T03054

Toezegging Uitwerking uitzonderingsbepaling in ministeriële regeling (35.695)



De minister van J&V zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Nicolaï (PvdD) en Frentrop (FVD), toe de komende tijd, wanneer ook naar het autoverkeer wordt gekeken, te bezien hoe de ministeriële regeling op grond van artikel 58p van de Wet publieke gezondheid op het punt van de uitzonderingsbepaling (vijfde lid) zo intelligent mogelijk kan worden vormgegeven.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 30-31

De heer Frentrop (FvD):

Ik heb maar één vraag, want wij zitten hier om te kijken naar de kwaliteit van de wetgeving. Als ik de minister goed begrijp, dan was in het oorspronkelijke wetsvoorstel een elementair recht, van de terugkeer van de Nederlander naar zijn vaderland, niet meer goed gewaarborgd. De Raad van State heeft daarop gewezen. De regering heeft daarvoor de uitzonderingsbepaling voor schrijnende gevallen gemaakt. Ik ben het met meneer Nicolaï eens. Degene die nu beoordeelt of er sprake is van een schrijnend geval, dus of aan het elementaire recht kan worden voldaan, wordt Transavia dan wel weet ik veel welke vervoerder. Ik denk niet dat dat onderdeel is van een hoogkwalitatieve wet. Ik denk niet dat zoiets aangenomen kan worden, dus ik wou de minister meegeven dat dat voor Forum voor Democratie een reden zou zijn om tegen de wet te stemmen, als dit …

De voorzitter:

Dat klinkt meer als een tweede termijn, meneer Frentrop.

De heer Frentrop (FvD):

Sorry?

De voorzitter:

U krijgt zo meteen een tweede termijn voor zo'n conclusie. De interruptie is voor een vraag.

De heer Frentrop (FvD):

Ik zou de minister dat in overweging geven. Als hij prijs stelt op onze steun, is hij bereid om daar iets aan te veranderen?

De voorzitter:

De minister misschien nog kort, maar dit is toch echt meer iets voor de tweede termijn, als ik dat zo hoor.

Minister Grapperhaus:

Ja, er wordt een vraag gesteld, maar het is iets waarbij men enorm terughoudend is. Ik wil dat ook nog wel verantwoorden aan de heer Frentrop. We hebben heel duidelijk gezegd dat dit zo vroeg mogelijk aan de orde moet zijn. Dus als een passagier bij een gate staat, is het eigenlijk al wat ongelukkig. Ik heb in de Tweede Kamer uitvoerig stilgestaan bij het feit dat vliegmaatschappijen echt hebben gezegd dit te gaan meenemen in de digitale en papieren informatie die ze passagiers geven. U weet het: als u teruggaat, krijgt u een dag van tevoren het bericht dat u uw stoel kunt uitkiezen. Als ik dan ga uitkiezen, is er meestal alleen nog zo'n noodstoeltje over, maar dat maakt niet uit. Bij die informatie hoort dat de vliegmaatschappij erop wijst: denk erom, we hebben u al gezegd toen u uw ticket bestelde en toen u heenvloog dat u die PCR-test móét hebben. Dat betekent dat de vervoerder ook toetst of die test er is. En als iemand die niet heeft, in een heel uitzonderlijk geval, in eerste instantie voor rekening van de vervoerder, zegt: nou goed, we nemen u toch mee, want we zien dat u een overtuigend verhaal heeft, dus waarom niet. Maar dat zal in heel weinig gevallen zo zijn.

Als we dit niet doen, als we die deur op een iets grotere kier zetten, gaat het minder goed met het virus. De heer Nicolaï wees er terecht op dat de overheid geen rechtsmacht heeft op Gare du Nord of Charles de Gaulle. Als we het hier gaan doen, bijvoorbeeld op Schiphol, is iemand al binnen. Dan komen we in de situatie dat we alleen maar een advies kunnen geven over quarantaine en dergelijke. Dus het is niet bedoeld om de vervoersmaatschappijen hiermee op te zadelen. Integendeel. Die zeggen eigenlijk hiermee uit de voeten te kunnen.

De heer Frentrop (FvD):

Als de reiziger al terug is, is het elementaire recht op terugkeer niet meer in het geding. Dan kan de regering alsnog met testen zorgen voor de volksgezondheid. Maar dit kan niet het argument zijn om te zeggen: dan laat ik het maar door een vervoerder testen in het buitenland voordat de Nederlandse burger terug is onder de rechtsmacht van de Nederlandse Staat als onderdaan.

Minister Grapperhaus:

Nee, maar ja. Vandaar ook het advies van de Raad van State. De Raad van State heeft weloverwogen gezegd: het recht op terugkeer mag u op deze manier inperken. Dat doen wij dus op die manier. Voor de bestrijding van het virus — dan kom ik terug op een ander punt van de heer Nicolaï — is dit echt vérre te prefereren boven een situatie waarin de betreffende persoon op Schiphol geland is, uit de slurf komt, zegt niet aan de test te hebben kunnen komen maar daarvoor geen goede reden blijkt te hebben. Want wat kunnen we dan?

[…]

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja, als aanvulling op dat de minister zegt dat de Raad van State zou hebben gezegd dat het zo mag. Nee, dat heeft de Raad van State helemaal niet gezegd. De Raad van State heeft gezegd dat er wat ontbreekt en dat we wat dienen toe te voegen. Dat is één. Dan het tweede. Lees het heel goed: een Nederlander die in het buitenland is en die "om welke reden dan ook" niet kan beschikken over de vereiste testverklaring. Dat is heel ruim geformuleerd. En dat is niet zomaar zo geformuleerd, denk ik. Want recht op terugkeer is gewoon verdragsrechtelijk gewaarborgd. Ik ben het eens met de heer Frentrop dat in zo'n situatie de betrokkene in Nederland is. Ik hoor de minister zeggen: dan zitten wij in Nederland met die persoon. Dus het doel is eigenlijk: hou het buiten Nederland en los het daar in het buitenland maar op. Dat moeten dan dus die conducteur en die stewardess doen.

Minister Grapperhaus:

Ik wou heel kort verwijzen naar wat de Raad van State zegt op bladzijde 2 en 3 van zijn advies. Het is heel duidelijk dat de Raad van State zegt: hoor eens, het is geen absoluut recht. Ze zeggen wel dat de voorwaarden niet zodanig vergaand mogen zijn dat het recht feitelijk onder geen enkele omstandigheid kan worden uitgeoefend. Dat is de reden dat we hebben gezegd: dan zetten we dat "kunnen" in de wet. Ik begrijp het punt van de heer Frentrop wel, maar we moeten ons gewoon realiseren — dat is het ingewikkelde hiervan — dat als iemand zonder die negatieve PCR-test uit die slurf komt, het virusrisico niet meer te beteugelen is. Ik heb wel begrip voor het punt van de heer Frentrop en ik denk ook — dat wil ik hier wel toezeggen — dat wij, waar wij ook naar dat autoverkeer gaan kijken, de komende tijd verder moeten kijken hoe we die ministeriële regeling zo intelligent mogelijk kunnen inrichten.


Brondocumenten


Historie