Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel juli 2019)



Dit is het rappel tot 02-07-19.

 




Toezegging Evaluatie van de Wet verbetering positie pleegouders (32.529) (T01601)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester, toe de maatregelen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel over een aantal

jaren te evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01601
Status voldaan
Datum toezegging 9 oktober 2012
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
pleegouders
Kamerstukken Verbetering positie pleegouders (32.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 3-7-23

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

De heer Ester vraagt mij de maatregelen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel over een aantal jaar te evalueren. Dat kan ik gemakkelijk toezeggen. Een evaluatie is sowieso verstandig. Het lijkt mij ook verstandig om een en ander mee te nemen bij de evaluatie van de nieuwe Wet zorg voor jeugd. Dat zet dan ten minste zoden aan de dijk. Die keuze laat ik aan mijn opvolger. Dat de beste evaluatie moge winnen!


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het informeren van de Kamer over de uitkomst van het onderzoek en eventuele maatregelen inzake huiselijk of eergerelateerd geweld (34.236) (T02453)

De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe dat hij de Kamer zal informeren over de uitkomst van het onderzoek en eventuele maatregelen met betrekking tot de toegang van slachtoffers tot de opvang die een aanvraag verblijf hebben gedaan op humanitaire gronden in verband met huiselijk geweld of eergerelateerd geweld.


Kerngegevens

Nummer T02453
Status voldaan
Datum toezegging 21 februari 2017
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Minister van Justitie en Veiligheid
Minister voor Rechtsbescherming
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen eergerelateerd geweld
huiselijk geweld
slachtofferopvang
Kamerstukken Implementatie richtlijn minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (34.236)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 19, item 5, blz. 1-4

Mevrouw Strik (GroenLinks):

(...)

Wat betreft de toegang tot de opvang zelf: in de praktijk is er volgens de minister geen obstakel, maar tegelijkertijd zal hij de problemen met de toegang gaan inventariseren en op zoek gaan naar oplossingen om het recht op opvang te garanderen voor ongedocumenteerde slachtoffers van huiselijk geweld. Dat juichen wij uiteraard toe. Bij de inventarisatie zal de minister ook degenen die een aanvraag hebben ingediend voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, bekijken. Wij verzoeken de minister om de Eerste Kamer op de hoogte te brengen van de gevonden oplossingen naar aanleiding van zijn verkenning.

In de nadere memorie van antwoord schrijft de minister dat het hem niet bekend is hoe vaak ongedocumenteerde slachtoffers van huiselijk geweld toegang tot de opvang wordt geweigerd vanwege hun verblijfsstatus. Dat lijkt onze fractie reden te meer om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende geregistreerd en gemonitord zal worden, zodat er tijdig kan worden ingegrepen als de uitsluitingspraktijk te hardnekkig blijft doorwerken en zodat Nederland kan aantonen dat de richtlijn wordt nageleefd. Tot zover de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld.

(...)

Minister Blok:

(...) Anderzijds gaat het om een andere groep slachtoffers, namelijk degenen die een aanvraag verblijf hebben gedaan op humanitaire gronden in verband met huiselijk geweld of eergerelateerd geweld. Zij verblijven wel rechtmatig in Nederland gedurende de looptijd van hun aanvraag. In de praktijk wordt die groep wel door de vrouwenopvang en gemeenten opgevangen. Dat is de groep waarop het onderzoek zich richt. Mevrouw Strik vroeg of ik de Kamer wil informeren over de uitkomst van dat onderzoek en eventuele maatregelen. Dat zal ik natuurlijk graag doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bestrijding vooroordelen ggz (32.399) (T02551)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Barth, toe aandacht te blijven besteden aan het bestrijden van stigma's in de ggz.


Kerngegevens

Nummer T02551
Status voldaan
Datum toezegging 15 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen bestrijding
geestelijke gezondheidszorg
stigma
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 29

Mevrouw Barth (PvdA):

Mensen met een beperking of psychische ziekte zijn gezonder en gelukkiger als zij kunnen meedoen in de samenleving, en betekenis aan hun leven kunnen geven zoals ieder mens dat graag wil. Onontbeerlijk daarbij is, naast het voorhanden zijn van voldoende goede zorg en begeleiding, dat vooroordelen over mentale en verstandelijke beperkingen verminderen. Het vorige kabinet had daar veel aandacht voor. Graag horen we van de nieuwe bewindslieden of zij dat ook zullen hebben. Bestrijding van vooroordelen is immers ook een kwestie van management by speech. En zal bijvoorbeeld de financiële ondersteuning van de stichting Samen Sterk Zonder Stigma worden voortgezet?

Handelingen I 2017-2018, nr. 14 - item 3, blz. 51

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb het woord "stigmatisering" in de mond genomen. Verschillende woordvoerders hebben daar aandacht voorgevraagd. Als voor de ggz verantwoordelijk bewindspersoon hecht ik er veel waarde aan dat wij stigma's in de ggz proberen weg te krijgen, bijvoorbeeld door antistigmacampagnes. [...] Wij streven er als kabinet oprecht en van harte naar om dat stigma weg te halen. Dat rust naar mijn idee niet alleen op mensen die cliënt zijn in de ggz, maar onderhand ook op professionals in de trant van "o, je werkt in de ggz". Wat is er nou mooier dan er met elkaar werk van te maken om dat stigma tegen te gaan? Mevrouw Barth heeft heel specifiek gevraagd of ik Samen Sterk Zonder Stigma blijf subsidiëren. De subsidieaanvraag loopt. We gaan erover in gesprek. U kunt mij er zeker op aanspreken dat wij het tegengaan van stigma's, de antistigmatiseringscampagnes, blijven steunen, zonder daar een organisatie aan te koppelen. U mag mij herinneren aan deze uitspraak: ook in het jaar 2018 gaan wij hier aandacht aan besteden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Integrale toelichting en stroomschema's (31.996) (T02561)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bikker en Oomen-Ruijten, toe om ten behoeve van de implementatie te komen met een integrale toelichting bij de Wet zorg en dwang en met begrijpelijke stroomschema's.


Kerngegevens

Nummer T02561
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen implementatie
informatie
informatieverstrekking
Kamerstukken Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 14- item 3, blz. 32

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Wij staan positief tegenover het voorstel om het wetsvoorstel waar mogelijk, zoals is aangekondigd, via een nadere wijziging in de Tweede Kamer aan te passen. Er is hier al een keer gezegd: je zou geconsolideerde wetgeving moeten hebben. Waar ik steeds om heb gevraagd, is een stroomschema. Hoe wil je nou aan iemand duidelijk maken wanneer, op welk moment, door wie welke stappen gezet moeten worden? Ik heb het zelf geprobeerd, maar ik krijg dat niet rond. Maar de regering heeft zo veel goede mensen die dat zeker zouden kunnen doen. Ik denk ook dat dat in het kader van de voorlichting belangrijk is. Overigens viel mij op dat er in het rapport over tbs uit 2005 wel een keurig stroomschema stond. Dus het kan wel. Ik vraag dus nogmaals om deze toezegging aan ons te doen.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 3

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ten aanzien van de Wet zorg en dwang wil ik de minister nogmaals vragen hoe hij de memorie van toelichting ziet. Is er echt geen integrale tekst op mogelijk, die juist voor het veld meer betekenis kan hebben bij de uitleg van deze wet?

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 13

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb geen reactie gekregen op onze vraag over de stroomschema's. We hebben hierom gevraagd in de schriftelijke voorbereiding, maar verschillende andere woordvoerders hebben hier ook naar gevraagd. De stroomschema's zullen het makkelijker maken en zullen inzichtelijker maken welke procedures op welk moment gevolgd moeten worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 16

Minister De Jonge:

Dan ga ik over naar de vragen van mevrouw Bikker. Ik ben in eerste termijn niet ingegaan op de memorie van toelichting en de integrale tekst, mijn excuses daarvoor. U was niet de enige die daarnaar vroeg, mevrouw Oomen herhaalde het zojuist nog om daartoe wel te komen. Ik ben heter wel mee eens. Het is alleen niet mogelijk om een memorie van toelichting te herschrijven die vervolgens moet worden geacht onderdeel te zijn van het wetgevingsproces. Dat kan niet. Zodra uw hamer is gevallen, is dit wetgevingsproces afgerond. Ik kan wel zorgen voor een integrale en zelfstandig leesbare toelichting, want dat is de memorie van toelichting nu niet. Ik heb overigens niet de illusie dat dat nu de volmaakte helderheid gaat geven. Daarom wil ik ook de suggestie van harte omarmen die mevrouw Oomen heeft gedaan om bij de implementatie de stroomschema's te gebruiken die zij gisteren noemde. Ook die vraag had ik niet beantwoord. We zullen nog veel moeten doen — gelukkig hebben we daar enige tijd voor— om in het veld helder te krijgen wat in welke situatie kanen welke stappen daarvoor gezet moeten worden.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Heel kort. De minister zegt toe om een toelichting te maken, daar ben ik blij mee. Wanneer kunnen we die verwachten? Uiterlijk voor de datum van 2020 neem ik aan?

Minister De Jonge:

Ja, sowieso. Ik schrok even van de gedachte dat u dat volgende week al wilde hebben.[...] Ik zou graag in de richting van de geachte afgevaardigde mevrouw Bikker willen aangeven dat, in reactie op haar vragen, ik zou kunnen toezeggen dat het zeker voor de invoeringsdatum is.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 20

Minister De Jonge:

Het CDA bepleit nogmaals een zorgvuldige implementatie, ook met de stroomschema's die ik u zojuist heb toegezegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Multiproblematiek (32.399 / 31.996) (T02566)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van de leden Don en Ganzevoort, toe met de sector - in het kader van het programma kwaliteit gehandicaptenzorg - te werken aan het vergroten van de kennis over de multiproblematiek, en dit onderwerp ook mee te nemen in het implementatietraject; daarbij zal ook de overlap met de forensische zorg worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T02566
Status voldaan
Datum toezegging 16 januari 2018
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen diagnosticeren
psychiatrische stoornissen
verstandelijke beperking
Kamerstukken Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32.399)
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (31.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 6

De heer Don (SP):

Ik noemde even kort één instelling en twee regimes, het Wzd-regime en het regime onder de Wet verplichte ggz. Dat betekent dat het nogal complex is voor het praktijkveld. Misschien dat de minister daar nog iets over kan vertellen.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 13

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik herhaal de vraag die de heer Don stelde: hoe gaan we om met het feit dat in het veld verschillende regimes naast elkaar gaan functioneren? [...] Ik heb toch nog een paar concretere vragen. Als dat zo is, betekent dit dan dat bijvoorbeeld een vg- of een psychogeriatrische instelling nu ook een geneesheer-directeur moet aanstellen om de rol te vervullen als er een dwangbehandeling in het kader van de Wvggz zou moeten plaatsvinden? Wat doet de minister aan het feit dat er te weinig psychiaters zijn en zeker te weinig psychiaters die ook in de vg willen werken? Ofwel: hoe werkbaar is het voor het veld als het met meerdere regimes moet gaan werken? Hoe geven zij daar dan precies vorm aan?

Het criterium welke wet aan de orde is, is een beetje ingewikkeld doordat de medisch-psychiatrische diagnose en de expertise, met name in het veld van die overlap, heel erg gecompliceerd zijn. De minister weet ongetwijfeld ook dat er zeker in de vg-zorg nog te weinig psychiatrische kennis is als het gaat over de vraag hoe je psychiatrische diagnostiek kunt plegen en hoe je een stoornis herkent bij een vg-populatie. Als de minister vasthoudt dat het gaat om een persoonsvolgende wetssystematiek, is het de vraag hoe hij dan met de werkvelden — in meervoud — aan de slag gaat om dit werkbaar te maken. Wij willen het enerzijds niet te zwaar en gecompliceerd maken, maar wij willen wel dat als er dan een persoonsvolgende wetssystematiek is, die dan ook zo zuiver mogelijk wordt toegepast en ook op een werkbare manier. Wellicht is het handig als de minister toezegt dat hij met het veld aan de slag gaat in bijvoorbeeld de hoofdlijnenakkoorden om dit op een goede manier vorm te laten krijgen.

Handelingen I 2017-2018, nr. 15 - item 3, blz. 17/18

Minister De Jonge:

Dan kom ik bij de vragen van de heer Don. [...] Hij vroeg me ook nog eens te reflecteren op de twee regimes, omdat die complex kunnen zijn voor het veld. Ik heb hierover gisteren een debatje gevoerd met de heer Ganzevoort, omdat hij ook daarnaar vroeg. Natuurlijk is het zo — ik keer dan even terug naar de argumentatielijn van de heer Ganzevoort —dat deze wet een cliëntgebonden wet is. Wij zeggen dit zo om aan te duiden dat die niet meer locatiegebonden is. De heer Ganzevoort vroeg of niet toch de instelling bepaalt welke zorg wordt geboden en in welk van de twee regimes er wordt gewerkt. Dat is wel een beetje de uitvoeringspraktijk, maar daarmee is de wet niet minder cliëntgebonden. Dat is een. Een tweede is: hoe doen die instellingen dat dan? Moeten ze zich nu voor beide regimes equiperen? Het gros van de instellingen, en overigens ook het gros van de cliënten, laat zich vrij helder indelen in welk wettelijk regime van toepassing is. [...]

Dan is er een beperkt deel van de cliënten waarbij multiproblematiek aan de orde is en een nog beperkter deel van de cliënten, 0,7% heb ik me laten vertellen, wisselt van dominante grondslag. Slechts een beperkt aantal instellingen is geëquipeerd om beide doelgroepen op een goede manier te bedienen. Overigens zien we dat het daar in casuïstiek echt wel problematisch kan zijn. We kennen allemaal de casuïstiek, want die komt met enige regelmaat in de media. Ik wil graag toezeggen om met het veld in gesprek te gaan en te kijken of we bij de implementatie, in de AMvB's, helderheid kunnen geven over wanneer welke voorliggende problematiek aan de orde moet zijn.

Wat we in de implementatie ook kunnen doen — dat is misschien nog wel praktischer — is zorgen voor een adequate doorgeleiding op het moment dat een cliënt in de ene instelling niet goed bediend kan worden en echt naar de andere instelling moet. Maar daar moet dan wel plek voor zijn. Er zijn cliënten waarvoor eigenlijk nauwelijks aanbod bestaat, gewoon omdat de prevalentie van een dergelijke stoornis zo ongelofelijk laag is dat er geen aanbod op ontwikkeld is. Wat doen we dan? Wat is dan de manier van handelen? Daar moet ik echt met de gehandicaptensector zelf over in gesprek, misschien nog los van de AMvB en los van de implementatie. Eigenlijk staat het ook vrijwel los van deze wetgeving, maar is er gewoon een mismatch tussen het beschikbare aanbod en de complexiteit van stoornissen die sommige cliënten hebben. Ik ga straks nog in op een aantal andere vragen van de heer Ganzevoort, maar dit even als reflectie op de vraag van de heer Don.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Misschien kunt u dit puntje wel gelijk afhandelen, dan hebben we dat gelijk gehad.

De groep waarbij van een evidente dubbelproblematiek sprake is, is misschien beperkt. Dat kan ik me voorstellen. Maar is de minister het ermee eens dat er met name in de vg-sector heel veel onbehandelde en ongediagnostiseerde psychiatrische problematiek is, omdat daar de ontwikkeling van de expertise beperkt is? Dat als eerste vraag. Ik denk dat juist binnen de vg de prevalentie veel groter is, maar dat die niet altijd herkend wordt. Daarom is de eerste vraag: hoe kun je het veld helpen om dat beter te ontwikkelen? Vervolgens is de inperkende vraag: zijn de vg-instellingen gedwongen het hele Wvggz-regime over te nemen, inclusief de geneesheer-directeur, de psychiater en alles wat daarbij hoort? Of is daar een wat slimmere mouw aan te passen?

Minister De Jonge:

In antwoord op uw eerste vraag herken ik het beeld wel dat binnen een aantal vg-instellingen de kennis van de psychiatrie nog onvoldoende is om die problematiek adequaat te kunnen signaleren en daarmee ook — ik denk dat dat uw zorg in het kader van deze wet is — te bepalen welk wetgevend regime heeft te prevaleren. Vandaar ook de drie veiligheidskleppen, zoals ik die gisteren heb geformuleerd inde richting van mevrouw Barth. Daarnaast moeten we met de sector werken aan kennis op dit punt. Ik wil dat eigenlijk doen in het kader van het programma kwaliteit gehandicaptenzorg. De andere kant is overigens ook waar: de kennis van de psychiatrie over lvb en vb is ook niet buitengewoon krachtig ontwikkeld, maar dat is vaak minder problematisch omdat die doelgroep zelden bij de sector terecht komt. Andersom is dat natuurlijk wel het geval. Maar we hebben zeker gebrek aan kennis over en weer en daarom zijn er die heel klassieke, harde scheidslijnen tussen de sectoren. Gelukkig zie je in de Jeugdwet dat die zo langzamerhand beginnen te verdwijnen. Eigenlijk zouden we dat ook in de volwassenenzorg moeten beslechten. Er is een aantal instellingen dat voor al die doelgroepen zorg biedt. Die instellingen hebben zich natuurlijk te outilleren voor zowel de Wet zorg en dwang, dat heb ik gisteren ook gezegd, als voor de Wet verplichte ggz. Als je gedwongen zorg wilt kunnen bieden in beide wetgevingen aan die drie doelgroepen, zul je je daarvoor ten volle moeten equiperen. Als je zorg wilt geven in het kader van de Wet verplichte ggz, zul je natuurlijk moeten beschikken over een geneesheer-directeur, omdat die wettelijk opgedragen taken heeft. Andersom: als je gedwongen zorg wilt bieden in het kader van de Wet zorg en dwang, moet je beschikken over een Wzd-arts, zij het met de uitbreiding zoals we die besproken hebben. Ik denk wel dat die in dat type instellingen ook kan samenvallen, dat die een en dezelfde persoon zou kunnenzijn, even afhankelijk van de mate waarin die geoutilleerd is.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik maak me niet zo heel veel zorgen over de instellingen die het allebei doen. Ik denk dat die beide kwaliteiten in huis hebben.

Minister De Jonge:

Zeker.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik maak me zorgen over die instellingen die door een concrete cliënt in een concrete situatie gedwongen worden om zorg te bieden die eigenlijk gedwongen zorg is in het kader van de Wvggz en daarvoor niet geoutilleerd zijn, of andersom. Op dat punt zou het misschien goed zijn om de geoutilleerde instellingen te gebruiken als kenniscentrum om andere te ondersteunen. Dat helpt het geheel.

Minister De Jonge:

Maar laat ik u toezeggen wat ik net ook tegen de heer Don heb gezegd. Een deel, het vergroten van kennis, zal aan de orde moeten komen in het kader van het programma kwaliteitszorg in de gehandicaptenzorg. Dit onderdeel is eigenlijk meer een implementatievraagstuk, zij het een klein implementatievraagstuk. Het is echter wel degelijk een serieus implementatievraagstuk in het kader van de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz. Laat ik het ook in het kader van die implementatie meenemen. Ook hierbij zeg ik: laten we het zo praktisch mogelijk doen. Er zijn instellingen die vg-cliënten bedienen die bijvoorbeeld ineen psychose raken waardoor ze echt niet meer de zorgwillen die ze in een vg-instelling kunnen krijgen. Dan moet de Wzd-machtiging worden geschorst en moet er een Wvggz-machtiging worden aangevraagd. Die Wzd-machtiging herleeft weer op het moment dat de cliënt terugkomt. Dan kan de zorg waarschijnlijk niet in dezelfde instelling worden geboden. Het kan ook een minder ingrijpende situatie zijn, waarbij die zorg juist wel kan worden geboden en waarbij het helemaal niet goed is als de cliënt van setting verandert. Maar dan moet de zorg dus worden ingevlogen en heb je die externe deskundigheid nodig. Liefst de hele tijd zo praktisch mogelijk, zo dicht bij huis als mogelijk, zo nuchter mogelijk. Laten we geen bijzondere dingen optuigen, maar gewoon met gezond verstand deze wetten vormgeven.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik wil de minister alleen nog vragen om, ook in samenspraak met de minister voor Rechtsbescherming, hierin ook de overlap mee te nemen met de forensische zorg. Ook daar vinden we namelijk een bovengemiddeld percentage mensen met psychiatrische dan wel licht verstandelijke beperkingen. Daarvoor geldt eigenlijk dezelfde vraag hoe we dat goed gaan regelen.

Minister De Jonge:

Klopt. Daarvoor zijn de mogelijkheden vanaf 1 januari 2020 weer groter, omdat de continuïteit van zorg dan wettelijk adequaat verankerd is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verdrag tegen handel in menselijke organen (33.506) (T02594)

De Minister voor Medische Zorg en Sport zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Don, op de hoogte houden van de ontwikkelingen omtrent de ratificatie van het Verdrag inzake orgaanhandel.


Kerngegevens

Nummer T02594
Status voldaan
Datum toezegging 30 januari 2018
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Medische Zorg en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen orgaanhandel
ratificatie
verdragen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 3

De heer Don (SP):

Het aantal illegaal verkregen donororganen neemt internationaal gezien toe. Dat is een uiterst verwerpelijke ontwikkeling. Mag ik de regering vragen of ons land op korte termijn de Europese conventie uit 2015 van de Raad van Europa tegen de handel in menselijke organen gaat tekenen? Waarom is dit eigenlijk nog niet gebeurd?

Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 56

Minister Bruins:

De tweede vraag van de SP-fractie gaat over het verdrag inzake orgaanhandel. Gaat de regering op korte termijn het verdrag inzake orgaanhandel tekenen? Over de ratificatie van dit verdrag vindt overleg plaats tussen mijn ministerie en dat van Justitie en Veiligheid. Ik zal uw Kamer graag op de hoogte houden van de ontwikkelingen. De Wet op de orgaandonatie is op dit punt in ieder geval heel duidelijk: illegale orgaandonatie en orgaandonatie tegen een vergoeding die verder gaat dan een onkostenvergoeding zijn verboden.


Brondocumenten


Historie