Rappelabele toezeggingen minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (2022-2024) (Totaaloverzicht februari 2022)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Jaarlijkse rapportage aan het parlement over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen (33.610 / 33.847) (T01964)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (CU), toe de Kamer jaarlijks te zullen rapporteren over de premieontwikkeling van de pensioenfondsen.


Kerngegevens

Nummer T01964
Status deels voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 januari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen De Nederlandsche Bank
pensioenpremies
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 29

De heer Ester (CU):

[...]

Uiteraard moeten wij afwachten in welke mate de premiewaarborgen precies gaan doorwerken. Echter, dat deze waarborgen er zijn, is pure winst. Ze zijn ook nodig, mede vanuit intergenerationeel oogmerk. Het CPB heeft berekend dat een versobering van de jaarlijkse pensioenopbouw met een navenante verlaging van de premie, beperkte generatie-effecten heeft. Voor de gepensioneerden is er een effect van bijna nul, de oudere werkende generaties verliezen iets en de jongere werkende generaties gaan er licht op vooruit. Gelet op het belang van juist dit onderdeel in de hele pensioenketen en de relatief geringe regiemacht — laten we dat niet vergeten — van de overheid op het punt van de premievaststelling, wil mijn fractie de bewindslieden vragen om het parlement jaarlijks uitvoerig te rapporteren over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen en om DNB te verzoeken, ferme conclusies op dit wezenlijke punt niet te schuwen. Het gaat immers om een kernbestanddeel van het wetsvoorstel. Kunnen de bewindslieden dit toezeggen?

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Ik had nog een cruciale vraag die niet beantwoord is en waarop ik hoop alsnog een kort antwoord te krijgen. Die vraag was of het kabinet bereid is om jaarlijks aan het parlement te rapporteren over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen en de negen waarborgen die daarbij gelden. Het is toch een kernthema geweest in het hele debat en de discussie van vandaag. Ik vraag de bewindslieden of zij daartoe bereid zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

Last but not least: komt er een jaarlijkse rapportage over de ontwikkeling van de premie? Die toezegging doe ik graag, want ik denk dat dat voor ons allen de moeite waard is. Dus: zeker, dat gaat het kabinet doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie quotumheffing (33.981) (T02130)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Elzinga, toe het instrument 'quotumheffing' twee jaar na de inwerkingtreding te evalueren en de Kamer over de uitkomsten ervan te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02130
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
quotumheffingen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 6

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan is er een vraag van de SP, die ook breder leeft in de Kamer, namelijk of de regering bereid is om na een jaar of twee de gevolgen voor het gedrag van werkgevers te evalueren voor wat betreft de overige belemmeringen voor de toetreding tot het arbeidsproces. De Kamer zal op meerdere manieren worden geïnformeerd over het gedrag van werkgevers. Zo worden de ervaringen van cliënten, gemeenten en werkgevers met de in- en uitvoering van de participatiewet onderzocht, waaronder de ervaringen met de inzet en het gebruik van de nieuwe instrumenten en voorzieningen. Deze ervaringsonderzoeken komen beschikbaar in 2015, 2017 en 2019 in de monitor en in de evaluatie van de Participatiewet. Van het eventueel activeren van de quotumheffing zegt de SP: wij zouden het fijn vinden om twee jaar nadat die quotumheffing van start is gegaan, een evaluatie te hebben. Welnu, daar kan ik mij wel iets bij voorstellen. Zal ik het zo formuleren? Oké.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 11

De heer Elzinga (SP):

Dan kom ik bij de evaluatie van dit wetsvoorstel over twee jaar en de toezegging die daarover is gedaan. Ik dank de staatssecretaris voor die toezegging. De doelgroep en de mogelijke verdringing daarvan moeten de belangrijkste parameters zijn, maar ook de hoogte van de heffing in relatie tot het gewenste gedragseffect. Om zeker te weten dat wij het over hetzelfde hebben en dat wij hetzelfde willen evalueren, dien ik de volgende motie in. [...] verzoekt de regering vanwege bovengenoemde redenen om de onderhavige wet twee jaar na de inwerkingtreding van de quotumheffing te evalueren en daarbij een aantal aspecten te betrekken, zoals het aantal extra banen voorde doelgroep, het aantal heffingen, de hoogte van de heffing in relatie tot het gedragseffect en de mogelijke verdringing in relatie tot de doelgroepdefinitie, en de beide Kamers van de resultaten van deze evaluatie op de hoogte te stellen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 14

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik op de motie die is ingediend door de heer Elzinga c.s. Daarin wordt gevraagd om nadat het quotum in werking is getreden, na twee jaar te evalueren hoe dat heeft uitgewerkt. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik denk dat het inderdaad een goed idee is om dan te bekijken hoe dit instrument uitwerkt. Dat heeft gewoon meerwaarde. Ook ik vind dat het goede niet onder het betere moet lijden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Arbeidsparticipatie kwetsbare groepen (34.775) (T02495)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen.


Kerngegevens

Nummer T02495
Status openstaand
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsparticipatie
evaluaties
inkomenseffecten
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 3 - blz. 24

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik zal het komende uurtje goed besteden. Ik wil toch graag iets zeggen voordat u overgaat naar het volgende kopje. Ons viel vooral op dat u vast meer flex gaat maken en dat u in die zin dus meer gelijkheid gaat creëren. Ik denk dat dit niet de juiste richting is, maar het kabinet gaat zich daar nog verder over buigen. Ik wil het nu over het volgende hebben. U heeft het over een uitgebalanceerd pakket met het streven om juist iedereen actief te kunnen maken op de arbeidsmarkt. Wat ons opvalt — ik heb daar in de eerste termijn ook aan gerefereerd — is dat juist de mensen die al moeite hebben om mee te komen, in hun inkomen worden geraakt. De ziektewetuitkering wordt gekort. De Wajonguitkering wordt verlaagd. De WIA-uitkering wordt aangescherpt. Mensen met een handicap komen onder het minimumloon terecht, omdat er loondispensatie wordt gegeven en het minimumloon niet meer geldt. De minister-president geeft aan dat dit participatiemaatregelen zijn. Omdat wij zorgen hebben over de wijze waarop dit hun inkomenspositie raakt en over de vraag of dat daadwerkelijk iets gaat opleveren voor hun participatie in positieve of negatieve zin, zou ik de premier willen vragen of hij bereid is om, zeg over twee jaar, met een soort effectrapportage te komen voor deze groepen. Dan kunnen wij zien wat het met hun inkomenspositie en met hun arbeidsparticipatie heeft gedaan. Ik zie dat de minister-president nu al van een deskundig advies wordt voorzien.

Minister Rutte: Ik fluisterde even met de heer Koolmees. Wij zeggen net tegen elkaar dat over twee jaar te snel is daarvoor. Laten we afspreken dat wij eens even kauwen op die gedachte, maar dat we daar in dit debat nog niet op terugkomen. We moeten eerst even zien wat dat toevoegt aan het beleid dat we al voornemens zijn te maken. Zoals de heer Koolmees nu ook zegt, vindt een deel van die grote hervormingen plaats in 2019 en vooral in 2020. Over twee jaar heb je dan nog geen effecten. Ik denk dat het dus goed zou zijn om hier eerst even naar te kijken. In de wetsvoorstellen die komen — voor zover dat nieuwe wetten zijn; de Wajongverlaging is al besloten, maar een aantal andere dingen komt er nog aan — zullen wij uw woorden laten meewegen bij de opstelling van de memorie van toelichting. Sowieso zitten er in de meeste van die wetten ook evaluatiebepalingen. We zullen het op de een of andere manier daarbij betrekken, maar ik voel niets voor een soort megaevaluatie op datum X. Ik denk dat dat weinig toevoegt.

De voorzitter: Mevrouw Strik, kort op dit punt.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik zou willen voorkomen dat het juist weer wordt gefragmenteerd in afzonderlijke maatregelen. Het gaat om een bepaalde groep, om de kwetsbaarste mensen op de arbeidsmarkt. Ik zou toch graag zien dat er in ieder geval over een jaar of drie, wanneer het al in werking is getreden, wordt gemonitord en gerapporteerd op welke wijze dat uitpakt voor hun inkomen en participatie.

Minister Rutte: Ik snap uw verzoek. U merkt enige terughoudendheid als het gaat om megaevaluaties, zeker als de invoeringstermijnen zo verschillend zijn. We kijken dadelijk tijdens de lunchpauze even of we hier nu al inhoudelijk op kunnen reageren en anders doen we het later. Zullen wat dat zo doen? De bewindspersoon van Sociale Zaken en ik zullen dan even op uw suggestie kauwen. Als het niet vandaag lukt, komen we daar later op terug. De onderliggende gedachte zullen we steeds voor ogen houden. Ik weet dat dit niet voldoende is voor u, mevrouw Strik, maar dat onderdeel nemen we in ieder geval mee. Bij het opstellen van wetsontwerpen zullen we rekening houden met evaluatiebepalingen et cetera. Maar u wilt meer en we gaan kijken of dat zou passen in onze aanpak.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 7-8

Mevrouw Strik (GroenLinks): Onze zorg gaat het meest uit naar de meest kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt. We hebben bedenkingen bij de effecten van de maatregelen van het kabinet. We zijn blij met de toezegging van de minister-president om daarop toe te zien. Hij zou dit nog nader vormgeven in zijn tweede termijn, maar voor de zekerheid dient mijn fractie hierover een motie in. Die kunnen we altijd nog intrekken als er alsnog langs deze lijnen een toezegging volgt.

De voorzitter: Door de leden Strik, Kox, Teunissen, Koffeman, Ten Hoeve en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers;

overwegende dat beoogde maatregelen in het regeerakkoord veelal neerkomen op minder financiële zekerheden voor mensen in een kwetsbare positie, zoals in elk geval door:

  • de aanscherping van het schattingsbesluit waardoor meer mensen hun WIA-uitkering verliezen;
  • de vervanging van de loonkostensubsidie door loondispensatie waardoor mensen met een arbeidsbeperking onder het wettelijk minimumloon betaald kunnen worden;
  • het schrappen van het recht op arbeidskorting en IACK voor mensen in de ziektewet;
  • het verlagen van de Wajong-uitkering;

verzoekt de regering om over maximaal drie jaar een evaluatie te houden naar de effecten van de maatregelen op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van de genoemde groepen, en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (34775).

Mevrouw Strik (GroenLinks): Voorzitter. Wij achten dit van belang, omdat een individuele wetsevaluatie nog steeds niet het totaaloverzicht geeft van de effecten voor kwetsbare mensen op de arbeidsmarkt.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 15-16

Minister Rutte: Dan de motie met letter G van mevrouw Strik over de evaluatie. Het gaat om de Wajong. Bij de invoering van de Participatiewet in 2015 is besloten 5% te korten. Het gaat om Wajongers van wie na herindeling blijkt dat zij arbeidsvermogen hebben. Wajongers voor wie dat geldt, kunnen wij stimuleren om aan de slag te gaan. Dan moet er wel kans zijn op werk en daarom is er extra ondersteuning van het UWV. Er is een banenafspraak gemaakt en begin volgend jaar komt er een beleidsdoorlichting Wajong, zodat wij kunnen zien welke verbetermogelijkheden er zijn om het werken vanuit de Wajong te stimuleren. In het regeerakkoord van dit kabinet spelen er twee dingen. Eén: meer prikkels in de arbeidsongeschiktheidsregelingen richting werk inbouwen en de kans op het vinden van een baan voor WIA-gerechtigden vergroten en daarmee het beroep op de WIA verminderen. Twee: de loonkostensubsidie in de Participatiewet vervangen voor een loondispensatie voor nieuwe gevallen en de middelen die dat oplevert inzetten om de al genoemde 20.000 extra plekken voor beschut werk te kunnen financieren.

Dat is de kern van dit regeerakkoord voor deze twee trajecten: de WIA en de loondispensatie, in combinatie met die plekken voor beschut werk. De timing is dat beide trajecten het grootste effect hebben vanaf 2020/2021. Voor de extra beschutte werkplekken is in 2019 15 miljoen beschikbaar, in 2020 42 miljoen en in 2021 69 miljoen. Dat bouwt op en dat kost tijd. Dat is ook logisch, want het moet zorgvuldig gebeuren. In beide gevallen betrekken wij in het wetgevingstraject uiteraard ook beide Kamers. Elk wetgevingstraject kent ook consultaties voor alle belanghebbenden, bijvoorbeeld ook voor Cedris, de koepel voor sociale diensten. Beide trajecten zullen evaluatiebepalingen bevatten. Daarmee komen wij denk ik al een heel eind. Ik zei het al in eerste termijn.

Dan kan ik mij nog steeds voorstellen dat het interessant zou kunnen zijn om de maatregelen in onderlinge samenhang te bezien. Dat is wellicht ook voor een komend kabinet nuttig. Maar dat zou dus pas kunnen over een aantal jaren, bijvoorbeeld in het jaar 2025, omdat je eerder simpelweg geen meetbare gegevens hebt. Het lijkt mij ook niet iets wat het kabinet zelf moet doen. Dat zal dan een externe partij moeten oppakken. Dat alles gezegd hebbend, zou ik de motie zoals die nu voorligt, willen ontraden.

Mevrouw Strik (GroenLinks): De motie vraagt om twee dingen: het monitoren van de inkomensontwikkeling en de participatieontwikkeling. De premier ging net alleen in op het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Eigenlijk wordt hier inkomensbeleid gevoerd als instrument om de arbeidsmarktparticipatie te bevorderen. Juist dat willen wij monitoren: wat betekent het voor het inkomen en wat betekent het voor de arbeidsparticipatie? De premier geeft aan dat de beschutte werkplekken pas na 2020 worden ingevoerd. Mijn vraag is hoe het dan zit met die loonkostensubsidie. Gaat die dan ook pas worden afgeschaft of wordt die wel meteen afgeschaft?

Minister Rutte: Dat schetste ik net; die bouwt op. Dat gaat ook in een geleidelijk traject. Het geldt alleen voor nieuwe gevallen.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Dus die inkomensgevolgen vinden niet meteen plaats?

Minister Rutte: Nee.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Dan zou ik aan de premier willen vragen of het een optie is dat in de motie komt te staan: drie jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Minister Rutte: Dat is wat ik net zei: dan zit je op 2025. Dat kunnen we toch doen? Dan is het nuttig. Ik kan mij voorstellen dat een volgend kabinet dat wil weten. Ik vind het helemaal niet verkeerd, ook die samenhang niet. Ik vind uw verzoek logisch, alleen de timing is een probleem.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Het gaat ons om het totaaloverzicht. Als de andere indieners het goedvinden dat er in de motie komt te staan "drie jaar na de invoering van de wetsvoorstellen", zie ik brede steun van het kabinet.

Minister Rutte: Dat wordt dan 2024/2025. Misschien is dan de beste formulering "drie jaar na invoering". Daarmee wordt het jaar nog even in het midden gelaten. Klopt dat? Bij de Tweede Kamer wordt de motie dan gewijzigd. Gaat dat hier mondeling? Ja? Het gaat hier veel praktischer, heel goed. Dan hoeft de motie ook niet opnieuw te worden rondgedeeld, mooi.

(...)

De voorzitter: Mag ik nog één ding vragen over de motie op letter G van het lid Strik over maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren? Is het nu: verzoekt de regering om over maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden?

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ja.

De voorzitter: Drie jaar na invoering een evaluatie. En de minister-president laat de motie oordeel Kamer?

Mevrouw Strik (GroenLinks): Hij ondersteunt de motie.

Minister Rutte: Nee, wij kunnen er goed mee leven.

De voorzitter: U ondersteunt de motie.

Minister Rutte: Ja hoor, we nemen haar over, of hoe heet dat? Ik weet …

De voorzitter: Aha, u neemt haar over.

Minister Rutte: Aan de overzijde hebben ze het allemaal veranderd, voorzitter. Ik weet niet of u dat ook gedaan hebt.

De voorzitter: Nee, ik heb het nu even met de pen veranderd.

Minister Rutte: Nee, maar ook de advisering vanuit de regering is daar veranderd.

De voorzitter: O, nee, maar daar doen wij niet aan. Wij doen het heel simpel. U vindt de motie goed of niet goed.

Minister Rutte: Het punt is wel dat er één overweging in staat waar we niet blij mee zijn, maar het dictum zoals dat is aangepast, kunnen we overnemen. Het dictum is dus akkoord, maar ik zeg er even bij — want je interpreteert de motie ook samen — dat dit niet betekent dat de regering blij is met alle overwegingen. Maar ik denk dat mevrouw Strik dat prima vindt zolang het dictum maar tot overeenstemming leidt.

De voorzitter: Oké, het dictum is akkoord, met de woorden "drie jaar na invoering", en u neemt de motie dus over. Dat is duidelijk. Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage sociaal minimum Caribisch Nederland (35.000 IV / CXIX, A) (T02659)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van het pakket maatregelen inzake het ijkpunt voor de bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland, die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden, om te beginnen voor de zomer van 2019.


Kerngegevens

Nummer T02659
Status openstaand
Datum toezegging 16 oktober 2018
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen bestaanszekerheid
Caribisch Nederland
ijkpunt
sociaal minimum
Kamerstukken Werkbezoek Caribisch deel Koninkrijk april 2016 (CXIX)
Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2019 (35.000 IV)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35000 IV / CXIX, A, p.12:

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb ook in de Tweede Kamer gezegd: ik aarzel omdat ik liever van de afdeling underpromise en overdeliver ben dan andersom. Ik aarzel om heel hard te juichen over het pakket dat we nu hebben samengesteld, maar het is wel degelijk een heel relevant pakket, zeker ook in combinatie met de werkgeversruimte die is vrijgevallen, met wat dat betekent voor het wml en de uitkeringen op dit moment. Tegelijkertijd zie ik ook dat het op dit moment nog niet mogelijk is óm dat te doen, maar ik vind het wel van belang dát we dat gaan doen. De Tweede Kamer heeft gezegd: oké, maar we willen niet wachten op de evaluatie in 2020; we willen al eerder geïnformeerd worden. Dat betekent dat ik voor het zomerreces van 2019 ga laten zien welke stappen ik heb gezet. U mag best weten dat ik in de overleggen met de organisatie vraag hoe die voortgangsrapportage er dan uitziet, want zo zit ik er ook persoonlijk in: kan ik straks de informatie leveren die de Tweede Kamer graag wil?

Ik herken de betrokkenheid in deze Kamer met het vraagstuk heel erg en ben dan ook van harte bereid om deze rapportage ook naar de Eerste Kamer te sturen. Maar omdat ik dezelfde vragen heb gehad als u, en mij inmiddels ook duidelijk is geworden dat alles met alles samenhangt, zou mijn waarschuwing zijn dat ik vanwege de fragiele situatie in de regio – dan heb ik het over de open economie daar – niet anders kan dan stapsgewijs handelen. Anders ben ik bang dat ik te veel dingen kapotmaak. Daarmee voeg ik me ook in de coördinatie van BZK, die ook op die kostenkant drukt. Ik kan u verzekeren dat collega Knops buitengewoon disciplinerend kijkt naar de collega’s, dus die coördinatie is er. Ik ga soms met liefde een stap verder, maar ik hecht eraan om het in samenspraak te bekijken.

Kamerstukken I 2018-2019, 35000 IV / CXIX, A, p.16:

Staatssecretaris Van Ark:

Ik ben het ook eens met de heer Van Kappen, die zegt: dat ijkpunt moet er zijn. Daar kun je politiek van alles van vinden, maar daar moet ik naartoe onderweg. Dus dat is ook mijn doelstelling, maar ik ga geen dingen beloven die niet kan waarmaken. Als ik zou kunnen, dan zou ik hier een planning geven. Dat kan ik niet. Ik heb altijd geleerd dat, als je niet kunt zeggen wanneer je iets weet, je moet zeggen wanneer je de volgende stap zet. De volgende stap is wat mij betreft de voortgangsrapportage voor de zomer. Die stuur ik heel graag aan uw Kamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland en jaarlijks informeren gezamenlijke inzet verbetering situatie inwoners Caribisch Nederland (35.000 IV / CXIX, N) (T02784)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer in het verlengde van toezegging T02659 toe:

  • 1. 
    het in de voortgangsrapportage vastgestelde ijkpunt voor de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland jaarlijks te monitoren;
  • 2. 
    onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de ruimte om het wettelijk minimum loon op de BES in de toekomst verder te verhogen, daarover in gesprek te gaan met de werkgevers op de eilanden en daarover te rapporteren in de voortgangsrapportage die voor de zomer van 2020 aan de Kamer wordt toegezonden;
  • 3. 
    de eilandsbesturen de gelegenheid te geven om formeel te reageren op de voortgangsrapportage; en,
  • 4. 
    de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang van de gezamenlijke inzet, alsmede van het hierop gerichte overleg van het kabinet en van de openbare lichamen om de situatie van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren.

Kerngegevens

Nummer T02784
Status openstaand
Datum toezegging 12 juli 2019
Deadline 1 juni 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Brief
Categorie legisprudentie
Onderwerpen BES
bestaanszekerheid
Caribisch Nederland
ijkpunt
sociaal minimum
Kamerstukken Werkbezoek Caribisch deel Koninkrijk april 2016 (CXIX)
Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2019 (35.000 IV)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.4

Het ijkpunt voor het sociaal minimum monitor ik de komende vijf jaar jaarlijks. Dit omdat de kosten voor een aantal noodzakelijke kosten van levensonderhoud nog in beweging zijn.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.5

Vanwege de mogelijke negatieve gevolgen voor de economie en de arbeidsmarkt moet het tempo en de mate van een verdere verhoging van het wettelijk minimumloon zorgvuldig afgewogen worden. Het kabinet zal daarom onafhankelijk onderzoek laten doen naar de ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst verder te verhogen. Daarnaast is van belang dat verhogingen van het wettelijk minimum door de werkgevers op de eilanden worden opgebracht. Dit is vooral op Bonaire een punt van aandacht. De Staatssecretaris van BZK en ik zullen daarom met de partijen in de Centraal Dialoog in gesprek gaan over de uitkomsten van het onderzoek en de verdere ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst te verhogen. De relatie met het verlagen van de kosten voor levensonderhoud zal hierbij ook betrokken worden. Het streven is om de uitkomsten van het onderzoek en de gesprekken mee te nemen in de voortgangsrapportage van 2020.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.7

Een structurele verbetering van de situatie van inwoners in Caribisch Nederland vergt gezamenlijke inzet van het Rijk en de openbare lichamen. Samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik met de eilandbesturen constructieve gesprekken gevoerd over het ijkpunt sociaal minimum en de stappen die nog gezet moeten worden. Ik ben verheugd dat de eilandbesturen in eerste reactie positief hebben gereageerd op de gekozen aanpak en op de stappen die al zijn gezet. Ik geef de eilandbesturen graag de kans om ook nog formeel op de voortgangsrapportage te reageren.

Kamerstukken I 2018/2019, 35.000 IV/ CXIX, N, p.8

Met het ijkpunt voor het sociaal minimum en de bijbehorende maatregelen zet het kabinet een volgende stap om bestaanszekerheid van inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren. Het is een doelstelling waar we stap voor stap naar toe werken. Ik ben heel blij dat ik, samen met mijn collega’s in het kabinet en met de openbare lichamen, betekenisvolle stappen kan zetten om het leven op Bonaire, Saba en Sint Eustatius beter te maken. Ik ben doordrongen van de noodzaak om de ontwikkelingen nauwgezet te monitoren. De komende vijf jaar zal ik u daarom jaarlijks informeren over de voortgang van de gezamenlijke inzet van het kabinet en de openbare lichamen om de situatie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren.

Toezegging T02659 (openstaand)

Toezegging T02383 (voldaan)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over plannen rondom vereenvoudiging banenafspraak (34.956) (T02795)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA) en Ester (ChristenUnie), toe:

  • dat de Kamer jaarlijks de metingen en resultaten van de banenafspraak ontvangt;
  • de Kamer op de hoogte te houden van plannen rondom de vereenvoudiging banenafspraak; en,
  • de minister van BZK te vragen om zijn brief over de werkplannen binnen de overheid met de Kamer te delen, zodat deze dit dossier kan volgen.

Kerngegevens

Nummer T02795
Status deels voldaan
Datum toezegging 5 november 2019
Deadline 1 juli 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen banenafspraak
deactiveren
quotumheffingen
vereenvoudigingen
Kamerstukken Deactivering van de quotumheffing (34.956)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr.5, item 3, p.2.

Ester (ChristenUnie):

De overheid, zo blijkt, wil de onderscheiden targets voor markt- en publieke sector laten vallen en sturen op het overall streefcijfer van 125.000 banen. Dit mede naar aanleiding van de Tweede Kamermotie-Nijkerken-De Haan c.s. Mijn fractie begrijpt de onderliggende redenering — zo is er veel overloop tussen beide sectoren — maar vraagt toch om een betere onderbouwing. Is het wel verstandig om halverwege de rit de spelregels te veranderen? Moeten we juist omdat de overheid onderpresteert, de targets voor de sector niet gewoon handhaven? Troebleert het veranderen van de spelregels niet de dwingendheid van de zelfregie door de overheid in de publieke sector? Ik neem aan dat de staatssecretaris wel zal blijven rapporteren over de take-up van de banenafspraak door de overheidssector. Ik zou daar graag een toezegging over krijgen. De motie-Van Dijk/Van Dijk verzoekt daar ook nadrukkelijk om.

Handelingen I 2019-2020, nr.5, item 3, p.3.

Sent (PvdA):

De brief inzake de vereenvoudiging banenafspraak en quotumregeling bevat de toezegging om met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te bekijken welke mogelijkheden er zijn om overheidswerkgevers te stimuleren — en dus niet te verplichten — ook zelf reguliere banen te blijven realiseren. Maar welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris dan? En begrijp ik hieruit dat overheidswerkgevers niet langer verplicht worden zelf reguliere banen te blijven realiseren? Zo ja, dan komt naar de mening van onze fracties de eerdergenoemde voorbeeldfunctie van de overheid nog verder onder druk te staan. Dat betreuren de PvdA en GroenLinks zeer.

Handelingen I 2019-2020, nr.5, item 10, p.9.

Ester (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen. Het was een mooi en gedreven debat. Het gaat ook ergens om. Wij willen in Nederland een inclusieve arbeidsmarkt die alle mogelijkheden biedt aan mensen met een arbeidsbeperking. Wij hebben ook uitvoerig gedebatteerd over de ondermaatse prestaties van de overheid zelf om arbeidsgehandicapten aan een baan te helpen. De staatssecretaris heeft een ambitieus en grondig plan gepresenteerd waarmee zij de inhaalrace wil ingaan. Mijn fractie heeft daar hoge verwachtingen van en wil graag geïnformeerd worden over de voortgang van dat plan. Het is goed om te onderstrepen dat de targets daarbij gewoon blijven gelden: 125.000 banen eind 2025. Hoe zorgen wij ervoor — dat wil ik nog kort vragen — dat dit ook duurzame en volwaardige banen zijn, zeker in dit tijdperk van flexibilisering?

Handelingen I 2019-2020, nr.5, item 10, p.10.

Staatssecretaris Van Ark:

De heer Ester vroeg ook: hoe kunnen we geïnformeerd blijven? In ieder geval ontvangt de Eerste Kamer jaarlijks de metingen en ook de resultaten van de banenafspraak. Ik zal u uiteraard ook op de hoogte blijven houden van de plannen rondom de vereenvoudiging. Ik heb de brief van 4 juli ook aan de Eerste Kamer gestuurd. Ik zal ook de minister van Binnenlandse Zaken vragen om zijn brief over de werkplannen binnen de overheid te delen, zodat u dit dossier kunt volgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De ministers van BZK en VWS te verzoeken de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de uitkomst van de principiële discussie om het College voor de Rechten van de Mens standaard op te nemen in de consultatierondes (35.213) (T02928)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Bruijn-Wezeman (VVD) en Kox (SP), toe de ministers van BZK en VWS te verzoeken de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de uitkomst van de principiële discussie om het College voor de Rechten van de Mens standaard op te nemen in de consultatierondes


Kerngegevens

Nummer T02928
Status voldaan
Datum toezegging 19 mei 2020
Deadline 1 januari 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden R.G. de Bruijn-Wezeman (VVD)
M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen College voor de Rechten van de Mens
consultaties
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Verdere activering participatie jonggehandicapten en harmonisatie Wajongregimes (35.213)


Uit de stukken

Handelingen I 2019/2020, nr.27, item 7, p.31-32

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik nam impliciet aan dat de staatssecretaris dit onderwerp gaat afronden. Ik had nog gevraagd of overwogen wordt — misschien heeft het college daartoe helemaal niet de mogelijkheden — om het college standaard op te nemen in de consultatierondes die we altijd bij wetsvoorstellen houden, want dan kunnen we al in een veel vroeger stadium hun reactie zien. Ik merk bij dit wetsvoorstel, maar ook bij andere wetsvoorstellen, dat iedere keer pas achteraf belangengroeperingen vragen of het daaraan is getoetst. De Raad van State toetst alleen aan dingen die niet conform zijn. Wordt eventueel overwogen om ze meteen in de consultatieronde in het wetgevingsproces op te nemen?

Staatssecretaris Van Ark:

Het college is natuurlijk een adviesorgaan van de regering, dus wat dat betreft zien we dat ze vaak in de consultatieronde reageren. Ik wil vragen of ik dit punt mag meegeven aan de collega's van VWS en Binnenlandse Zaken die dit gesprek voeren. Ik had ook gezegd dat ik het antwoord op dit soort zaken nog schuldig moet blijven aan de Kamer. Anders ga ik dit toch doen. Maar ik neem dit punt graag mee en breng het bij de collega's onder de aandacht.

De heer Kox (SP):

Dat is goed, maar dan krijgen we daar een antwoord op. Het maakt nogal uit. Dit is niet zomaar een college of een adviesorgaan zoals er zo velen zijn. In het kader van een door ons geratificeerd verdrag van de Verenigde Naties is dit de Nederlandse toezichthouder, zoals alle andere lidstaten voor dit verdrag een toezichthouder hebben. Die moet dus een rol spelen in het voorbereiden van beleid en regelgeving. Daar zijn de staatssecretaris en ik het toch over eens? Het is niet een orgaan dat ook iets kan zeggen, maar het is hét toezichthoudend orgaan in het kader van het VN-verdrag.

Staatssecretaris Van Ark:

Sowieso is het belang niet te onderschatten. Dat ben ik met de heer Kox eens. Kijkend naar de reflecties die zijn gedaan, denk ik dat we best nog wel een aantal dingen kunnen leren. Ik zeg er overigens ook bij dat een aantal dingen wel in overleg zijn gegaan. Een van die dingen is het vroegtijdig betrekken van mensen bij beleid. Ik hoop daar straks ook wat over te kunnen zeggen. Dat is iets wat echt in de genen zit van het ministerie. Het kan natuurlijk altijd beter. Deze discussie wordt nu ook principieel opgepakt vanuit VWS en BZK, want het gaat ook om welke positie je als parlement aan een adviesorgaan geeft. Ik vind het beter om die discussie daar te beleggen. De Tweede Kamer wordt in het najaar geïnformeerd. Ik kan me goed voorstellen dat dan ook de Eerste Kamer daarover wordt geïnformeerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tweejaarlijkse rapportages reductie kinderarmoede (34.775, D) (T02973)

De staatssecretaris van SZW zegt, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Kox (SP, mede namens CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP en OSF), bereid te zijn een kwantitatief streefcijfer in het kader van de reductie van kinderarmoede vast te stellen en zegt toe de tweejaarlijkse rapportages hierover naar de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02973
Status openstaand
Datum toezegging 26 mei 2020
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen armoedebestrijding
kinderarmoede
reductiedoelstelling
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 1-2

De heer Kox (SP):

Het terugbrengen van armoede onder kinderen in Nederland houdt deze Kamer al lange tijd bezig. Een daarover handelende motie werd in oktober 2018 hier aangehouden, omdat de minister-president ons toen verzekerde dat de regering bezig was met het formuleren van een reductiedoelstelling voor kinderarmoede waar de Kamer ook in 2017 al bij motie om had gevraagd, maar meer tijd nodig had. Die tijd heeft de Kamer aan de regering gegeven. Volgens onze systematiek moet er uiterlijk twee juni over de aangehouden motie uit 2018 door deze Kamer worden besloten. Daarom maken wij vandaag de balans op. Daarbij mag ik spreken namens de fracties van CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie, PvdD, SGP, OSF en mijn eigen SP. Als dat niet "boven de partijen" is, dan weet ik het niet meer. […]

De nu aan de orde zijnde motie en haar voorganger uit 2017 hebben een helder verzoek aan de regering: het formuleren van een kwantitatieve reductiedoelstelling opdat daaraan gekoppeld beleid ter terugdringing van de kinderarmoede beter beoordeeld kan worden en desgewenst bijgesteld. Het goede nieuws is dat het antwoord op die vraag inmiddels bevestigend luidt. […]

In haar brief van 9 april van dit jaar schrijft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons, in vervolg op een mondeling overleg met deze Kamer begin dit jaar, dat de regering inmiddels wel bereid en in staat is om een kwantitatieve reductiedoelstelling vast te stellen, gelet op de breed levende wens in deze Kamer. Die doelstelling behelst een afname van het aantal kinderen in armoede met 9,2% in 2015 naar 4,6% in 2030. Doorvertaling van deze doelstelling, zo meldt de staatssecretaris, betekent dat het aantal kinderen in armoede aan het eind van deze kabinetsperiode afneemt naar 7,2%. De regering zal op basis van de nu vastgelegde kwantitatieve reductiedoelstelling via tweejaarlijkse rapportages de vinger aan de pols houden en bezien of de ontwikkeling van kinderarmoede de gewenste richting ingaat en of een eventuele bijstelling van het streefcijfer en/of de horizon waarbinnen dit cijfer moet worden bereikt, nodig is. De nu vastgestelde doelstelling betreft Europees Nederland.[…]

Nu de regering alsnog bereid is gebleken te doen wat wij als Kamer willen, is het aan de regering om die belofte in de begroting voor komend jaar concreet in te vullen. In die zin zijn we dus nog op tijd om onze wens verwerkt te krijgen in de beleidsvoornemens van de regering voor komend jaar. Het lijkt dan verstandig om de beoordeling van die concrete kwantitatieve doelstelling in eerste instantie over te laten aan onze collega's in de Tweede Kamer. Daarna kunnen wij er desgewenst ons licht over laten schijnen aan het eind van het jaar, bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen en de begroting voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan kunnen wij met de regering het inhoudelijke debat voeren over de concrete invulling van de reductiedoelstelling. Het is belangrijk dat de regering bereid is om, indien nodig, de doelstelling en het tijdpad bij te stellen. Het zal velen in deze Kamer plezieren als de reductie sneller verloopt dan de regering nu als doel stelt. […]

De Kamer ziet de rapportages van de regering en de voorstellen in de begroting met grote belangstelling tegemoet en zal nauwgezet volgen of de gestelde doelen ook gehaald worden en eventueel bijgesteld moeten worden. […] Indien de regering aldus gaat handelen — ik ga ervan uit dat de staatssecretaris dat vandaag, na haar schriftelijke bevestiging, ook nog mondeling toezegt — wordt de hier aangenomen motie uit 2017 deel van het regeringsbeleid en kan derhalve de hier aangehouden motie van 2018 ingetrokken worden. Maar namens de genoemde fracties zie ik natuurlijk eerst uit naar de reactie van de staatssecretaris.

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 5

Staatssecretaris Van Ark

Maar ik wil vooral benadrukken dat ik heel graag mijn handtekening heb gezet onder wat ik in de brief heb geschreven en wat tot uitdrukking is gekomen in wat er nu voorligt, namelijk een streefcijfer om te laten zien hoe wij kwantitatief uiting gaan geven aan de reductie van kinderarmoede. […] Op heel veel fronten is er dus sprake van vraagstukken op het gebied van kinderarmoede. Dat betekent dus ook dat dit een breed door het kabinet gedragen brief is. Ik dank de heer Kox voor zijn opmerkingen. Misschien kan ik het in die zin kort houden door te zeggen dat ik de keuzes die gemaakt zijn en in de brief staan van harte onderschrijf.

[…]

Als je nergens een lat legt, is het vrij lastig om uiteindelijk te meten waar je staat. Daarom vind ik het van belang om een streefwaarde voor de langere termijn, voor 2030, neer te zetten, maar je moet ook terugrekenen om te kijken waar je staat. De heer Kox gaf al aan: dat gaat ook gebeuren bij de aankomende begroting. We zullen rapportages sturen, dus ieder Kamerlid kan dan kijken of de doelstellingen gehaald worden.

Handelingen I 2019/2020, nr. 28, item 10, blz. 6

De heer Kox (SP):

Na de schriftelijke toezegging en de bevestiging daarvan in de vergaderzaal van de Eerste Kamer, zodat het ook onderdeel wordt van de wetsgeschiedenis, wordt de wens van de Kamer deel van het beleid. Dat vind ik buitengewoon fijn, ook al heeft het wat lang moeten duren. Ik vind het buitengewoon fijn dat de staatssecretaris zegt dat het niet alleen deel wordt van haar beleid, maar ook van het regeringsbeleid. De strijd tegen kinderarmoede is een zaak die de hele regering en het hele parlement aangaat, zo voeg ik daaraan toe. Met de toezegging van de staatssecretaris kan de hele Kamer tevreden zijn. Ik stel voor om de aangehouden motie uit 2018 bij dezen in te trekken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren reactie Europese Commissie over standpunt TOZO-uitkering (35.542) (T03011)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe de Kamer te informeren als de Europese Commissie met reactie komt op het standpunt dat de Tozo-uitkering sociale bijstand betreft.


Kerngegevens

Nummer T03011
Status voldaan
Datum toezegging 10 november 2020
Deadline 1 juli 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen coördinatieverordening
sociale bijstand
tozo
zelfstandigen
Kamerstukken Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542)


Uit de stukken

De heer Essers (CDA):

Tot slot, voorzitter, vraag ik nog eenmaal aandacht voor de houding van Nederland ten opzichte van het toekennen van de Tozo aan in België en Duitsland wonende zelfstandigen met een bedrijf in Nederland. Ik heb dat ook al bij de vorige behandeling naar voren gebracht. Volgens Nederland is in casu sprake van een bijstandsuitkering waardoor deze ondernemers niet in aanmerking komen voor de Tozo. Daardoor dreigen deze ondernemers de dupe te worden van een meningsverschil tussen Nederland en de Europese Commissie en het Europees Parlement. Nou kun je natuurlijk gaan procederen, maar aan langdurige procedures hebben deze ondernemers niets in deze coronacrisis. Ik roep de regering dan ook op om haar standpunt in dezen nog eens te heroverwegen. We zijn benieuwd naar de reactie van de bewindslieden.

Staatssecretaris Van 't Wout:

Dan had ik als laatste een CDA-klassieker, zo mag ik wel zeggen, die in ieder debat naar voren komt. Zij maken zich lang druk over de grensondernemers en de Tozo. Daarover is meerdere malen met zowel de Tweede Kamer als uw Kamer gesproken. Het kabinet blijft het standpunt houden dat het uitgangspunt is dat de regels gelden van het land waarin je woont. Landen zijn zelf verantwoordelijk om voor hun inwoners te zorgen voor bijstand in levensonderhoud. We hebben hier al vaker over gewisseld. Ik heb wel in reactie op een aangenomen motie van collega Palland in de Tweede Kamer gezegd dat we blijven monitoren hoe het daarmee gaat. De motie is aangenomen en ik zal de Kamers hierover binnenkort informeren.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. De heer Essers.

De heer Essers (CDA):

Het mag dan om een CDA-klassieker gaan, maar het gaat ook om 3.500 ondernemers, 2.500 in België en 1.000 in Duitsland, die in Nederland hun bedrijf uitoefenen. Het gaat dus wel ergens over. Dit is exact de discussie die u net gevoerd heeft met de heer Kox. Is de Tozo nou een bijstandsuitkering of is het een werkloosheidsvoorziening? Bij een bijstandsuitkering mag Nederland zeggen dat het daar nu niet aan tegemoet hoeft te komen, maar bij een werkloosheidsvoorziening hoeft het dit wel. Daar komt bij dat de TVL, de uitstelregeling voor de belastingen, en de NOW van toepassing zijn. In dit geval zegt u dat het om een bijstandsuitkering gaat. Ik kom tot een vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Heel graag.

De heer Essers (CDA):

Dan is het exact dit punt waarop de wegen uit elkaar gaan lopen. Wij worden erin gesteund door het Europees Parlement. Ik geloof ook dat de Europese Commissie zich in onze richting heeft uitgelaten en dat men het in Europa ziet als een werkloosheidsuitkering. Dan kom je bij het punt van de partnertoeslag en ik noem ook graag de vermogenstoeslag, sorry, partnertoets en vermogenstoets. Die waren er eerst niet in opgenomen, omdat men het inderdaad eerder toch zag als een werkloosheidsvoorziening. Mijn vraag is of we toch op z'n minst mogen constateren dat er sprake is van twijfel. Je kunt er verschillende opvattingen over hebben en beide opvattingen zijn legitiem. In dit geval van crisis zou ik zeggen: in geval van twijfel moet je het voordeel geven aan de ondernemer.

Staatssecretaris Van 't Wout:

Sowieso zijn verschillende opvattingen goed. Daarom zitten wij in de politiek. Het kabinet houdt vol — dit is gebaseerd op de Participatiewet — dat het een bijstandsuitkering is. Ik zal even heel precies schetsen waar wij met Europa staan, want het klopt dat het Europees Parlement vragen heeft gesteld waarop de Commissie heeft gereageerd. De Commissie heeft vervolgens aan ons gevraagd om onze argumentatie toe te lichten. Dat hebben wij inmiddels gedaan. Dat ligt daar. Wij wachten nog op een reactie daarop. In sommige media is weleens gesuggereerd — ik hoor u dat zeker niet zeggen — dat de Commissie heeft gezegd dat wat wij doen, niet klopt. De Commissie heeft ons gevraagd om die toelichting te geven. Zo gaat dat in zo'n proces.

De heer Essers (CDA):

Stel dat de Commissie toch van mening is dat het een werkloosheidsvoorziening is, dan staat de weg naar de rechter nog open, maar daar hebben deze ondernemers heel weinig aan. Die zitten nu in een problematische situatie. Bent u dan van plan om de Europese Commissie te volgen?

Staatssecretaris Van 't Wout:

Les een in de politiek is om nooit op als-danvragen in te gaan. Laten we dit proces nou even rustig en ordentelijk aflopen. Als er wat terugkomt van de Commissie, dan zal ik dat tot me nemen en dan komt het ook tot u. Dan kunnen we daar altijd nog weer over verder praten.



Historie







Toezegging De Kamer schriftelijk te informeren over de verlenging en mogelijke versobering van de NOW, de TVL-toegang, de Tozo, en de uitwerking van het idee van crisisbanen (35.542) (T03064)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Gurp (GroenLinks) en Kox (SP), toe de Kamer schriftelijk te informeren over de besluitvorming ter zake van verlenging en mogelijke versobering van de NOW, de TVL-toegang, de Tozo, en de uitwerking van het idee van crisisbanen.


Kerngegevens

Nummer T03064
Status voldaan
Datum toezegging 10 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Kamerleden drs. R. van Gurp (GroenLinks-PvdA)
M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
tozo
TVL
versobering
Kamerstukken Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake steun- en herstelpakket (35.542)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.1

De heer Kox (SP):

Deze vierde suppletoire begrotingswijziging is door de Tweede Kamer goedgekeurd op 29 september. We zijn inmiddels anderhalve maand verder en de omstandigheden zijn er slechter op geworden. Deze wijziging voorziet in zowel een verlenging als een verschraling van de Tijdelijke noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid, kortweg NOW, tot juli volgend jaar. De verlenging heeft onze steun, maar de verschraling niet. Die verschraling was immers gebaseerd op verwachtingen die inmiddels niet meer uitkomen. De pandemie is nog steeds alive and kicking. Het lijkt ons niet verstandig af te schalen op het moment dat we in een tweede golf zijn beland en door de regering nieuwe beperkende maatregelen zijn genomen. Die maatregelen hebben onze steun, maar ze belemmeren de bedrijfseconomische activiteit van veel ondernemingen en maken de kans van mensen die hun baan verliezen om elders werk te vinden kleiner. Ik krijg graag uitleg van de regering over de vraag waarom we dan toch gaan afschalen.

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.2-3

De heer Van Gurp (GroenLinks):

Kortheidshalve noem ik drie punten. Die zijn alle drie al eerder in politiek debat geweest. Wij zijn buitengewoon blij dat de Tweede Kamer op initiatief van mijn partijgenoot Paul Smeulders heeft uitgesproken dat de mogelijkheden voor jongeren onder de 27 jaar in de bijstand verruimd worden. Dat is een goede stap, denk ik. Het tweede punt is een partnertoets in de Tozo. Ik verwijs daarvoor naar wat de SP daarover gezegd heeft. De partnertoets zou wat ons betreft afgeschaft moeten worden of niet ingevoerd moeten worden. Het derde punt is een vraag waar met name de heer Van Rooijen in deze Kamer vaak over heeft gesproken. Zijn er geen mogelijkheden om het WW-regime te verlengen? Dat zijn allemaal varianten op één thema: zorg dat mensen niet individueel door de bodem zakken. Iedereen moet individueel op z'n minst een inkomen op voldoende niveau hebben tot pakweg 1 juli 2021. Is het niet door een crisisbaan, dan is het door een crisisinkomen.

Handelingen I 2020-2021, nr.9, item 5, p.7, 8, 14 en 23:

Minister Koolmees:

Dat gezegd hebbende — voordat de heer Kox mij gaat interrumperen — blijven we vinger aan de pols houden. We hebben ook in de Tweede Kamer gezegd dat we eind deze maand of begin december een nieuw weegmoment gaan introduceren om te kijken of we daadwerkelijk doorgaan met het versoberen van de NOW- en de TVL-toegang op 1 januari. We hebben ook toegezegd dat we de Tweede Kamer een brief gaan sturen met onze weging en ons besluit daartoe. Die brief zullen we in afschrift ook aan uw Kamer sturen.

[…]

Maar ik begrijp uw vraag heel goed. Daarom hebben we gezegd dat we, ook voor de ondernemers en de werkenden, ruim op tijd duidelijkheid geven over wat we vanaf 1 januari doen. Vandaar dat we eind november of begin december een brief naar de Kamer gaan sturen. Die vergt echt wel wat uitzoekwerk, niet alleen voor de NOW, maar ook voor de TVL en de Tozo. Hoe ga je dat dan doen? Kun je dat uitvoeren? Hoe zit het in de uitvoering met de gemeenten en het UWV? Als kabinet hebben we steeds gezegd dat we vinger aan de pols houden. Dat betekent dat als de omstandigheden nog steeds slecht zijn en sectoren nog steeds dicht zijn als gevolg van de pandemie, we daar natuurlijk rekening mee zullen houden in de omvang van het steunpakket. Dat kan geen verrassing zijn.

[…]

De heer Van Gurp vroeg: wat wordt er gedaan aan ontwikkeling van de crisisbanen? Daar hebben we vorige week een debat over gehad in de Tweede Kamer. Het kabinet is van mening dat er potentieel een grote meerwaarde kan zijn bij die crisisbanen, met name als het gaat om de gezondheidszorg, bron- en contactonderzoek, testcapaciteit en het onderwijs, bijvoorbeeld om te voorkomen dat leerlingen naar huis worden gestuurd als er te veel zieke leerkrachten zijn, maar bijvoorbeeld ook in de publieke handhaving, bijvoorbeeld in de detailhandel. We zijn niet van mening dat er makkelijk een leraar of een verpleegkundige te vinden is, want daar heb je gewoon een opleiding voor nodig en daar ben je niet zomaar inzetbaar. Maar juist om die verpleegkundige of die leraar te ondersteunen, zou dit een hele interessante route kunnen zijn. Het moet wat ons als kabinet betreft — ik weet dat de heer Van Gurp daar anders over denkt — tijdelijk zijn, gericht op het overbruggen van de winter en op de covidaanbevelingen van het OMT. Daarover zijn we nu met elkaar in gesprek, ook met collega Slob, collega Grapperhaus en collega De Jonge, om te kijken hoe we dat vorm kunnen geven en op korte termijn kunnen realiseren. Want aan plannen voor 2021 heeft niemand iets in deze tijd. Daar zijn we nu dus hard mee bezig. Ik hoop eigenlijk binnen twee, drie weken ook stappen vooruit te kunnen zetten. Aan de overkant heb ik ook beloofd om daar een briefje over te sturen, eigenlijk gelijk met dat briefje over het weegmoment van de heer Kox.

[…]

Bij het nieuwe weegmoment zullen we inderdaad de beide Kamers informeren. Dat zal binnenkort gebeuren, begin december.


Brondocumenten


Historie