 (35.483)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 12, item 4, p.6

Mevrouw Stienen (D66):

Voorzitter. Bij het inwerkingtreden van de wet ontstaan er verschillende groepen inburgeraars. De eerste groep zijn de statushouders die vanaf 1 januari 2022 beginnen met het inburgeringstraject. Mijn fractie vindt dat met name deze groep de voordelen ondervindt van het voorliggende wetsvoorstel en echt de kans krijgt op die goede start. Wel heb ik nog enkele specifieke uitvoeringsvragen. In de memorie van antwoord geeft de minister aan dat de leerbaarheidstoets uitgevoerd zal worden door een door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen onafhankelijke partij. Heeft de minister al meer inzicht wie die partij is? Daarnaast is de D66-fractie benieuwd hoe bij de Module Arbeidsmarkt en Participatie succes zal worden gemeten. Wie gaat die meting doen?

Handelingen I 2020-2021, nr. 12, item 10, p.12

Minister Koolmees:

Ja, ja. Wie neemt de leerbaarheidstoets af? Daarover zijn we in overleg. In december, rond het kerstreces, ga ik u daarover informeren. Zowel DUO als het COA heeft desgevraagd laten weten geïnteresseerd te zijn. Die doen dus hierin mee.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Notitie over de uitvoeringsproblematiek bij Ministerie van Financiën (35.570) (T03230)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om een notitie voor te bereiden vanuit het ministerie van Financiën voor de formateur over de uitvoeringsproblematiek bij het ministerie van Financiën. De minister laat de leiding van dit dossier bij de minister van Sociale Zaken.


Kerngegevens

Nummer T03230
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kabinetsformatie
Uitvoeringsproblematiek
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 35

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Laat ik het heel kort stellen. Is de minister bereid om, misschien voor de kabinetsformatie, ervoor te zorgen dat er in het dossier een notitie vanuit Financiën komt over de grote problemen bij de uitvoering vanuit Financiën gezien? De Belastingdienst moet namelijk niet alleen belastingwetgeving uitvoeren, maar ook een heleboel andere taken van andere departementen. De kinderopvangtoeslag is daarvan het beste voorbeeld. Het beleid komt van een ander departement en de uitvoering ligt bij de Belastingdienst. Is de minister bereid om dat dossier voor te bereiden voor formateur, zodat daar eindelijk in het komende kabinet de hoogste prioriteit aan wordt gegeven?

Minister Hoekstra:

Zeker. Dat zou ik de heer Van Rooijen graag willen toezeggen. Ik zou overigens, zoals we dat nu ook hebben afgesproken in het kabinet, de minister van Sociale Zaken in de lead willen laten. Die trekt dit namelijk in het kabinet. Om hem nou weer een deel van zijn werkzaamheden afhandig te maken, vind ik niet zo goed. Ik zou hem in de lead willen laten. Ik denk dat de heer Van Rooijen gelijk heeft dat je de aanvliegroute breder zou moeten maken dan alleen maar de uitvoeringsproblematiek die valt onder het ministerie van Financiën. Je moet ook naar het UWV, DUO en andere uitvoeringsinstanties kijken. Ik zeg hem dat graag toe.


Brondocumenten


Historie