Rappelabele toezeggingen minister voor Rechtsbescherming (Vooruitblik september 2023)



Dit is het rappel vanaf 02-07-23 tot 02-01-24.

 




Toezegging Na vijf jaar evaluatie van de wet, waarbij differentiatie griffierechten mee wordt genomen (34.761) (T02674)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Duthler (VVD), toe dat hij over vijf jaar de werking van de wet zal evalueren. Daarbij zal de differentiatie van griffierechten worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T02674
Status openstaand
Datum toezegging 4 december 2018
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen differentiatie
griffierechten
Kamerstukken Engelstalige rechtspraak internationale handelskamers rechtbank en gerechtshof Amsterdam (Netherlands Commercial Court) (34.761)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 10, item 10, blz. 5-11

Minister Dekker:

Ik merk dat in het debat wordt vooruitgelopen op eventuele positieve financiële effecten op de lange termijn. Het zou mijn voorkeur hebben als we die discussie zouden voeren als op de langere termijn inderdaad blijkt dat er positieve financiële effecten zijn. Dan moeten we, denk ik, wegen en kijken waar dat op een zo goed mogelijke manier belandt. Dus ik hoop niet dat u mij nu dwingt om op voorhand al een uitspraak te doen. Gaat dit dan zitten in griffierechten of in de organisatie van de rechtspraak? Ik vind het allebei plausibele bestemmingen, maar ik zou u ook om een beetje ruimte willen vragen om straks te kijken hoe een en ander uitpakt. Wat voor zaken krijgen we precies? Hoe wordt het door internationale partijen, door bedrijven ervaren? Heel vaak zal een van de twee partijen een Nederlands bedrijf zijn. Bestaat er wellicht behoefte om op termijn nog wat te gaan differentiëren tussen grote en kleine vorderingen? Dat is een van de dingen die uit de consultatie naar voren kwam. Het lijkt mij verstandig om nu even onze handen vrij te houden, en om die discussie te voeren als zij relevant is, op termijn.

(…)

Mevrouw Duthler (VVD):

De minister spreekt over "langere termijn", "de lange termijn" of "het einde van de streep". Waar moeten we aan denken? Wanneer gaat de minister de balans opmaken?

Minister Dekker:

Het formele antwoord is: over tien jaar. Dat is een beetje de looptijd waaraan wij hebben gedacht. Binnen tien jaar zou dit moeten kunnen ronddraaien.

Mevrouw Duthler (VVD):

Is er ook een informeel antwoord?

Minister Dekker:

Nou, ik heb de indruk dat u naar de microfoon toe komt en dat u dan vervolgens gaat zeggen: dat is een wel heel lange termijn.

Mevrouw Duthler (VVD):

Dat klopt.

Minister Dekker:

Dus ik kan mij voorstellen dat we ook tussentijds, na vijf jaar, eens kijken hoe de zaken zich ontwikkeld hebben. Lopen we voor op schema? Hoe hebben de kosten zich ontwikkeld? Dat zou voor mij ook een acceptabele termijn zijn om eens even een tussenevaluatie te doen.

(…)

Mevrouw Duthler (VVD):

Als de minister toch die griffierechten gaat differentiëren aan de onderkant, dus bij de kleine vorderingen, zou de minister dan ook bereid zijn om meteen eens te kijken naar differentiatie in de griffierechten voor de internationale handelskamer, waar we het nu over hebben?

Minister Dekker:

Die vind ik zelf wat ingewikkelder. Bij de internationale handelskamer weten we ongeveer wat de zaakstroom is, in tegenstelling tot bij reguliere zaken. We weten de aantallen, de gedragseffecten, de keuzes die gemaakt worden. Op basis daarvan kunnen we ook een beetje voorspellen hoe dat uitpakt. Wij hebben nu op basis hiervan gezegd: wij denken dat degenen die kiezen voor het NCC vaak rechtzoekenden met de zwaardere zaken zullen zijn, met grotere vorderingen, al was het maar omdat die ondergrens van €25.000 erin zit. Daarom hebben we hier voor één tarief gekozen.

Ik zeg niet dat dat altijd zo zal blijven, maar ik vind het voor het NCC nu gewoon te vroeg om iets zinnigs te kunnen zeggen over wat dan een goed cut-off point wordt en hoe dat dan precies uitpakt. Want als je voor een bepaald soort zaak een wat lager tarief gaat hanteren, dan zul je ook voor bepaalde zaken een hoger tarief moeten gaan hanteren om die budgettair neutrale uitwerking te hebben.

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik verwacht dat die communicerende vaten waar de minister het over heeft wel mee zullen vallen nu de minister in verschillende Kamerstukken ook heeft aangegeven dat het wetsvoorstel vooral voor grote bedrijven met grote vorderingen bedoeld is. Ik denk dus dat de effecten van het differentiëren naar tarifering en naar griffierechten wel mee zullen vallen nu er volgens de verwachting van de minister vooral grote bedrijven gebruik van zullen maken.

Minister Dekker:

Het is natuurlijk een beetje koffiedik kijken, want er is nog geen NCC en we hebben nog geen zaken gedraaid. We hebben dus ook nog geen ervaringscijfers. Daarom ben ik terughoudend om nu hier al, als de inkt van de wet net droog is, daar direct weer een wijziging in aan te brengen. Mijn voorstel zou zijn om dat niet op voorhand uit te sluiten, maar om dat mee te nemen als we bijvoorbeeld over vijf of tien jaar de evaluatie doen.

(…)

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik heb niet meer helder wat de minister nu heeft gezegd over die differentiatie in de griffierechten op het moment dat hij de wet gaat aanpassen.

Minister Dekker:

Dat ...

Mevrouw Duthler (VVD):

Dan bedoel ik de wet griffierechten.

Minister Dekker:

Dat gaat al op heel korte termijn gebeuren. Ik zie niet een-twee-drie mogelijkheden om dat direct al hierop van toepassing te verklaren. Er is echt heel goed bestudeerd wat we kunnen verwachten qua aantallen zaken en wat dan een redelijke hoogte is van dat griffierecht die ook voor de toegang goed zou zijn. Ik heb er een heel sterke voorkeur voor om te kijken hoe een en ander zich ontwikkelt en hoeveel zaken er uiteindelijk komen en of dat voldoet aan onze verwachtingen. Dan kunnen we dat na vijf jaar goed bekijken.

Mevrouw Duthler (VVD):

Dit kunnen we opvatten als een toezegging?

Minister Dekker:

Ja, de toezegging in twee stappen, namelijk de toezegging van 10 naar 5 en de toezegging om dan ook de differentiatie mee te nemen.

Mevrouw Duthler (VVD):

Dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De uitkomst van het overleg met de minister van BZK inzake ketensamenwerking en nazorg delen met de Eerste Kamer (35.122) (T03095)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe dat hij de uitkomst van het overleg met de minister van BZK in het kader van ketensamenwerking en nazorg, en dan met name de problematiek van het gebrek aan geschikte woonruimte, zal delen met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03095
Status deels voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ex-gedetineerden
ketensamenwerking
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
nazorg
Kamerstukken Wet straffen en beschermen (35.122)


Opmerking

Zie ook het nader memorie van antwoord, p. 11-12.

Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18-19

De heer Rietkerk (CDA):

Kan de minister bij die voortgangsrapportage juist op dit element ingaan, dus de financiering van de keten, niet alleen omdat de programma's toch anders zijn. Dus de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering, maar ook gemeenten en woningbouwcorporaties, omdat die ook in een bepaalde financiële situatie zitten, anders dan toen het bestuursakkoord werd ondertekend. En kan de minister ook in het voortgangsbericht op de inverdieneffecten ingaan?

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Ik zal kijken tot op welk niveau. Er zitten heel veel raakvlakken, de wereld is inderdaad veranderd en ik ken de ingewikkelde financiële situatie van gemeenten. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat we ook als kabinet extra hebben geïnvesteerd in schuldenproblematiek en dat we onlangs nog extra hebben geïnvesteerd in huisvesting, juist ook voor kwetsbare groepen, voor dak- en thuislozen. In principe ben je dat als je uit de gevangenis komt en je geen dak boven je hoofd hebt. Dus ik zal daarop ingaan, maar dan trek ik het even breder naar wat we, ook los van justitie, op verschillende terreinen doen, waar we juist een impuls hebben gegeven op dit soort zaken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank aan de minister voor zijn uitleg ten aanzien van het bestuurlijk akkoord. De minister had schriftelijk al de toezegging gedaan om in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Wonen. Ik had de minister ook gevraagd om de uitkomst van dat overleg ook met deze Kamer te delen. Dat zou ik op prijs stellen omdat dat juist heel erg raakt aan wat de heer Rietkerk net zei en wat ik met hem deel.

Minister Dekker:

Dat zal ik doen. Voor een deel is dat de minister van BZK, maar ook de staatssecretaris van VWS, die natuurlijk vanuit de kwetsbare groepen betrokken is.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie Bedenktijd bestuur beursvennootschappen (35.367) (T03279)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Frentrop (FVD), om het aantal keren dat de bedenktijd wordt ingeroepen uiteindelijk ook te betrekken bij de tussentijdse evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T03279
Status openstaand
Datum toezegging 16 maart 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Dr. P.M.L. Frentrop (Fractie-Frentrop)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bedenktijden
bestuur
beursvennootschappen
evaluaties
Kamerstukken Inroepen bedenktijd door bestuur van beursvennootschap (35.367)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 29, item 3 - blz. 2

De heer Frentrop (FVD):

(…)

‘Hoeveel keer is er een voorstel van de aandeelhouders op de agenda gekomen om een commissaris of bestuurder te ontslaan? Bij alle keren waarin dat geprobeerd is, is dat door de rechter verhinderd. Het is sinds 2013 nul keer gebeurd dat op aandringen van de aandeelhouders op de agenda van een algemene vergadering van het beursfonds het voorstel kwam: we zouden die bestuurder of commissaris moeten ontslaan. Nul keer in zeven jaar. Waarom verwacht de minister dan dat het in de toekomst hooguit vijf keer per jaar zal gebeuren? We gaan het over drie jaar evalueren. Het lijkt mij dat nul keer per jaar de verwachting zou moeten zijn.’

(…)

Handelingen I 2020/21, nr. 29, item 13 - blz. 8

Minister Dekker:

(…)

‘Ik ben nog niet ingegaan op hoe wij nou uiteindelijk het effect van de regeling straks op een goede manier kunnen evalueren. Ik heb aangegeven dat ik in het kader van de lastenberekening rekening houd met ten hoogste vijf keer per jaar. Maar ik ben het wel met hem eens dat dit waarschijnlijk wat hoog is ingeschat. Het zal hoogstwaarschijnlijk ook nog wel wat lager zijn. We zullen het aantal keren dat de bedenktijd wordt ingeroepen uiteindelijk ook betrekken bij die tussentijdse evaluatie. Dan is het natuurlijk altijd best lastig hoe je die precieze effecten gaat meten, maar ik kan me voorstellen dat je daar waar de bedenktijd is ingeroepen casusonderzoek doet, dus dat je interviews houdt en gesprekken voert met verschillende betrokkenen en stakeholders, maar dat je ook in z’n algemeenheid bekijkt hoe het staat met het investerings- en vestigingsklimaat in Nederland. Want zijn nou de opinies van grote institutionele investeerders over het Nederlandse investeringsklimaat drie of vijf jaar na dato van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel? Ik ben daar zelf niet zo heel erg pessimistisch over. Sterker nog, ik ben daar optimistisch over. Maar het is ook een manier om het preventieve effect waaraan de heer Frentrop refereerde daarin mee te nemen.’

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informatievoorziening zittingen met spreekrecht (35.349) (T03283)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe ervoor te zorgen dat slachtoffers en nabestaanden op de hoogte zijn van zittingen met spreekrecht.


Kerngegevens

Nummer T03283
Status deels voldaan
Datum toezegging 13 april 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen informatievoorziening
slachtofferrechten
spreekrecht
Kamerstukken Wet uitbreiding slachtofferrechten (35.349)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 33

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

(…)

‘Ik vroeg mij het volgende af over dit probleem dat in de praktijk bestaat. Wanneer een verdachte in hoger beroep gaat bij een door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf met voorwaarden, dan is het ressortsparket in de lead over de zaak, terwijl het arrondissementsparket weet van een verzoek wijziging TUL. In de praktijk loopt die informatievoorziening dus mis. Ik begrijp van de minister dat het niet nodig is om die informatievoorziening apart in de wet op te nemen, maar misschien kan hij wel toezeggen dat hij er zorg voor draagt dat goed wordt bekeken hoe die processen gaan lopen, zodat de slachtoffers en nabestaanden ook op de hoogte zijn van die verzoeken en die TUL-zittingen. Dat gaat nu dus mis.’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 33

Minister Dekker:

‘Dat zeg ik toe, want anders gaat dit natuurlijk niet werken. Als je een recht hebt, maar je weet niet dat er een zitting is waarop je dit kunt uitoefenen, dan hebben we natuurlijk met z’n allen een mooie wet verzonnen die in de praktijk niet zo vreselijk veel doet. Dat zeg ik dus toe.’


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie Wet uitbreiding slachtofferrechten (35.349) (T03287)

De Minister van Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Baay-Timmerman (50PLUS) en De Blécourt-Wouterse (VVD), toe de resultaten van de uitbreiding van het spreekrecht, de verschijningsplicht, en de kostenevaluatie mee te nemen in een breed evaluatieonderzoek dat uitgevoerd zal worden over twee jaar.


Kerngegevens

Nummer T03287
Status openstaand
Datum toezegging 13 april 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS)
Mr. M.A. de Blécourt-Wouterse (VVD)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
slachtofferrechten
uitbreiding
Kamerstukken Wet uitbreiding slachtofferrechten (35.349)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 14

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

(…)

‘Voorzitter. In de memorie van antwoord op pagina 11 belooft de minister dat een evaluatieonderzoek zal worden uitgevoerd naar het functioneren van het onbeperkt spreekrecht. Hij verwijst hiervoor naar paragraaf 5, maar dat is een reeds bestaand evaluatieonderzoek uit 2013 en dus niet erg actueel. Mocht mijn fractie de belofte verkeerd hebben begrepen, dan vraag ik de minister nu specifiek of hij bereid is, in dien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, om een evaluatieonderzoek toe te zeggen, zodat inzicht wordt verkregen omtrent de resultaten van de uitbreiding van het spreekrecht en de verschijningsplicht. 50PLUS zou met name graag meer informatie krijgen omtrent de vraag of een confrontatie tussen verdachte en slachtoffer een meer helende dan wel een nadelige uitwerking heeft op het slachtoffer. Deze vraagstelling zou ook meegenomen kunnen worden in het onderzoek.’

(…)

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

(…)

‘De minister zegt: de kosten zijn netjes in kaart gebracht en die worden gedekt. Het kan gaan om extra zittingscapaciteit of om de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dat begrijp ik. Maar mijn vraag was nou juist: wat als achteraf blijkt dat het toch te krap is begroot?’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Minister Dekker:

‘Dan moeten we dat oplossen.’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

‘Ik ben heel blij met het antwoord van de minister dat we dat dan moeten oplossen. Hoe gaan we dat dan oplossen?’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Minister Dekker:

‘Het zal niet de eerste keer zijn dat je ergens een tegenvaller hebt die je moet oplossen. Soms heb je ook meevallers. Dat scheelt, want dan kun je het doen op je eigen begroting. Soms valt iets heel erg tegen en dan ga je in een nieuwe begrotingsronde weer in gesprek met de minister van Financiën: ‘We hebben toch een aantal tegenvallers. Kun je helpen om het op te lossen?’.’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

De voorzitter:

‘Mevrouw De Blécourt, tot slot.’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

‘Dan vraag ik de minister of we dat kunnen evalueren. Want ik weet dat de capaciteit eigenlijk altijd moeilijk in te schatten is. Het is ook een probleem. Mensen zijn overbezet, zeker in deze hoek. Daarom vraag ik de minister om een evaluatiemoment in te bouwen, zodat we het ook met elkaar kunnen oplossen.’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 36

Minister Dekker:

‘Dat ben ik helemaal met u eens. Ik geloof dat de evaluatie mijn sluitstuk voor vanavond … Volgens mij staat in de wet een evaluatie voor over twee jaar, zeg ik ook in de richting van mevrouw Baay. Dat betekent dat daarin ook het kostenaspect moet worden meegenomen. Het gaat dus om een beleidsevaluatie, maar ook om uitvoeringsaspecten.’

(…)

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 37

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

‘Om toch even de bevestiging te krijgen: heeft de minister nu dus toegezegd dat er een evaluatieonderzoek komt over twee jaar, waarin worden opgenomen het kostenaspect, de effecten van de uitgebreidere spreekrechtkring, de effecten van de verschijningsplicht van de verdachte, alsmede de mogelijke nadelige of juist helende werking voor de slachtoffers?’

Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 37

Minister Dekker:

‘Ja. Het is gewoon een normale, brede evaluatie: doet de wet wat deze moet doen en is deze uitvoerbaar in de praktijk? Dat zijn de hoofdlijnen, en daar vallen volgens mij al uw vragen onder.’


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief rechtsbijstand (34.605) (T03378)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe om voor het zomerreces een brief te sturen waarin wordt uitgelegd hoe het probleem omtrent de onevenwichtigheid in de positie van ouders bij rechtsbijstand wordt aangepakt vanuit de praktijk.


Kerngegevens

Nummer T03378
Status voldaan
Datum toezegging 15 maart 2022
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezag door erkenning
rechtsbijstand
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Ginneken en Van Wijngaarden over het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning (34.605)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 3

De heer Dittrich (D66):

Dan een hartenkreet van mijn fractie over de rechtsbijstand. In de afgelopen decennia, mag ik wel zeggen, hebben we gezien dat er steeds verder bezuinigd is op de sociale advocatuur. De vorige minister voor Rechtsbescherming had zelfs aangekondigd dat er bijvoorbeeld bij echtscheidingen en familiezaken niet méér, maar minder financiële ruimte voor de sociale advocatuur geboden zou worden. Mijn vraag aan de minister is: kan hij ons toezeggen dat er weer meer ruimte komt voor de sociale advocatuur in familierechtelijke zaken?

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 21, item 11 - blz. 22

Minister Weerwind:

(…)

De laatste vraag is mij gesteld door senator Dittrich en ging over de onevenwichtigheid in de positie van ouders bij rechtsbijstand. U raakt een thematiek aan die veel breder ligt dan alleen dit onderwerp en de “equality of arms”-discussie, zou ik bijna stellen. De rechtspraak, de advocatuur en het ministerie waar ik actief mag zijn, zetten zich via het programma Scheiden zonder schade in voor het voorkomen van vechtscheidingen en onnodige procedures. Hoe doen we dat? Door vroegtijdige hulpverlening voordat ligt dan alleen dit onderwerp en de "equality of arms"-discussie, zou ik bijna stellen. De rechtspraak, de advocatuur en het ministerie waar ik actief mag zijn, zetten zich via het programma Scheiden zonder schade in voor het voorkomen van vechtscheidingen en onnodige procedures. Hoe doen we dat? Door vroegtijdige hulpverlening voordat conflicten uit de hand lopen. Natuurlijk komen rechtzoekenden alleen op grond van inkomens- en vermogenseisen in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat is u bekend; de Wet op de rechtsbijstand speelt hier een rol in. Ik kan niet ontkennen dat er ongelijkheid kan ontstaan. Dat is een brede discussie die mijn aandacht heeft, om puur te kijken: hoe ga ik daarmee om? Daar heb ik nu niet een volmondig antwoord op.

De heer Dittrich (D66):

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Mijn enige vraag is dan: wat is het perspectief? Kunnen de Eerste en Tweede Kamer een brief of een appreciatie van de minister verwachten van hoe we dit probleem vanuit de praktijk gaan oplossen?

Minister Weerwind:

Ik heb het probleem al breder getrokken. Het is voor mij een punt van aandacht. Hoe ik hiermee om moet gaan, is voor mij ook een zorg. Ik zou graag de Eerste Kamer, en natuurlijk ook de Tweede Kamer, hierin meenemen. Dus u kunt op termijn zeker een brief van mij verwachten over waar mijn gedachten naar uitgaan, om juist de toegang tot het recht voor iedereen breder te laten zijn.

De heer Dittrich (D66):

Dat is een heel mooi antwoord van de minister. Heeft u enige tijdsindicatie? Het hangt natuurlijk niet op een maand. Kunnen we dat voor de zomer of dit kalenderjaar verwachten?

Minister Weerwind:

Meneer Dittrich geeft mij heel veel ruimte, maar ik ga mijn uiterste best doen om voor het zomerreces een indicatie te geven van hoe ik hiernaar kijk.

De heer Dittrich (D66):

Dank u wel.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Signalenbrief bevordering wetgevingskwaliteit (35.925 VI) (T03471)

De Minister voor Rechtsbescherming (Weerwind) zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Talsma (ChristenUnie) over aanbevelingen ter bevordering van de wetgevingskwaliteit, toe signalen uit de praktijk jaarlijks te bundelen en daarop middels een signalenbrief aan de Kamers inhoudelijk te reageren.


Kerngegevens

Nummer T03471
Status openstaand
Datum toezegging 31 mei 2022
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen knelpunten
signalen
wetgeving
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 31, item 3 – blz 28

De heer Talsma (ChristenUnie):

(…)

Is het kabinet bereid werk te maken van de aanbeveling om ook periodiek — het kwam al eerder aan de orde — de staat van de wetgeving onder de loep te nemen?

Meneer de voorzitter. Een andere bron voor zelfreflectie is wat we desgevraagd terugkregen van deskundigen in de voorbereidende bijeenkomsten voor dit debat over de staat van de rechtsstaat. Het zijn adviezen die mijn fractie ter harte wil nemen en die we ook willen onderstrepen door enkele hiervan hier en nu hardop te noemen.

Het eerste advies kwam al eerder aan de orde: wees zuinig met wetgeving. Volgens mij zei de voorzitter van het College van pg's er nog achteraan: en wees zuinig óp wetgeving. Wij nemen dat in ieder geval graag ter harte. Besteed aandacht aan de uitvoerbaarheid, al in de ontwerpfase van wetgeving. Hanteer de aanbevelingen ter bevordering van de wetgevingskwaliteit, zoals ze zijn aangereikt door de Raad van State. Draag bij aan respect en balans tussen de staatsmachten. Maatwerk hoeft niet de regel te zijn, maar de menselijke maat wel. Geef opvolging aan signalen die vanuit de praktijk worden afgegeven aan de wetgever, zoals bijvoorbeeld in de jaarverslagen van de Hoge Raad, de Raad van State, de Nationale ombudsman, de Raad voor de rechtspraak, het OM, de advocatuur en anderen. En niet in het minst, investeer structureel en substantieel in rechtspraak en rechtsbescherming.

Uiteraard voert het te ver om op dit alles nu dieper in te gaan. Wel vraag ik namens mijn fractie aan het kabinet of het, net als wij, werk wil maken van deze aansporing. In het bijzonder zou ik van het kabinet willen weten hoe de genoemde aanbevelingen ter bevordering van de wetgevingskwaliteit, afkomstig van de Raad van State, in de praktijk worden geïmplementeerd. Waar het gaat om de signalen vanuit de praktijk over hoofdpijn- en buikpijndossiers, uitvoeringsproblemen en onrechtvaardige effecten wil ik het kabinet vragen ons klip-en-klaar toe te zeggen deze signalen jaarlijks te bundelen en daarop in een signalenbrief aan beide Kamers inhoudelijk te reageren, zodat de discussie over mogelijke aanpassingen van wetgeving voortvarend van start kan. Natuurlijk ben ik graag bereid om daar een motie over in te dienen, maar zeker geluisterd hebbend naar het betoog van collega Backer wacht ik met veel belangstelling de reactie van het kabinet op dit punt af.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 34, item 7 - blz. 30

Minister Weerwind:

Meneer de voorzitter. Het laatste belangrijke punt voor mij is de vraag om een toezegging dat signalen uit de praktijk jaarlijks gebundeld worden en dat daarop middels een signalenbrief aan de Kamers inhoudelijk door het kabinet wordt gereageerd. Dat was een vraag van senator Talsma van de ChristenUnie. Voor het zomerreces zullen de Tweede en de Eerste Kamer per brief geïnformeerd worden over de stand van zaken van de inventarisatie hardvochtige wet- en regelgeving, ter uitvoering van de motie-Ploumen/Jetten, en hoe daarmee is en verder wordt omgegaan. U hoort mij zeggen "voor het zomerreces". Ik weet dat dit tweeënhalve week van nu verwijderd is. Ik praat mijzelf in een galg met alles wat ik voor het zomerreces wil doen, maar er is mij verzekerd dat dit gaat lukken. Ik zeg liever "rond het zomerreces", want dat is politiek meer verantwoord, maar ik heb net "voor" gezegd.

Het kabinet wil voorkomen dat verbetermaatregelen over elkaar heen buitelen en dat alle signalen op één hoop worden geveegd. De onderwerpen en oorzaken van signalen verschillen in de praktijk namelijk heel sterk van elkaar. Indien signalen van onvolkomenheden niet puur uitvoerend of operationeel van aard zijn, zal bekeken worden of zij zijn terug te voeren op een knelpunt in beleid en wet- en regelgeving. Dan zal de opvolging ervan bij de context van het specifieke bijbehorende beleidsthema worden betrokken. Informatie aan het parlement daarover zal dan in de context van het specifieke beleidsthema plaatsvinden. Ik kies voor de continue dialoog hierover.

De dienstverlenende organisaties gaan werken met een zogenaamde stand van de uitvoering. Dat geeft zicht op geïdentificeerde knelpunten en maatregelen. Beide Kamers zullen hierover per brief worden geïnformeerd aan de hand van een overkoepelend document genoemd "staat van de uitvoering". Ik kan niet aangeven waar in de tijd dat komt, maar ik denk dat u het in het derde of vierde kwartaal moet verwachten. Ik herhaal het: het doel van die staat van de uitvoering is om inzicht te geven in de wijze waarop is en wordt omgegaan met signalen uit de praktijk.

Daarnaast wijs ik in dit verband ook op de vorig jaar door mijn voorganger aangekondigde staat van de wetgevingskwaliteit. Die breng ik eens per twee jaar uit. Voor die staat zal ik mede gebruikmaken van álle signalen die rechterlijke colleges hebben gegeven over de door hen geconstateerde problemen in wetgeving. Daarmee probeer ik het proces rond te maken.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief inzet huiselijk geweld (35.348 / 36.123) (T03675)

De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat een brief naar de Kamer wordt gestuurd betreffende (gendergerelateerd) huiselijk geweld, waarbij de aanpak gendersensitiever wordt gemaakt.


Kerngegevens

Nummer T03675
Status voldaan
Datum toezegging 21 februari 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. B.O. Dittrich (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen echtscheidingen
femicide
huwelijkse gevangenschap
Kamerstukken Novelle Tegengaan huwelijkse gevangenschap en andere onderwerpen (36.123)
Tegengaan huwelijkse gevangenschap en andere onderwerpen (35.348)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 9 - blz. 2-3.

De heer Dittrich (D66):

(…)

“Bij bijna zes op de tien vrouwen die van 2017 tot 2022 slachtoffer waren van moord of doodslag, was de vermoedelijke dader hun ex-partner of hun partner. Dat zijn de cijfers van het CBS. Elke acht dagen wordt een vrouw gedood door haar ex-partner. Nederland staat wat dat betreft op nummer drie in Europa. Vreselijk. Mijn vraag aan de minister is: verwacht de minister dat deze wetswijziging in Nederland kan bijdragen aan de vermindering van femicide, van vrouwen die gedood worden, bijvoorbeeld door hun ex-partner?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 9 - blz. 7-8.

Minister Weerwind:

(…)

“Verwacht de minister dat deze wetswijziging in Nederland kan bijdragen aan de vermindering van femicide? Nee, ik verwacht niet dat dit specifieke wetsvoorstel direct leidt tot de vermindering van femicide. Dit wetsvoorstel zorgt er wel voor dat vrouwen die gevangen zitten in een religieus huwelijk, daar makkelijker uit kunnen treden. Laat ik met u delen dat ik het wat betreft femicide, ofwel moord of doodslag op vrouwen, bijvoorbeeld door een partner of een ex-partner, verschrikkelijk en onacceptabel vind dat er in Nederland jaarlijks gemiddeld 24 vrouwen worden gedood door hun partner of ex-partner. Dat is een probleem dat breed in Europa bestaat, blijkt uit cijfers van Eurostat over de periode 2016-2020. Met klem zeg ik: iedere vrouw die dit overkomt, is er één te veel. Nederland staat overigens overwegend, namelijk in vier van de vijf jaren in de periode 2016-2020, in de onderste helft van het rijtje van ongeveer twintig landen dat gegevens heeft aangeleverd aan Eurostat. Dit kabinet werkt eraan om femicide uit te bannen. Ik heb het laatst nog besproken met mijn collega van VWS. Daarvoor is het ook van belang dat de onderliggende factoren voor moord op vrouwen worden erkend en bestreden. Samen met de staatssecretaris van VWS en de minister van JenV zet ik dan ook in op verschillende vlakken om huiselijk geweld, waaronder geweld tegen vrouwen, tegen te gaan.

Laat ik wat voorbeelden noemen, met de Ontwikkelagenda Veiligheid voorop. In dat kader hebben politie, Veilig Thuis en justitieorganisaties de afgelopen vijf jaar geïnvesteerd in het intensief en juist vroegtijdig samenwerken. Bij vroegtijdig samenwerken moet u bijvoorbeeld denken aan acute crisissituaties, maar ook aan casusoverleg waarin strafzaken snel worden afgedaan en aan vermoedens van strafbare kindermishandeling. Ik ga daarmee onverminderd voort met mijn collega's. Die aanpak is ook verscherpt naar aanleiding van het inspectierapport van Justitie en Veiligheid over de zaak van de dood van de scholier Hümeyra in het jaar 2019, die werd voorafgegaan aan ernstige stalking. De focus ligt daarbij op een snelle informatiedeling tussen politie, Openbaar Ministerie, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis, de belangrijke actoren in dezen. Verbetering van de casusregie bij de politie en het standaard inzetten van risicotaxatie-instrumenten zijn dan ook van belang. Dat geldt ook voor de verbetering van het toezicht op handhaving van contact- en locatieverboden. Dat zijn ook instrumenten die kunnen worden ingezet, maar dan moet je er wel op handhaven. Ik noem voorts de inzet van preventieve beschermingsmiddelen.

We werken dus met de kabinetsleden aan de aanpak van gendergerelateerd geweld, waarbij we de aanpak van huiselijk geweld op verschillende punten gendersensitiever maken. Ik zal de Tweede Kamer hierover informeren rondom het zomerreces. Ik kan de Eerste Kamer daar ook nadrukkelijk in meenemen. Tevens heb ik op 14 december jongstleden de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de wijze waarop ik de strafrechtelijke aanpak van psychisch geweld wil verbeteren. Samen met het Openbaar Ministerie wordt gewerkt aan meer expertise bij politie, Veilig Thuis en de vrouwenopvang over de signalen van psychisch geweld en over welke informatie het OM nodig heeft om tot vervolging over te kunnen gaan.”


Brondocumenten


Historie