Op 16 oktober 2015 was het precies twee eeuwen geleden dat Koning Willem I de eerste zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal op het Binnenhof opende. Toch was dit niet de eerste keer dat de Eerste en Tweede Kamer in vergadering bijeenkwamen. Enkele weken eerder, op 21 september 1815, gebeurde dat ook al, toen in het stadhuis van Brussel. De eigenlijke geboorte van de Eerste en Tweede Kamer was dus niet in Nederland, maar in het huidige België.
Ook in de jaren na 1815 bleef Brussel een vergaderplaats voor de Staten-Generaal. De Grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bepaalde namelijk dat beide Kamers ‘beurtelings om het andere jaar in een stad van de noordelijke provincies, en een stad van de zuidelijke provincies’ zouden zetelen. In de praktijk zouden de Kamerleden dus het ene jaar aan het Binnenhof vergaderen en het volgende jaar in Brussel.
Deze constructie betekende ieder jaar een grote verhuizing. Dit ging vijftien jaar zo door. Pas met de Belgische Opstand in 1830 kwam er een einde aan het afwisselend vergaderen in Brussel en Den Haag. In het vervolg zouden de Eerste en Tweede Kamer alleen nog op het Binnenhof bijeenkomen. Het Kamergebouw in Brussel bood voortaan onderdak aan de Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers.