Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel september 2023 (deadline 1 juli 2023))



Dit is het rappel tot 02-07-23.

 




Toezegging Jaarrapportages Wet afbreking zwangerschap (35.737) (T03465)

De minister van VWS meldt, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), dat de jaarrapportages van de Wet afbreking zwangerschap van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ook naar Eerste Kamer worden gestuurd.


Kerngegevens

Nummer T03465
Status openstaand
Datum toezegging 14 juni 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen abortus
Inspectie gezondheidszorg en jeugd
jaarrapportage
Wet afbreking zwangerschap
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Paternotte, Kuiken, Ellemeet en Van Wijngaarden Afschaffen verplichte minimale beraadtermijn voor afbreking van zwangerschappen (35.737)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 33, item 11, blz. 14-15

Mevrouw Kuiken:

Voorzitter. Dan kom ik nog bij de vragen van de heer Dittrich. Hoe houden we nu tussentijds, tot aan de wetsevaluatie, zicht op de uitwerking van deze wet, daar waar het onder andere gaat om de invloed van dit wetsvoorstel op eventuele veranderingen in de zorg en nazorg? Mevrouw Ellemeet ging daar ook al kort op in. Op dit moment stuurt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ieder jaar een openbare jaarrapportage van de Wet afbreking zwangerschap. De inspectie brengt jaarlijks een rapportage uit op basis van de gegevens die ziekenhuizen en klinieken met een vergunning onder de Wet afbreking zwangerschap wettelijk verplicht zijn aan te leveren. Onderwerp en gegevens in deze rapportage zijn onder meer: het besluitvormingsproces, het verwijspatroon, het overleg met deskundigen, de nacontrole en de bewaartermijn. Dat komt in ieder geval jaarlijks op die manier aan de orde. De inspectie geeft de aangeleverde cijfers weer en signaleert trends die uit de registratie opgemaakt kunnen worden.

Beide Kamers hebben de mogelijkheid om middels deze openbare jaarrapportages nadere vragen te stellen. Dat geldt dus voor de Tweede Kamer, maar ook voor u als Eerste Kamer. Dat lijkt ons ook zeer belangrijk. Tijdens het debat op 2 februari over de wijziging van de Wet afbreking zwangerschap in verband met het afschaffen van de verplichte minimale beraadtermijn heeft de minister van VWS toegezegd om deze specifieke wijziging, namelijk de overgang van een verplichte minimale beraadtermijn naar een flexibele beraadtermijn, in de rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd mee te laten nemen. U ziet de minister weer knikken, dus dat klopt.

Minister Kuipers:

Voorzitter. De heer Dittrich vroeg naar monitoring na de inwerkingtreding. Er zullen na de inwerkingtreding veranderingen in de praktijk zijn. Hoe wordt de vinger aan de pols gehouden vooruitlopend op de evaluatie van 2027? Laat ik daarbij noemen dat de wetswijziging niets verandert aan de rapportageplicht die de abortusklinieken hebben. Zij zullen dus jaarlijks de cijfers blijven aanleveren. De IGJ zal jaarlijks rapporteren over de voorgaande periode. Deze rapportages worden ook naar de Tweede Kamer gestuurd, zoals zojuist al genoemd, en de Eerste Kamer. Ze zijn openbaar, wordt hier naast mij gezegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Communicatie over het al dan niet verstrekken van de abortuspil door huisartsen (34.891) (T03511)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prins (CDA) en Krijnen (GroenLinks), toe met de huisartsen te bespreken hoe zij richting burgers kunnen communiceren of het verstrekken van de abortuspil wel of geen deel uitmaakt van het zorgaanbod van een huisartsenpraktijk.


Kerngegevens

Nummer T03511
Status voldaan
Datum toezegging 29 november 2022
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.J. Krijnen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen abortus
abortuspillen
communicatie
huisartsen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Ellemeet, Kuiken, Paternotte en Van Wijngaarden Legale medicamenteuze afbreking zwangerschap door huisarts (34.891)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 3 - blz. 2

Mevrouw Krijnen (GroenLinks):

Het voorstel voorziet verder in een stevige set aan geruststellende waarborgen als het gaat om de vereisten aan de medicatie, de zorgvuldigheidseisen aan de huisarts bij het keuzegesprek en verplichte nascholing. Bovendien geven huisartsenfederaties aan dat zij deze behandeling veilig en effectief uit kunnen voeren. Huisartsen kunnen zelf bepalen of zij de abortuspil willen opnemen in hun aanbod voor aanvullende zorg. Er is dus geen sprake van een verplichting. Over dat laatste punt heb ik nog wel een vraag aan de initiatiefnemers, en misschien ook aan de minister. Hoe zorgen we ervoor dat vrouwen weten of hun eigen huisarts de abortuspil wel of niet gaat verstrekken? Is er nagedacht over een manier om dat te communiceren aan patiënten? We willen immers voorkomen dat vrouwen alsnog allerlei verschillende adressen moeten bezoeken.

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 3 - blz. 4

Mevrouw Prins (CDA):

Meneer de voorzitter. Wij moeten helaas constateren dat de basisreden van de initiatiefnemers, namelijk meer autonomie voor de vrouw, dus volledig afhankelijk is van de keus van de huisartsen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meningen aldaar verdeeld zijn. De vraag is dan ook hoe vrouwen weten welke keuze hun huisarts heeft gemaakt. De beantwoording door zowel de initiatiefnemers als de regering — "je kunt het van tevoren checken bij je huisarts" of "de huisarts kan zijn besluit op de website vermelden" — overtuigt niet. Als je je als vrouw bevindt in een zwaar emotionele situatie waarin je een onomkeerbare beslissing moet nemen, is de kans meer dan aanwezig dat je er niet eens aan denkt of jouw huisarts wel of niet bereid is tot het zelf verrichten van deze handelingen. Ik zou graag van de initiatiefnemers vernemen of zij dit dilemma herkennen en of zij ideeën hebben hoe deze situatie te verbeteren. Van de regering hoor ik graag de toezegging dat, mocht deze wetswijziging aangenomen worden, de regering in overleg met de huisartsen nagaat hoe zij hun keuzes publiekelijk en standaard duidelijk zichtbaar maken — bijvoorbeeld met een standaardopmerking bij de intake van een nieuwe patiënt, op de website of in de spreekkamer — om als de nood echt aan de vrouw komt, zo veel mogelijk verrassingen te voorkomen.

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 13 - blz. 15

Minister Kuipers:

Voorzitter. Dan kom ik bij implementatie- en uitvoeringsvraagstukken. Allereerst kom ik bij de vraag van mevrouw Krijnen en mevrouw Prins. Zij vragen hoe we ervoor zorgen dat vrouwen weten of hun eigen huisarts de abortuspil wel of niet verstrekt. Zoals al besproken staat het iedere huisarts vrij om dit zorgaanbod wel of niet aan te bieden. Het verdient aanbeveling dat huisartsen en assistenten straks helder over dit zorgaanbod communiceren met hun patiënten. Ik zal van harte met de beroepsgroep bespreken hoe zij hier invulling aan willen geven als het wetsvoorstel door uw Kamer wordt aangenomen. Als een huisarts ervoor kiest om deze zorg niet aan te bieden, geldt nog steeds zijn of haar zorgplicht, het goed informeren van een vrouw en het eventueel en desgewenst doorverwijzen. Overigens is een verwijzing ook nu al niet nodig om geholpen te worden in een abortuskliniek.

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 13 - blz. 15

Mevrouw Prins (CDA)

Ook wat de communicatie van de huisartsen betreft zou ik er vanuit het belang van de vrouw erg aan hechten dat de minister zijn toezegging gestand doet — daar ga ik volledig van uit — om met de huisartsen het gesprek te hebben dat je dat zichtbaar maakt en dat het standaard is dat je het duidelijk laat zien op je website, bij de intake of waar dan ook.

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 13 - blz. 23

Minister Kuipers:

Dan was er nog een vraag van mevrouw Prins. Zij vroeg of ik in het gesprek met de huisartsen nadrukkelijk wil ingaan op goede communicatie richting burgers, patiënten, vrouwen, of een individuele huisartsenpraktijk wel of niet deze vorm van abortuszorg gaat aanbieden. Dat zal ik nadrukkelijk doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Nadere informatie over nazorg voor buitenlandse vrouwen (34.891) (T03512)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Voort (D66), toe het onderwerp nazorg voor buitenlandse vrouwen te bespreken met de veldpartijen. Mochten deze gesprekken hiertoe aanleiding geven, dan zal de Kamer hierover met de eerstvolgende brief over de voortgang van de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die naar verwachting in april 2023 verschijnt, geïnformeerd worden.


Kerngegevens

Nummer T03512
Status voldaan
Datum toezegging 29 november 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen abortus
buitenland
nazorg
vrouwen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Ellemeet, Kuiken, Paternotte en Van Wijngaarden Legale medicamenteuze afbreking zwangerschap door huisarts (34.891)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 3 - blz. 6

De heer Van der Voort (D66):

De D66-fractie vraagt de minister verder hoe het staat met de toezegging aan collega Dittrich over de nazorg aan buitenlandse vrouwen. Klopt het dat de toegezegde brief hierover nog niet beschikbaar is?

Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 13 - blz. 16

Minister Kuipers:

De heer Van der Voort vroeg wanneer er een brief komt over de nazorg voor vrouwen die vanuit het buitenland komen. Dat is een toezegging die eerder aan de heer Dittrich is gedaan. In de brief over de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap die ik in oktober samen met de staatssecretaris met u deelde, ben ik op deze toezegging ingegaan. Wij zijn voornemens om dit onderwerp de komende maanden verder te bespreken met veldpartijen, waaronder abortusklinieken. Mochten deze gesprekken hiertoe aanleiding geven, dan informeer ik uw Kamer hierover in de eerstkomende brief over de voortgang van de Aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap. Deze brief verwacht ik in april van het volgend jaar aan uw Kamer te kunnen sturen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeken effectief jeugdpreventiebeleid (36.200 XVI) (T03526)

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prast (PvdD), toe dat de resultaten van de onderzoeken naar de JOGG-aanpak (Jongeren op gezond gewicht) en de Gezonde School-aanpak over de periode 2019-2023 worden gedeeld met de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03526
Status voldaan
Datum toezegging 24 januari 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezond gewicht
gezondheid
jeugd
preventiebeleid
preventieve gezondheidszorg
scholen
Kamerstukken Begrotingsstaten Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2023 (36.200 XVI)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 13

Mevrouw Prast (PvdD):

Voorzitter. Gezonde leefstijl is van groot belang. Er zijn al vele jaren allerlei met belastinggeld gefinancierde initiatieven om die te bevorderen, ook, of zelfs vooral, onder jongeren. Voorbeelden bij uitstek zijn Jongeren Op Gezond Gewicht, ook wel JOGG genoemd, en de Gezonde School. Ik begin met JOGG. Op basis van recent RIVM-onderzoek naar de effectiviteit daarvan lijkt op het eerste oog de conclusie dat JOGG een gunstig effect heeft, al verschilt het niet significant van nul. Wie goed leest, ziet echter dat deze conclusie niet gebaseerd is op een fysieke meting, dus op het lichaam van de jongere als gevolg van bewegen en eten, maar op antwoorden op vragenlijsten, waarbij mensen dus zelf iets invullen over hun al dan niet gezonde gedrag. Dan lees je ook dat cohorten niet zijn gevolgd in de tijd en dat er geen random toewijzing aan het onderzoek geweest is, en er dus mogelijkerwijs, waarschijnlijk zelfs, sprake is van selection bias. Dit betekent dat we helemaal niet weten of dit belastinggeld op een zinvolle manier wordt besteed. En elk dubbeltje uitgegeven aan de zorg telt. Wat de Gezonde School betreft geldt iets vergelijkbaars. Niet een gezonde leefstijl is de uitkomstmaat, maar of scholen zich inspannen. Ik vraag de staatssecretaris of het niet eens tijd wordt voor jeugdpreventiebeleid waarvan we weten dat het effectief is.

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 16-17

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan ga ik naar de brede effectiviteit van het preventiebeleid. Wordt het niet eens tijd voor een effectief jeugdpreventiebeleid? U vroeg naar de effectiviteit van het JOGG-programma en van de Gezonde School. Ik ben het met u eens dat een gezonde leefstijl op veel verschillende manieren veroorzaakt wordt. Er is ook niet één interventie of eenvoudige oplossing voor dit meerkoppige vraagstuk. Het is ook niet heel goed mogelijk om met één interventie of één aanpak de leefstijl in brede zin in beeld te krijgen of significant te versterken. Ik onderstreep het belang dan ook van onderzoek naar de effectiviteit van de aanpak in algemene zin, maar ook in specifieke zin. Daarom laat ik de JOGG-aanpak en de Gezonde School-aanpak onderzoeken. De JOGG-aanpak is overigens al gebaseerd op een wetenschappelijk onderbouwde methode. Voor JOGG is het belangrijk dat er met een wetenschappelijke blik naar wordt gekeken. In de periode 2019-2023 wordt er daarom praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door een onafhankelijk multidisciplinair consortium. Ook de Gezonde Schoolaanpak wordt onderzocht. De resultaten van beide programma's zie ik natuurlijk met belangstelling tegemoet en kan ik desgewenst ook met u delen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Ik gaf het RIVM-onderzoek als voorbeeld, maar meer in het algemeen is het zo dat de onderzoeken die vaak worden geciteerd om die aanpak te ondersteunen, als uitkomstmaat niet hebben wat je wil, namelijk het vaststellen of er werkelijk een effect is op de gezondheid van de deelnemers. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij met de Partij voor de Dieren van mening is dat je dat moet willen omdat je anders eigenlijk geld aan het weggooien bent. Hebben de nieuwe onderzoeken die de staatssecretaris nu belooft of waarvan hij de resultaten met ons wil delen, wel een aanpak die wetenschappelijk betrouwbaar is als het gaat om het meten van het causale effect van een aanpak op feitelijk gedrag en niet op wat mensen zeggen dat zij willen gaan doen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Daar wil ik graag twee dingen over zeggen. Allereerst moet het preventiebeleid uiteraard gestoeld zijn op wetenschap en op feiten. In de volle breedte moet je die dan ook toepassen. Een onafhankelijk, multidisciplinair consortium is, zo zeg ik nogmaals, aangesteld om de JOGG-aanpak te onderzoeken. Dus dat deel ik met mevrouw Prast. Daarnaast is er een tweede punt. De validering of het verkrijgen van significante data van één interventie op de brede volksgezondheid, in dit geval het voorkomen van ziektelast — want dat is waar preventie uiteindelijk over gaat — is echt een complexe zaak. We kunnen hier niet zomaar stellen dat we alleen nog maar elementen gaan financieren waarvan klip-en-klaar en te allen tijde vaststaat dat ze wetenschappelijk gevalideerd zijn en significante resultaten opleveren. Dat zou een lat zijn die we zelfs in het curatieve domein niet helemaal op die manier hanteren. Ik zou ervoor willen waken, ondanks de noodzaak om wel degelijk op wetenschappelijke feiten beleid te maken, dat we hier de lat al te hoog leggen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Om hier voor het laatst op in te gaan, het is natuurlijk heel moeilijk om te zeggen waar het precies door komt wanneer de volksgezondheid verbetert. Dat is nu precies waarom onderzoek naar de effectiviteit van één interventie heel moeilijk is. Maar het kan wel. In het algemeen wordt het alleen niet op die manier bekeken. Dan krijg je een onderzoek waar je eigenlijk niet iets aan hebt, met een conclusie waardoor je eigenlijk niet weet of het iets bijdraagt aan wat je wil bereiken en er dus mogelijkerwijs geld wordt weggegooid. Met de goede technieken kan vaak worden bewezen dat het weggegooid geld is. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij bereid is om bij het geven van onderzoeksopdrachten of bij het reageren op onderzoeksuitkomsten aandacht te besteden aan dit element.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nogmaals, beleid moet gestoeld zijn op wetenschap en feiten. Dat geldt ook voor het preventiebeleid. Ik denk dat we daar in algemene zin ook steeds verder in komen. Bij een aantal nieuwe interventies waar we de afgelopen jaren aan hebben gewerkt, leggen we meteen nadrukkelijker de verbinding met de wetenschappelijke onderzoeksmatige kant daarvan. Dus ik denk dat dit eigenlijk heel nauw in lijn is met uw vraag, namelijk de directe verbinding, zowel als het gaat om wat we op preventie aan interventies insteken als wanneer het gaat om de wetenschappelijke onderbouwing van die interventies.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Delen uitkomsten kabinetsstandpunt advies Raad van State m.b.t. ratificatie facultatief protocol VN-verdrag Handicap (35.741) (T03547)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat zij aan de minister voor Langdurige Zorg en sport zal doorgeven dat ook de Eerste Kamer geïnformeerd wil worden over het kabinetsstandpunt met betrekking tot het advies van de Raad van State over de ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag Handicap.


Kerngegevens

Nummer T03547
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2022
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister voor Langdurige Zorg en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen facultatieve protocollen
handicap
kabinetsstandpunt
ratificatie
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 20

Minister Bruins Slot:

(…)

“Voorzitter. Dan de ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag Handicap. We staan op het punt dat inzicht in de financiële en juridische implicatie van belang is in de besluitvorming rond de ratificatie van dit facultatief protocol. Het kabinet heeft daarom enige tijd geleden advies aan de Raad van State gevraagd over de implicatie daarvan. Die voorlichting is inmiddels verkregen. We zijn op dit moment bezig met een kabinetsstandpunt daarop. Daar is de minister voor Langdurige Zorg en Sport mee bezig. Ik heb begrepen dat haar planning is dat ze in de eerste helft van 2023 de Tweede Kamer informeert over de afstemming en de uitkomsten.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 21

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

“De minister weet hoe eager wij zijn. Kan zij wellicht doorgeven dat ook deze Kamer graag geïnformeerd wil worden over de uitkomsten daarvan?”

Minister Bruins Slot:

“Zo'n vraag om informatie kan ik natuurlijk nooit weigeren. Die zal ik ook doorgeven.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 36

Minister Bruins Slot:

(…)

“Ook zal de minister voor Langdurige Zorg en Sport de beide Kamers op de hoogte stellen over de ratificatie van het protocol van het VN-verdrag.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (EHDS) (35.824) (T03572)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Voort (D66, mede namens de fracties van GroenLinks, PvdA en CDA), informeren over de ontwikkelingen omtrent het voorstel voor een Verordening betreffende de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (European Health Data Space, EHDS) en de relatie met de Wegiz.


Kerngegevens

Nummer T03572
Status voldaan
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gegevensuitwisseling
gezondheidsgegevens
gezondheidszorg
verordeningen
Kamerstukken Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (35.824)


Opmerking

Zie ook E-dossier E220016 en Kamerstukdossier 36121

Uit de stukken

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 4

De heer Van der Voort (D66):

In de schriftelijke rondes is veel aandacht besteed aan de wisselwerking tussen de Wegiz en een voorstel voor een Europese verordening: de European Health Data Space, EHDS. […] De minister geeft schriftelijk aan dat hij zich er in Europa voor inzet om de Wegiz en de EHDS zo veel mogelijk op één lijn te brengen. Of dat op alle punten lukt in het Europese krachtenveld, is nog niet gegarandeerd. Vandaar de volgende vraag aan de minister. Kan hij schetsen wat het verwachte tijdpad is voor de EHDS? Welke acties gaat de minister nemen in het geval dat blijkt dat door verschillen tussen Wegiz en EHDS aanpassingen in de Wegiz nodig zijn?

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 19-20

Minister Kuipers:

De heer Van der Voort vroeg: kan de minister het geschatte tijdspad voor de EHDS schetsen? Welke acties ga ik nemen om deze in lijn met de Wegiz te brengen? De EHDS is nog in onderhandeling, waardoor een specifiek tijdspad hierop niet te geven is. Zelfs de transitietermijn is nog onderdeel van gesprek. Ik weet wel dat de geprioriteerde gegevensuitwisselingen onder de Wegiz grotendeels overeenkomen met die van de EHDS. Ik kan in de Wegiz voorsorteren op de EHDS, omdat ik nu al de elektronische uitwisseling op nationaal niveau voor de geprioriteerde gegevensuitwisseling wil verbeteren. Op dit moment lopen de onderhandelingen in Brussel om de EHDS in overeenstemming met de Wegiz te brengen. […]

De heer Van der Voort (D66):

Ik ben misschien wat verlaat met mijn reactie, maar ik zat nog even na te denken over de EHDS. Ik begrijpt dat daar nog veel ontwikkelingen gaan komen. Mijn vraag aan de minister is of hij kan toezeggen dat hij ons steeds informeert over de stand van zaken, zodat we daar zicht op kunnen houden.

Minister Kuipers:

Dat zal ik van harte doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Mogelijke toegang Big Tech bedrijven tot medische gegevens (35.824) (T03574)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP, mede namens de PvdD), toe de vraag of digitale inlogmiddelen waarvoor andere landen binnen de Europese Unie toestemming geven, tot gevolg kan hebben dat bijvoorbeeld Facebook of Google toegang krijgen tot medische gegevens, mee te nemen in het overleg met de minister van BZK.


Kerngegevens

Nummer T03574
Status voldaan
Datum toezegging 11 april 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezondheidsgegevens
gezondheidszorg
inloggegevens
patiëntengegevens
technologiebedrijven
Wet digitale overheid
Kamerstukken Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (35.824)


Uit de stukken

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 7

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik begon met de vraag om de route naar een centraal systeem te beëindigen en ruim baan te geven aan decentrale systemen en die route niet als keuzemogelijkheid te behouden. Vervolgens kan de minister wat ons betreft meteen door naar het niet toestaan van inlogmiddelen mogelijk gemaakt door de Wdo, omdat door die wet big tech cruciale gezondheidsdata in handen krijgen.

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 24

Minister Kuipers:

Mevrouw Gerkens vroeg: hoe kijkt de minister aan tegen toegangsmiddelen in het kader van de Wet digitale overheid? Zoals bekend is deze wet op 21 maart jongstleden door uw Kamer aangenomen. Naar verwachting zal die per 1 juli van dit jaar in werking treden. Een inlogmiddel, of dat nou publiek of privaat is, dat door de minister van BZK zal worden erkend op grond van deze wet, zal aan een aantal eisen moeten gaan voldoen. De minister van BZK zal voor de erkenning van inlogmiddelen een ministeriële regeling opstellen. Als een inlogmiddel door de minister van BZK is erkend, dan betekent dit dat dit middel veilig is.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dat klopt, maar we hebben het in dat debat ook gehad over het feit dat digitale inlogmiddelen waarvoor andere landen binnen de Europese Unie toestemming geven, mogelijkerwijs met een veel zwakker eisenpakket, ook hier moeten worden toegelaten. Zegt de minister nu het volgende? "Nee, dat vind ik risicovol. Ik zorg ervoor dat alleen door de minister van BZK bij ministeriële regeling vastgestelde toegelaten middelen gebruikt worden in de medische wereld." Of zegt hij: helaas, ik zal ook Google, Facebook et cetera et cetera als inlogmiddel moeten toestaan?

Minister Kuipers:

Laat mij daar even in de tweede termijn op terugkomen. Dan kan ik echt een dubbele check doen.

Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 5, p. 28-29

Minister Kuipers:

Dan was er een vraag van mevrouw Gerkens: gaat de minister alleen middelen toelaten die door BZK worden goedgekeurd? Dat was een vraag uit de eerste termijn waarvan ik heb gezegd: geef me even de mogelijkheid om te kijken naar middelen die ook door andere EU-landen worden goedgekeurd. Als een inlogmiddel vanuit een andere lidstaat bij de Europese Commissie is aangemeld en wordt erkend, dan voldoet het middel aan de eIDAS-verordening. Dat betekent dat het middel veilig is. De eIDAS-verordening verplicht lidstaten deze aangemelde inlogmiddelen te erkennen. Daarmee zijn ze bruikbaar in Nederland en dus ook in de zorg.

Mevrouw Gerkens (SP):

En daar zit een enorm grote zorg van niet alleen mij, maar van meer leden hier in de Kamer, denk ik als ik zo het debat heb gevolgd. Dat kan namelijk beteken dat wij Facebook en Google als inlogmiddel gaan toestaan op onze medische gegevens. Ik wil de minister vragen om te kijken of er geen manier is om daaraan te ontkomen, om het heel netjes te zeggen. Het lijkt mij zeer onwenselijk dat de big tech de mogelijkheid krijgt om in te loggen op dit soort patiëntsystemen.

Minister Kuipers:

Ik zal de vraag graag meenemen, ook in mijn overleg met mijn collega van BZK. Ik kan er voor nu geen aanvullend antwoord op geven, maar ik zeg u toe dat ik dit meeneem voor het overleg met BZK.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rekenmodellen RIVM in kader van Wob-verzoek (36.194) (T03610)

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat de inzet is dat degenen die modellen van het RIVM hebben opgevraagd middels een Wob-/Woo-procedure, deze voor de zomer 2023 ontvangen.


Kerngegevens

Nummer T03610
Status voldaan
Datum toezegging 16 mei 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden G. Prins (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen medische persoonsgegevens
modellen
rekenmodellen
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
COVID-19
Kamerstukken Eerste tranche wijziging Wet publieke gezondheid (36.194)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 31, item 10, blz. 10-11

Mevrouw Prins (CDA):

Ik heb een vraag. Ik ga even terug naar het begin van uw betoog in dit blokje. Dat ging over de gevoelens die er in het land zijn. We spreken over deze wet, terwijl nog niet bewezen is dat alle maatregelen effectief zijn geweest. Dat is een lezing van een groot aantal burgers in Nederland. In dat kader heb ik u gevraagd: wat is de reden dat bepaalde Wob-verzoeken, die zelfs door de rechter zijn toegewezen, nog niet zijn gehonoreerd? Waarom vraag ik dat? Enerzijds omdat het recht zijn beloop dient te krijgen, maar ook omdat het vertrouwen van mensen die al denken dat een aantal zaken niet kloppen extra wordt geschaad.

Minister Kuipers:

Ik had deze vraag bij de beantwoording van mijn blokje overig staan. Ik pak hem er even bij. Ik geef er wat achtergrond bij. Om te beginnen heeft mijn ministerie voor de evaluatie van de covidpandemie in de afgelopen periode een zeer groot archief met documenten, van het ministerie zelf, van het RIVM et cetera. Dan praat ik over miljoenen documenten, niet bladzijden, maar documenten. Zoals u weet horen daar in het kader van de Wob en de Woo ook mails, apps et cetera bij. Als ik u alleen al aangeef wat er periodiek uit de uitvraag kwam via, zoals dat zo mooi plastisch heet, de sleepnetconstructie van het RIVM naar het archief van VWS, dan heb ik het over 500.000 documenten. Logischerwijs zijn wij ook gevraagd om daarover via de Wob materiaal aan te leveren. De teller van het aantal Wob-verzoeken staat ondertussen ruim boven de 400. De individuele vragen daarbij gaan voor veel mensen om tienduizenden documenten. Laat ik allereerst onderschrijven dat wij een wettelijke verplichting hebben. Er is een wet en daar hebben wij aan te voldoen. Het is niet aan mij om me af te vragen of er bij de totstandkoming van deze wet en bij het parlementaire debat dat daarover is gevoerd, ooit rekening is gehouden met de mogelijkheid dat vele honderden mensen in veel gevallen tienduizenden documenten per persoon opvragen uit een vergaarbak van miljoenen documenten, met daarbij een antwoordtermijn van twee tot vier weken. Ik schets dit zo uitgebreid, omdat ik eraan hecht om te zeggen dat mijn mensen ervoor staan om te zorgen dat deze verzoeken worden beantwoord, zo veel mogelijk binnen de termijnen.

We zijn begonnen met een aantal juristen. Dit werden er wat meer en dat werden er nog wat meer. Op dit moment heeft mijn departement meer dan 120 juristen aan het werk om dit te doen. En nog steeds lopen wij helaas achter op de termijnen. Dit betekent veel aanpak. We hebben een tijd een aanpak gehad om te kijken naar een groepsgewijze aanpak. Mensen hebben verschillende vragen over hetzelfde in dezelfde periode. Ondertussen zien we dat dit op sommige punten niet gaat. Er is ook veel overleg nu, bijvoorbeeld met bepaalde journalisten die veel hebben gevraagd, om te bekijken hoe we dit kunnen versnellen. We zien dat dit een verplichting is en dat we hierop achterblijven. Ik schets deze achtergrond zodat u daarmee iets beter zicht heeft op wat voor enorme inspanning dit is. Laat ik hierbij nog benoemen dat er aanvragen bij zijn, bijvoorbeeld om e-mails en chats via de Wob en de Woo, waarbinnen elk genoemd of betrokken persoon van tevoren gevraagd moet worden of die akkoord is en of die ervan op de hoogte is dat iets gedeeld gaat worden. Voor sommige individuele aanvragen van één Woo-verzoeker kan het gaan om meer dan 500 mensen die benaderd moeten worden. Dat is de setting. Als we nou kijken naar dat specifieke Woo-verzoek waar mevrouw Prins aan refereert, dan heeft dat specifieke Woo-verzoek een lange geschiedenis door de complexiteit van de onderliggende data, die met name werd veroorzaakt door de verwevenheid met medische persoonsgegevens. Dat vroeg om een uitgebreide juridische procedure. Daarover heeft de rechtbank in februari van dit jaar uitspraak gedaan. Wij hebben de verzoeker zeer recent aangegeven dat wij verwachten dat wij nog een aantal weken bezig zijn met het proces, maar hopen er dan aan te kunnen voldoen.

Mevrouw Prins (CDA):

Dank u wel voor de uitvoerige uiteenzetting. Die was mij overigens wel bekend vanuit andere bronnen. Het ging mij om dit specifieke verzoek waarover ook een rechterlijke uitspraak is geweest, wat toch weer net wat anders is. Ik begrijp dat u eigenlijk zegt: voor de zomer hebben de mensen die de modellen van het RIVM hebben opgevraagd, want daar gaat dit om, deze ontvangen.

Minister Kuipers:

Dat is de inzet.

Mevrouw Prins (CDA):

Oké, dank u wel.

Minister Kuipers:

Als ik nog even mag reageren op uw opmerking. Ik denk dat mevrouw Prins precies de vinger op een plek legt met de opmerking dat het toch wel een bijzondere aanvraag is. Dat zijn ze eigenlijk allemaal. Dat maakt het zo buitengewoon complex. Dat laat onverlet dat wij moeten voldoen. dat we nu veelal over langdurige termen heengaan en dat er met man en macht geschakeld wordt om te kijken hoe we het kunnen verbeteren. Ik zal niet op alle details ingaan, want dat gaat echt buiten dit debat, maar ik heb gisterochtend opnieuw met dat team gezeten om te horen waar het staat.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik ben blij dat de toezegging er is, omdat ik denk dat die helpt om te laten zien dat er niks te verbergen is.


Brondocumenten


Historie