Tussen ongeveer 1920 en 1960 stond de schrijvende pers onder invloed van de verzuiling. Hoewel er ook neutrale media bleven bestaan, onderhielden veel dag- en weekbladen nauwe banden met een politieke partij. Het parlementaire nieuws werd in die media vaak bewust ‘partijdig’ weergegeven. Vanaf de jaren zestig gingen journalisten langzaam meer afstand bewaren tot de politici. Zij wilden voortaan zelf beslissen hoe en waarover zij schreven. De pers ging het als haar verantwoordelijkheid zien om namens het publiek de politiek kritisch te volgen.
De parlementair journalist stapte van de publieke tribune af en trok politiek Den Haag in. Symbool voor deze ontwikkeling was de opening van Nieuwspoort in 1962. In dit perscentrum konden Kamerleden en journalisten elkaar op dagelijkse basis ontmoeten. Voor een kritische journalistiek waren meer journalisten nodig. Kranten hadden daarom niet alleen meer algemene verslaggevers, maar stelden ook specialisten aan die zich alleen bezighielden met bijvoorbeeld financiën of buitenlandse zaken. De parlementaire redactie bij de Volkskrant steeg in 30 jaar van twee naar twaalf journalisten, die van De Telegraaf van één naar zeven.
De grotere specialisatie bracht ook meer variatie in journalistieke genres. Zo was het politieke interview erg populair, mede dankzij bedreven interviewers als Bibeb Lampe (Vrij Nederland) en Ischa Meijer (De Haagse Post). Daarnaast kwamen er nieuwsanalyses, waarin journalisten lieten zien hoe zeer zij het parlementaire spel doorzagen. Ook ontstond er een volwassen onderzoeksjournalistiek en werd de column een vast onderdeel van het politieke katern.