Het meest opvallende gebouw op het Binnenhof is zonder twijfel de Ridderzaal. Deze oorspronkelijk middeleeuwse zaal vormt al meer dan zeven eeuwen het onmiskenbare middelpunt van het complex. Maar lange tijd stond het gebouw er enigszins vervallen bij en had de zaal geen staatsfunctie. Nog in de negentiende eeuw diende zij als onderkomen voor de staatsloterij en als archiefruimte. Pas rond 1900 werd besloten de Ridderzaal op te knappen en in te richten als ‘koninklijke zaal’.
Hoewel de Ridderzaal en de andere grafelijke zalen officieel niet tot de gebouwen van de Eerste of Tweede Kamer behoren, zijn ze toch onlosmakelijk met de Staten-Generaal verbonden. Allereerst is de Ridderzaal sinds 1904 de plek waar de koning de troonrede voorleest, ieder jaar op de derde dinsdag van september. Voor deze gelegenheid komen de beide Kamers bijeen in een zogenaamde Verenigde Vergadering. Het kabinet en andere genodigden zijn hierbij ook aanwezig. De Ridderzaal is dus de vergaderzaal van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal. Ook bij herdenkingen en andere bijzondere gelegenheden verzamelt de Verenigde Vergadering zich in de Ridderzaal. Ten slotte heeft de zaal in het verleden ook herhaaldelijk als vervangende vergaderruimte gediend, bijvoorbeeld toen er verbouwingen waren in de zalen van Eerste of Tweede Kamer.
Achter de Ridderzaal liggen verschillende kleinere zalen. Deze boden vroeger onderdak aan het Hof van Holland en waren vooral in gebruik als rechtszaal. Onder meer de processen tegen raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt en rechtsgeleerde Hugo de Groot werden hier gevoerd. Tegenwoordig vinden in de achterliggende zalen vaak recepties en ontvangsten plaats, voorafgaand en na afloop van zittingen in de Ridderzaal. De middeleeuwse kelders doen dan dienst als garderobe.