Het paleis van Willem V

Ruim anderhalve eeuw lang zetelde de Tweede Kamer in het voormalige paleis van stadhouder Willem V aan de zuidzijde van het complex. Hier vond men de plenaire vergaderzaal, de koffiekamer en de vertrekken van de Voorzitter en de Griffie. Er waren wel plannen om het stadhouderlijk paleis te vervangen door een Paleis voor de Staten-Generaal of door futuristische nieuwbouw, maar die haalden het niet. Tot ver in de twintigste eeuw kende het Kamergebouw daardoor een kleinschalig en bescheiden karakter. Pas toen in de jaren 1960 het personeel van de Kamer sterk toenam, werd besloten het onderkomen van de Tweede Kamer radicaal uit te breiden met zowel bestaande gebouwen als nieuwbouw.


Noodzakelijke aanpassingen

De buitenkant van het Kamergebouw bleef lang hetzelfde, maar van binnen veranderde de huisvesting wel. Zo werd het interieur van het Kamergebouw met regelmaat gerenoveerd of aan de eisen van de tijd aangepast. Deze aanpassingen waren dikwijls het gevolg van technologische innovaties: de komst van elektrisch licht, centrale verwarming, telefoon en geluidsversterking. Ook personele veranderingen lieten hun sporen na. Het vertrek van de Belgische Kamerleden in 1830, of juist de toename van het aantal Kamerleden in 1956, hadden gevolgen voor de vergaderopstelling. De verkiezing van het eerste vrouwelijke Kamerlid, Suze Groeneweg, betekende dat er in 1918 halsoverkop een ‘damesgarderobe’ mét toilet moest worden geplaatst.


Stoelendans

Ruimtegebrek kon ook worden opgelost door vertrekken over te nemen van ‘medebewoners’. Zo werd de oude vergaderzaal van de Raad van State de nieuwe rooksalon van de Tweede Kamer. Ook de Eerste Kamer wist op deze manier haar historische onderkomen te behouden. Onder meer het Kabinet der Koning(in) en de naastgelegen Hofkapel moesten hiervoor wijken. Hoewel het aanzicht van het voormalige gebouw van de Staten van Holland ongewijzigd bleef, verdwenen de historische slaapvertrekken van de stadhouder en het eeuwenoude interieur van de kapel. Zij werden vervangen door werkvertrekken en de fraaie, met gebrandschilderd glas overkapte ‘Hall’.