De minister van J&V zal de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden De Boer (GroenLinks) en Van Hattem (PVV), schriftelijk informeren over de hulp aan mensen die in het buitenland positief getest zijn en niet naar Nederland kunnen reizen en aan mensen die in de problemen komen door het verlopen van een visum; tevens zal in de brief worden ingegaan op vraag of de motie-Van Hattem c.s. (35526, I) bij dit wetsvoorstel en de daaraan verbonden maatregelen betrokken wordt.
Nummer | T03052 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 8 januari 2021 |
Deadline | 1 maart 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | buitenlandse reizen hulpverlening testcapaciteit toetsbare indicatoren visa COVID-19 |
Kamerstukken | Verduidelijking tijdelijke grondslag voor regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer (35.695) |
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 1
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Mensen die positief getest worden, kunnen niet naar Nederland reizen en moeten dus verplicht in het buitenland blijven. Ziet de regering een taak om die mensen, met name als het Nederlanders of ingezetenen van Nederland zijn, bij problemen te ondersteunen? Wordt daarbij dan onderscheid gemaakt tussen noodzakelijke of niet-noodzakelijke reizen? Hoe gaat de regering de in de Tweede Kamer aangenomen motie over consulaire bijstand uitvoeren? Ziet dat ook hierop, of ziet dat alleen op het verkrijgen van een test of het kunnen reizen zonder test? Geldt het dus ook voor mensen die positief getest zijn en niet mogen reizen?
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 10
De heer Van Hattem (PVV):
Als Nederlanders vanuit het buitenland terug naar Nederland willen reizen, worden zij verplicht om een negatieve testuitslag te kunnen overleggen voordat zij met name het vliegtuig mogen betreden. Dat kan praktische gevolgen met zich meebrengen. In veel landen geldt een visumplicht om in het land te mogen verblijven. Een reiziger kan in de knel komen als de geldigheid van het visum verloopt kort na het beoogde vertrekmoment naar Nederland, maar hij om bepaalde redenen niet tijdig over een negatieve testuitslag kan beschikken. De vervoerder zou de reiziger ingevolge deze wet moeten weigeren, maar de reiziger kan in principe ook niet langer in het betreffende land verblijven. Aan het verlopen van visa kunnen in sommige landen ernstige consequenties verbonden zijn, zoals een gevangenisstraf voor illegaal verblijf. Kan de minister aangeven in hoeverre met dergelijke situaties rekening is gehouden? Op welke wijze kan worden voorkomen dat reizigers daarmee tussen wal en schip zullen vallen?
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 26
Minister Grapperhaus:
Over het volgende heb ik nog niet veel gezegd, maar daar waren vragen over. Het is inderdaad zo dat vanuit BZ aan mensen die in zo'n situatie terechtkomen, bijstand en hulp kunnen worden aangeboden. Daar is in de memorie ook het een en ander over gezegd. Als iemand zegt dat hij er niet in slaagt om zo'n test te realiseren, dan is dat in de eerste plaats: hoe kunnen we u daar toch bij helpen? Dat geldt ook als iemand zegt dat het echt niet lukt en de situatie echt heel dringend is of als ter plaatse een calamiteit een rol speelt die ertoe leidt dat mensen weg willen. Dat laatste voorbeeld heb ik in de Tweede Kamer genoemd.
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 32
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Als de voorzitter het mij toestaat, heb ik nog één allerlaatste punt. We hebben het uitgebreid gehad over Nederlanders die niet terug kunnen omdat ze geen negatieve test hebben kunnen laten zien. Maar mijn vraag wat we doen met Nederlanders die niet terugkomen omdat ze positief getest zijn, is volgens mij niet beantwoord. Kan de minister toezeggen dat in de uitwerking van de motie over de consulaire bijstand, die in de Tweede Kamer is aangenomen, ook aan deze groep aandacht wordt besteed, dus aan degenen die positief getest zijn, en niet alleen aan degenen die geen test kunnen krijgen?
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 38
De heer Van Hattem (PVV):
Verder is bij het debat over de spoedwet COVID-19 op 27 oktober de motie-Van Hattem cum suis aangenomen om vooraf concrete toetsbare indicatoren vast te leggen bij iedere maatregel die voortvloeit uit de toen aangenomen spoedwet. Wij hebben daar overigens tegen gestemd, voor alle duidelijkheid, maar we hebben wel deze motie aangenomen gekregen. Mijn vraag aan de minister is of deze motie ook betrokken is bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel en de daaraan verbonden maatregelen. Ik heb het namelijk niet expliciet in de stukken kunnen ontdekken. Kan de minister dan ook uitleg geven hoe in dit kader uitvoering wordt gegeven aan deze door deze Kamer aangenomen motie?
Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende punt. Dat gaat over de visa. We hebben enige discussie gehad over het inmiddels befaamde lid 5; de "hardheidsclausule" noem ik het maar even. Het gaat specifiek om de situatie rond de aflopende visa, waardoor mensen niet alleen iets langer op hun buitenlandse adres moeten verblijven, maar ook echt in de knel kunnen komen en zelfs in de gevangenis terecht kunnen komen als ze door een verlopen visum in een strafrechtelijke situatie terechtkomen in het buitenland. Hoe wordt daarmee omgegaan? Kan de minister daar nog duidelijkheid over geven? Want het is een vrij ernstige situatie als mensen hierdoor in deze toestand terechtkomen.
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 41
Minister Grapperhaus:
Nou vroeg mevrouw De Boer ook: wat doe je met mensen die in een ver land zitten en positief getest zijn? Dat is natuurlijk een punt. In beginsel hebben die mensen geen negatieve PCR-test. Het uitgangspunt dat ze dan niet terug kunnen komen. Dan kom je bij de vraag of Buitenlandse Zaken in die situatie kan vaststellen dat het toch wel degelijk zou kunnen worden gekwalificeerd als een schrijnend geval dat valt onder lid 5.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik ben blij dat de minister uiteindelijk toch nog kwam bij de positief getesten in den vreemde, want daar ging mijn vraag over. Mijn vraag is niet alleen per se: hoe krijgen we die mensen hier? Consulaire bijstand kan natuurlijk ook gaan over de vraag: hoe kunnen we de mensen daar ondersteunen? Ik heb een hele concrete vraag gesteld. Er is een motie in de Tweede Kamer aangenomen die gaat over de consulaire bijstand. Volgens mij gaat daar heel binnenkort over gerapporteerd worden aan de Tweede Kamer. Kan de minister toezeggen dat in de uitwerking van die motie de positie wordt meegenomen van mensen die in den vreemde positief getest zijn? Wat kan de consulaire bijstand voor hen betekenen? Die kan dan zowel zien op het ze alsnog naar Nederland krijgen, als op het ze op een andere wijze ondersteunen in het land waar ze zijn, bijvoorbeeld omdat het visum verloopt of iets dergelijks.
Minister Grapperhaus:
Zonder meer. Dat is ook het punt van de heer Van Dijk. Ik zeg toe dat we op dat punt terug zullen komen in die brief. Dit zijn de situaties waarvan je zegt ... We moeten dan niet een moreel oordeel hebben. Als iemand gezond en wel naar een vakantieland is gegaan, daar het virus oploopt en in de problemen komt, dan moeten we kijken hoe we het oplossen. Daar kom ik in de brief op terug, zeg ik bij dezen toe.
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 44-45
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb in de tweede termijn nog een drietal vragen aan de minister gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gehoord. Ik zal ze nog even kort herhalen. Dat is de vraag over de tijdelijkheid, de vraag over de uitvoering van de op 27 oktober aangenomen motie en een specifieke vraag over de visa en de ernstige consequenties die aan het verlopen van visa kunnen zitten. Daar heb ik ook nog geen specifieke reactie op gehad.
Minister Grapperhaus:
Op de visa was ik ingegaan, meen ik.
De heer Van Hattem (PVV):
Niet specifiek in ieder geval. Wel in algemene zin over artikel 5, maar niet specifiek op de visa en de ernstige consequenties die eraan zitten, waardoor mensen echt tussen wal en schip kunnen raken.
Minister Grapperhaus:
Ik moet toegeven — dat is mijn fout — dat ik daarbij verwees naar de heer Van Dijk, maar dat had ik niet moeten doen. Over die visa heb ik gezegd, naar aanleiding van de Deen en zijn vrouw, en in het kielzog daarvan, dat je zult moeten zien of er omstandigheden zijn die tot een schrijnende situatie leiden. Toen heb ik gezegd dat ik erop terugkom in de brief die mevrouw De Boer heeft gevraagd, want daar hoort dit soort situaties thuis.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan neem ik aan dat dat ook in de brief terugkomt. Dank daarvoor. Tot slot over de uitvoering van de motie.
Minister Grapperhaus:
Die ben ik echt even … Die heb ik niet gedaan, want die ben ik ook even … Wat was die motie ook alweer? Excuus, voorzitter, ik weet het niet meer.
De heer Van Hattem (PVV):
De motie dat er bij maatregelen op basis van de spoedwet aan de voorkant altijd duidelijk wordt gemaakt op welke wijze het effectief is.
Minister Grapperhaus:
Ja. Dat gebeurt. Ik denk dat we in deze wetsbehandeling, in deze gedachtewisseling vrij uitvoerig zijn ingegaan op de mate van effectiviteit. Ik heb ook toegegeven dat waterdichtheid hiermee helaas nog niet is bereikt, dus we moeten nog kijken naar meer. Verder is het natuurlijk zo dat we dit bij elk maatregelenpakket nog steeds uitvoerig, en misschien nu zelfs uitvoeriger, herleiden tot wat er door het, overigens wettelijk voorgeschreven — de heer Otten deed daar wat dedaigneus over — Outbreak Management Team en het RIVM, maar ook door de Gezondheidsraad bij de vaccinaties, over gezegd wordt. De problematiek van de onrust rondom het vaccinatiebeleid in december was natuurlijk ook dat de adviezen van de diverse instanties niet voor de volle 200 procent congrueerden.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is in zeer algemene zin. De motie ging nog iets specifieker in op het vastleggen van toetsbare indicatoren. Dat element heb ik er niet echt uit kunnen halen. Als er nog een brief komt, kan het wat mij betreft ook in die brief worden meegenomen. Dan kan er nog nader op worden ingegaan.
Minister Grapperhaus:
Oké.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank.
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 4, p. 1
De heer Nicolaï (PvdD):
Wat betreft de andere motie: ik heb begrepen dat er naar aanleiding van de vragen van mevrouw De Boer nog een brief door de minister geschreven zal worden. Ik begreep uit het antwoord op de vragen van de heer Van Hattem dat daarin ook nog even aandacht aan die andere schrijnende gevallen zal worden gegeven. Of we het nou doen in de vorm van mijn motie of in de vorm van die brief, maakt mij eigenlijk niet uit, als er maar duidelijkheid komt, als maar duidelijk wordt dat het niet alleen om feitelijke onmogelijkheden gaat.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Heb ik u horen zeggen dat u een motie intrekt of aanhoudt?
De heer Nicolaï (PvdD):
Nee, dat had u mij nog niet horen zeggen, maar ik verwachtte die vraag al. Ik weet niet wanneer de brief van de minister komt? Want daar hangt natuurlijk wel het een en ander van af.
De voorzitter:
We gaan in principe dinsdag stemmen over de moties. Tot dat moment kunt u altijd nog besluiten om een motie aan te houden of in te trekken.
Brondocumenten
-
stemming Verslag EK 2020/2021, nr. 17, item 4
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 17, item 3
-
-
-
7 juni 2022
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
28 september 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van VWS ter aanbieding van de Regelingen tot wijziging van de tijdelijke regeling maatregelen COVID 19 in verband met verlenging van het maatregelenpakket en het heropenen van de buitenschoolse opvang en de stand van zaken van COVID-19
Voor kennisgeving aangenomen op 20 april 2021.
EK 35.526 / 25.295, AQ
-
-
30 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van VWS ter aanbieding van de Regelingen tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met verzwaarde maatregelen en de verlenging van de maatregelen in het onderwijs en voor de buitenschoolse opvang en de stand van zaken van COVID-19
De ministeriële regelingen zijn op 30 maart 2021 voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.526 / 25.295, AP
-
-
8 januari 2021
toezegging gedaan