Verslag van de vergadering van 21 februari 2022 (2021/2022 nr. 18)
Aanvang: 15.41 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met een wijziging van de verlengingssystematiek en goedkeuring van het Besluit houdende de vierde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Stb. 2021, 549) (Wet wijziging verlengingssystematiek en goedkeuring vierde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35979).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35979, Wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met een wijziging van de verlengingssystematiek en goedkeuring van het Besluit houdende de vierde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw De Boer. Zij zal spreken mede namens de heer Meijer van de VVD en de heer Atsma van het CDA.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Dat is een unicum, kan ik wel zeggen. Welkom aan de minister. Gefeliciteerd nog.
Voorzitter. Ik heb de eer het woord te mogen voeren namens de fracties van de VVD, het CDA, de PvdA, de ChristenUnie, 50PLUS, de OSF en natuurlijk mijn eigen GroenLinks. De fractie van D66 spreekt later, maar ik heb begrepen dat ook zij dit verhaal ondersteunt.
Voorzitter. Vandaag spreken we over de goedkeuring van de vierde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Een verlenging die ziet op de periode 1 december 2021 tot 1 maart 2022. We spreken dus over deze verlenging op een moment dat de wet nog een week geldt. We moeten constateren dat er geen winst is geboekt ten opzichte van de vorige verlenging. Ook over die verlenging spraken we een week voordat de periode waarvoor deze gold voorbij was. Ondanks alle goede bedoelingen en toezeggingen is het niet gelukt de zeggenschap van deze Kamer betekenisvol te laten zijn, laat staan bepalend. De fracties namens welke ik het woord voer, betreuren dit. Hoewel niet al onze fracties even enthousiast zijn over de precieze uitwerking, waarderen zij het initiatief dat in de Tweede Kamer is genomen om zowel de Eerste als de Tweede Kamer bij een eventuele volgende verlenging daadwerkelijk bepalende zeggenschap te geven door middel van een zware voorhangprocedure.
Voorzitter. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 maakt het mogelijk verregaande beperkingen op te leggen aan de inwoners van Nederland en de BES-eilanden. De wet maakt het mogelijk maatregelen te treffen die ingrijpen in de grondrechten van bewoners. Ik noem het recht op onderwijs, het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waaronder het recht op contact met andere mensen, het recht op eigendom van ondernemers, het recht op de beleving van religie, het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op privacy. Deze opsomming is niet uitputtend. En ja, deze rechten mogen worden ingeperkt als daar een wettelijke basis voor is en deze inperking noodzakelijk en proportioneel is. Die noodzaak kan aanwezig zijn omdat andere grondrechten, zoals het recht op leven en het recht op gezondheid, alleen met die inperking gewaarborgd kunnen worden.
De fracties namens welke ik het woord voer, zijn van oordeel dat de noodzaak om grondrechtbeperkende maatregelen te kunnen treffen ter bestrijding van de COVID-19-pandemie in ieder geval tot voor kort aanwezig was en dat de maatregelen die in de wet zijn opgenomen noodzakelijk en proportioneel zouden kunnen zijn. Ik zeg "tot voor kort", want nu is besloten het merendeel van de maatregelen niet meer te verlengen, is de vraag aan de orde wat dat betekent voor de verlenging van de wettelijke grondslag van de desbetreffende maatregelen. Bij de beoordeling van deze vraag moet vooropstaan dat de Twm een tijdelijke wet is. Niet alleen de beperkende maatregelen moeten worden opgeheven zodra ze niet langer noodzakelijk en proportioneel zijn, ook de tijdelijke wettelijke grondslag voor die beperkingen dient te verdwijnen als de noodzaak daarvoor niet meer hard te maken is.
Naar het oordeel van onze fracties naderen we dat punt snel voor de gehele Twm en hebben we dat punt voor sommige maatregelen wellicht al bereikt. Wat onze fracties betreft ligt het dus niet voor de hand om alle bepalingen van de Twm per 1 maart te verlengen, maar zal deze verlenging beperkt moeten worden tot de grondslag voor de hoogstnoodzakelijke maatregelen, bijvoorbeeld alleen die maatregelen die na 25 februari aanstaande van kracht blijven.
Voorzitter. Vanuit deze Kamer is in ieder debat dat is gevoerd over de aanpak van de coronacrisis met klem aangedrongen op een langetermijnvisie, niet alleen voor wat betreft de directe bestrijding van de pandemie of de inrichting van het zorgstelsel, maar ook voor wat betreft deugdelijke wet- en regelgeving op basis waarvan maatregelen kunnen worden genomen die de grondrechten van burgers beperken. Wetgeving, waarin duidelijke criteria zijn opgenomen ten aanzien van de weging van de noodzaak en de proportionaliteit van maatregelen. Wetgeving, waarin is vastgelegd hoelang maatregelen mogen duren en wanneer ze moeten vervallen. Wetgeving, waarin de democratische controle van en zeggenschap over grondrechtbeperkende maatregelen is verankerd.
Keer op keer kregen we de verzekering dat hieraan werd gewerkt en de toezegging dat we de plannen daarvoor tegemoet konden zien. Die zouden komen in september, in december, in januari, in februari. Het laatste bericht is dat we in maart een doorkijk naar een langetermijnstrategie zullen ontvangen. In de brief hierover van 8 februari wordt overigens met geen woord gerept over de aanpassingen in de wet- en regelgeving om deze pandemie- en grondrechtenbestendig te maken. Onze fracties zijn hier niet over te spreken. Namens onze fracties wil ik de minister vast meegeven dat we iedere verdere verlenging van de Twm zullen beoordelen op de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit op dat moment. Dat de regering heeft verzuimd tijdig permanente wetgeving voor te bereiden, maakt niet dat we de Twm zullen blijven goedkeuren "voor het geval dat". "Voor het geval dat" is namelijk onvoldoende om noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit te kunnen aannemen.
Voorzitter. Om deze woorden kracht bij te zetten, dien ik mede namens een groot aantal woordvoerders een motie in.
De voorzitter:
Door de leden De Boer, Van der Voort, Meijer, Recourt, Verkerk en Arbouw wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het verloop van de pandemie het rechtvaardigt om de goedkeuring voor de periode 1 december 2021 tot 1 maart 2022 niet te onthouden;
constaterende dat de pandemie in een volgende fase is beland waarbij er op dit moment nauwelijks gebruikgemaakt hoeft te worden van de mogelijkheden die de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 biedt;
constaterende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een tijdelijke wet is en definitieve wetgeving door het kabinet is toegezegd;
spreekt uit dat de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, die de periode 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 betreft, door deze Kamer slechts dan kan worden goedgekeurd mits in het licht van een ongewijzigd gunstig beloop van de pandemie de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen zoals afstand, mondkapjes, ventilatie en hygiëne en daarnaast de hoofdlijnen van een definitieve wetgeving bekend zijn, en roept de regering op daarmee rekening te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (35979).
Bent u aan het eind van uw eerste termijn?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja.
De heer Van Hattem i (PVV):
Mevrouw de Boer, die spreekt namens GroenLinks, VVD en CDA, is uiterst kritisch op de wet. Ze kijkt nu ook duidelijk naar de grondrechten. De PVV heeft dat van het begin af aan gedaan. Maar ik hoor u nu zeggen: we moeten gaan afwegen of we dit in de toekomst nog wel kunnen steunen. Maar ja, die vijfde verlenging ligt, als het op dezelfde leest verdergaat als tot nu toe, misschien pas ergens in mei in deze Kamer. Ondertussen heeft u zelf de sleutels in handen door morgen tegen deze wet te stemmen, deze wet weg te stemmen, en daarmee deze disproportionele maatregelen aan de kant te zetten. Waarom zou u met een kanon op een mug blijven schieten door deze zwaarwegende noodwetgeving in stand te houden voor een beperkt aantal maatregelen en adviezen die u zelf omschrijft? Waarom dit zware middel blijven inzetten, terwijl u de wet zelf morgen aan de kant kunt zetten?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik kan in antwoord op deze vraag natuurlijk alleen maar namens mijn eigen fractie spreken en niet namens de andere fracties. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij dat hebben overwogen. Maar we zijn van oordeel dat het nog net een stap te vroeg is om alle maatregelen op dit moment aan de kant te zetten. Er blijft weinig over, maar voor ons valt de weging nog net de kant op van het goedkeuren van deze verlenging, maar een volgende zullen wij, als die gelijkluidend is, niet steunen.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar dan wordt dus met deze tijdelijke spoedwet nog steeds een zwaarwegend middel in stand gehouden dat diep ingrijpt in de democratische samenleving en in grondrechten, en dat voor zulke beperkte maatregelen — althans in de woorden van de spreker zelf "beperkte maatregelen" — die worden beoogd voor de komende tijd? Waarom dan toch dit zware middel blijven inzetten? Wat is daar volgens in ieder geval GroenLinks proportioneel aan?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Kijk, wij oordelen natuurlijk over de vorige verlenging, en die vonden wij zeker nog proportioneel en op dat moment noodzakelijk. De vraag rijst bij de volgende verlenging. Ja, je kunt het het kabinet kwalijk nemen — dat doen wij ook, als u naar mijn tekst heeft geluisterd — dat ze er niet voor gezorgd hebben dat er permanente wetgeving is gekomen. Wij weten nog niet met welk voorstel het kabinet zal komen voor de volgende verlenging. Wij hopen dat wat we het kabinet vandaag meegeven, daarop nog van invloed zal zijn. In dat geval zijn wij daar wel voor. Wij zeggen niet dat pertinent alle maatregelen nú van tafel moeten.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Wij weten nog niet wat het voorstel zal zijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik kan twee dingen vaststellen. Dat er nu een rol bij de Eerste Kamer wordt neergelegd die eigenlijk niet der Eerste Kamer is, namelijk om hier een bepaalde mate aan initiatief te nemen. Het initiatiefrecht hebben wij in feite niet. Dat ten eerste. Maar als u zegt: wij willen onze rol kunnen pakken, dan is dat heel simpel: stem morgen gewoon die wet weg, zet er een streep door en laat het kabinet maar komen met maatregelen die we vervolgens op hun merites kunnen beoordelen. Als u uw taak serieus neemt als Eerste Kamerlid, dan zeggen we gewoon morgen: afgelopen, dit is niet meer noodzakelijk, we laten de maatregelen los en dus ook deze wet. Is dat dan niet gewoon de beste, de makkelijkste en ook de staatsrechtelijk meest zuivere weg?
De voorzitter:
Mevrouw De Boer, nog een kort antwoord graag.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
De makkelijkste ja, maar de staatsrechtelijk meest zuivere, daar ben ik het niet met u eens. Als er dan namelijk maatregelen genomen móéten worden, zouden we terug moeten keren naar noodmaatregelen. Dat is rechtsstatelijk niet te verkiezen.
De heer Janssen i (SP):
Ik heb een vraag aan mevrouw De Boer, namens GroenLinks uiteraard, over de motie die wat breder gaat. Ik meende te horen dat zij het had over maatregelen. Is zij het met mij eens dat het bij de maatregelen die zij noemde, alleen moet gaan om maatregelen die verplicht worden opgelegd, maar dat adviezen of dringende adviezen daar niet onder zouden moeten vallen?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dat klopt. Het gaat alleen om basismaatregelen die genomen moeten kunnen worden als daar noodzaak voor is, waarvan wij allemaal hopen dat dat niet meer gaat gebeuren. Maar geen dringende adviezen.
De heer Janssen (SP):
Geen dringende adviezen ...
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Wat ons betreft in elk geval.
De heer Janssen (SP):
... zoals het dragen van een mondkapje of als de 1,5 meter niet verplicht zouden zijn, maar alleen een dringend advies? Alle dringende adviezen horen daar dus niet meer in thuis?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Die horen niet in de Twm thuis.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is nu het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV. Ik wijs de leden er volledigheidshalve nog op dat we in tegenstelling tot de eerdere planning direct aansluitend aan deze termijn, de eerste termijn zullen doen van de Wijziging Wet publieke gezondheid (35401), die eigenlijk ná de dinerpauze was gepland. Dat geldt voornamelijk voor de sprekers: de heer Otten, de heer Nicolaï en mevrouw Faber.
Dan is nu het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Zoals ik net bij interruptie al aangaf, is de snelste weg om van de huidige onnodige vrijheidsbeperkende maatregelen af te komen, om de verlenging van deze Tijdelijke wet maatregelen covid-19 weg te stemmen als Eerste Kamer. Dit kabinet wil echter vast blijven houden aan deze tijdelijke spoedwet en heeft aangegeven, deze zeker tot 1 juni te willen verlengen. In de Tweede Kamerbehandeling van dit wetsvoorstel werd door toenmalig minister De Jonge gesteld dat het kabinet de voorkeur heeft de Twm telkens te blijven verlengen, totdat de Wet publieke gezondheid is herzien. Hij stelde zelfs dat daarmee het tijdelijke karakter van de maatregelen wordt gerespecteerd. Nogal een contradictie.
Hoezo een tijdelijke spoedwet? Met deze verlenging zet ook de huidige minister het rücksichtslose beleid van zijn ambtsvoorganger voort. De afgelopen twee jaar hadden we immers geen minister van Volksgezondheid, maar een minister van Volksgehoorzaamheid, die krampachtig bezig was met het opleggen van niet effectieve en grondrechtenschendende maatregelen, zoals de absurde avondklok. In plaats van echte maatregelen te nemen die direct de volksgezondheid ten dienste staan zoals het opschalen van de ic-capaciteit en het doen van noodzakelijke investeringen in de zorg.
Ook de huidige minister van VWS blijft tegen beter weten in vasthouden aan ineffectieve doch vrijheidsberovende maatregelen zoals het in de gereedschapskist willen houden van verplicht 3G op de werkvloer, het nieuwe 1G-beleid voor binnenlocaties met meer dan 500 personen en het wettelijk doorzetten van de A-status en de daaraan verbonden bevoegdheden tot het nemen van verregaande maatregelen. Wanneer komt de volksgezondheid nu eens echt op één in plaats van de machtswellust om maar zo veel mogelijk maatregelen in de gereedschapskist van het kabinet te hebben? Is die gereedschapskist daarmee niet vooral een doos van Pandora geworden? Niet voor niets stelde Marcel Levi dit weekend in De Telegraaf dat er minder sprake moet zijn van doemdenken in rampscenario's die in de praktijk ook niet uitkomen en vooral in te zetten op de uitbreiding van de ic-bedden.
Zolang de Twm, de spoedwet, niet volledig van tafel is en er nog maatregelen van kracht zijn of uit de ijskast gehaald kunnen worden, moet effectief uitvoering worden gegeven aan de in deze Kamer aangenomen motie-Van Hattem bij de eventuele inzet van maatregelen: dus vooraf toetsbare indicatoren aangeven bij alle maatregelen. Let wel, deze motie heeft nog steeds de status "niet uitgevoerd". Bij eerdere reacties van de ambtsvoorganger van deze minister werden we van het kastje naar de muur gestuurd ten aanzien van de basis voor die indicatoren. Hoe totaal inconsistent zijn immers het openingsplan en het coronadashboard gebleken. Kan de minister nu al aangeven welke indicatoren hij voor ogen heeft bij het inzetten van maatregelen op basis van de Twm, meer specifiek de mogelijkheden van het uit de ijskast halen van het ctb, het coronatoegangsbewijs?
Wat is de positie van het OMT eigenlijk, het Outbreak Management Team? Dat is ook een belangrijke vraag die we hier moeten stellen. In de Tweede Kamer is er thans de nodige discussie over vanwege de mogelijke beïnvloeding door het ministerie van VWS van de OMT-adviezen. Maar ook gelet op de onderbouwing van de Twm en de daaraan gekoppelde maatregelen is dit uiterst relevant. Is het OMT sec bedoeld als een adviesorgaan? Indien dat zo is, hoe wordt dan zijn onafhankelijkheid ten opzichte van het ministerie van VWS gewaarborgd? Of is het OMT juist bedoeld als een beleidsorgaan, wat het woord "management" in zijn naam veronderstelt?
Zijn eigen doelstelling omschrijft het OMT in zijn adviezen als volgt. "De medisch-inhoudelijke stand van zaken betreffende COVID-19 vast te stellen en te duiden voor de opvolging van acties en voor de beantwoording van vragen van de Nederlandse overheid", aldus het 137ste OMT-advies. Hoe ziet de minister de positie van het OMT en dan met name in de huidige fase? In hoeverre betreft de doelstelling "opvolging van acties" een beleidsmatige rol? Wat wordt nu concreet bedoeld met "management"? Wat betekent dit voor een beleidsmatige taak van het OMT dan wel de adviesrol richting de minister? Wat zegt dit over een eventuele beïnvloeding van OMT-adviezen vanuit het ministerie van VWS waar sprake van zou zijn?
Uit onlangs vrijgegeven Wob-documenten van het ministerie van VWS blijkt nu dat in mei 2020 al duidelijk was dat asymptomatische besmettingen geen rol speelden in de coronacrisis en dat ook het OMT hiervan op de hoogte was, maar dat zonder wetenschappelijke onderbouwing het risico op deze asymptomatische besmettingen wel als basis werd gebruikt voor vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat maakt wel duidelijk waarom de voormalige minister steeds zo weigerachtig was om concreet toetsbare indicatoren in te bouwen. Een wetenschappelijk onderbouwd verhaal ontbrak en maatregelen waren dus gebaseerd op aannames, of scherper gesteld, op drogredenen. Kan de minister daarom een duidelijke en volledig wetenschappelijke onderbouwing geven van de bij de verlenging van de Twm aan de orde zijnde maatregelen? Wordt die wetenschappelijke onderbouwing ook op onafhankelijke basis door het OMT gedeeld?
Vorig jaar sprak de toenmalig minister van VWS in zijn beleidsstukken over de overgang van een pandemische naar een endemische fase. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorliggend wetsvoorstel gaf minister De Jonge op 4 januari jongstleden aan dat "een ziekte endemisch wordt als deze zonder ingrijpende maatregelen voor langere tijd op of onder een acceptabel niveau blijft. Wat zonder ingrijpende maatregelen acceptabel is, is plaats-, tijd- en ziekteafhankelijk. Het is dus aan het kabinet om expliciet te maken wat ingrijpende maatregelen zijn, maar vooral ook wat een acceptabel niveau is." De minister geeft hier dus een zeer algemene omschrijving, en geeft hiermee aan zichzelf carte blanche om dit in te kunnen vullen. We zijn inmiddels geruime tijd verder. De gevolgen van de omikronvariant blijken mee te vallen, de ziekenhuizen en ic-cijfers dalen en zitten al langere tijd op een laag niveau, en maatregelen kunnen nu ook worden afgeschaald. Kortom, kan de minister duiden wat nu concrete criteria zijn voor "ingrijpend" en "acceptabel", en hoe gaat hij deze toepassen? Kan de minister aangeven of dan wel wanneer we in die endemische fase zouden kunnen komen en op basis van welke criteria en indicatoren? Wat is er nog meer voor nodig dan de huidige situatie en wordt dat ook wetenschappelijk onderbouwd?
Bij deze duiding van de coronasituatie is het van belang om onderscheid te kunnen maken tussen patiënten die primair zorg ontvangen vanwege corona en aan andere aandoeningen lijdende patiënten die ook positief testen op corona. Het LCPS, het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding, bij de minister niet onbekend, maakt vooralsnog echter geen onderscheid in ziekenhuiscijfers tussen patiënten die met of door corona zijn opgenomen, zo meldt RTL Nieuws op 15 februari jongstleden. Kan de minister aangeven waarom niet en waarom hieraan in het laatste, 142ste OMT-advies wel duiding wordt gegeven? Waarom wordt er niet consequent doorgetrokken? Kan de minister aangeven hoe invulling wordt gegeven aan de eerdere toezegging hierover in deze Kamer door zijn ambtsvoorganger aan ondergetekende?
Op 17 februari twitterde deze minister een filmpje over vaccineren door de GGD in de Ulumoskee in Utrecht. Blijkbaar vindt de minister het acceptabel om een ISN oftewel Diyanetmoskee, die onder direct gezag staat van de Turkse staat, in te zetten voor zijn beleid. Geeft de minister daarmee eigenlijk niet toe aan islamitische Turken in Nederland, die het Nederlandse gezag niet willen accepteren en primair de Turkse overheid leidend laten zijn? Ook in andere gemeenten, zoals in Den Bosch in de Arrahmamoskee, vaccineert de GGD in moskeeën. Waarom kunnen de bezoekers van zo'n moskee niet naar een reguliere GGD-locatie komen? Kan de minister aangeven of moskeeën worden betaald door de GGD voor het gebruik van deze vaccinatieruimtes? Kan de minister tevens aangeven of en in hoeverre islamitische regels worden toegepast bij het gebruik van dergelijke ruimtes in een moskee voor zulke GGD-vaccinaties, zoals het scheiden van mannen en vrouwen?
Per 25 februari zijn er nu bepaalde versoepelingen van de Twm-maatregelen, maar tegelijkertijd voert het kabinet een nieuwe 1G-maatregel in, en dit wederom zonder toetsbare indicatoren. De minister beperkt zich tot een veronderstelde effectiviteit ter onderbouwing. Wederom geeft de minister het kabinet een blanco cheque voor het laten voortduren van de maatregel. Ik citeer: "Afhankelijk van de epidemiologische situatie zal nauwlettend gekeken worden op welk moment de inzet van 1G voor hoogrisicovolle settings losgelaten kan worden." Einde citaat. Het woord "nauwlettend" zegt helemaal niks. Kan de minister, conform de aangenomen motie-Van Hattem, concrete en toetsbare indicatoren bij deze maatregel benoemen?
Het kabinet zegt verder ten aanzien van het coronatoegangsbewijs het volgende, en ik citeer: "Het onzekere verloop van het virus en de mogelijkheid van een nieuwe variant maakt dat een gericht wettelijke instrument voor de inzet van een ctb noodzakelijk is om paraat te hebben op het moment dat de epidemiologische situatie daarom vraagt." Met zo'n brede uitleg zijn de maatregelen oneindig te verlengen, want wat bedoelt het kabinet in deze context nog met "het virus"? Alle verdere mutaties of varianten, ongeacht de risicostatus? Wat is dan leidend? De virusstam? Vallen zowat alle SARS-varianten op die manier er automatisch onder? Welke wetenschappelijke onderbouwing kan de minister bij deze uitleg overleggen?
Onlangs vernam ik uit het zorgveld dat er sprake zou zijn van veel niet te gebruiken verpleeghuisbedden voor verder herstel van covidpatiënten na een ziekenhuisopname, omdat er nog een conflict was tussen verpleeghuizen en de verzekeraars over de vergoeding van de inzet van verpleeghuisbedden in het voorgaande jaar. Hierdoor zouden ook ziekenhuisbedden dus langer dan nodig bezet blijven. Kan de minister dit bevestigen? Is dit inmiddels opgelost? Wat doet de minister om dit in het vervolg te voorkomen? Kan de minister aangeven in hoeverre zulke verzekeringskwesties onnodig kunnen doorwerken in de bezettingsstatistieken van de ziekenhuiszorg en daarmee een onzuiver beeld geven van de toestand en daarmee dus ook van de epidemiologische situatie?
In de wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, de Trm, ter invoering van het 1G-beleid beroept de minister zich ten aanzien van de grondrechten en evenredigheid op het recht op gezondheidszorg uit artikel 22 van de Grondwet en op internationale verdragen. De minister stelt: "Er is dus een grond- en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter bescherming van de volksgezondheid." Daar voegt de minister aan toe dat deze maatregelen noodzakelijk zijn om bepaalde mensenrechten in te perken, zoals de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer conform artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM. Deze beperkingen zijn volgens de minister toegestaan omdat ze noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Als enige onderbouwing van de proportionaliteit van deze inperking van grondrechten verwijst de minister slechts naar het 142ste OMT-advies. De minister zegt hierover: "Op basis van dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen geschikt zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen te nemen." Dat is wederom louter een aanname, die het kabinet gebruikt om grondrechten in te perken. En dat aan de hand van een OMT-advies waarop het ministerie van VWS mogelijk zelf invloed kan uitoefenen en waarbij ook nog het RIVM betrokken is, dat onder directe verantwoordelijkheid van de minister staat. Dus hoe kan de minister vol blijven houden dat hier sprake is van een volledig onafhankelijk advies? Met deze door het kabinet beïnvloedbare instantie als enige autoriteit is het onbehoorlijk om een inperking van grondrechten te onderbouwen.
Voorts stelt de minister: "Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek kan aantonen wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen." Het 1G-beleid wordt dus gebaseerd op aannames, maar als de bijdrage vooraf niet specifiek aan te tonen is, kunnen dan op z'n minst de toetsbare indicatoren worden benoemd, zodat de maatregel in ieder geval meetbaar en controleerbaar is? Daarmee wordt ook recht gedaan aan de motie-Van Hattem. Graag een reactie.
Verder is er nog sprake van de herziening van de Europese DCC-verordening, het digitale coronabewijs van de EU. In de Kamerbrief van 15 februari stelt de minister: "Vanaf 23 februari zal in lijn met de gemaakte Europese afspraken altijd een DCC worden gevraagd, ongeacht de epidemiologische situatie in het land van herkomst." Ik citeer nogmaals: "Ook als de epidemiologische situatie verbetert, moeten reizigers de komende periode een DCC kunnen tonen." Kan de minister aangeven hoe zo'n maatregel überhaupt proportioneel kan zijn als deze maatregel beoogt de volksgezondheid te beschermen? Hoe kunnen vanwege het belang van de volksgezondheid grondrechten worden ingeperkt als de epidemiologische situatie irrelevant is geworden?
Daarnaast wordt ten aanzien van het opnieuw instellen van een quarantaineplicht gesproken over een "nieuwe zorgwekkende virusvariant uit het buitenland". Kan de minister aangeven wat de criteria zijn voor "een nieuwe zorgwekkende virusvariant in het buitenland"? Wat zijn specifiek de bepalende criteria voor "zorgwekkend" en door wie wordt dat uiteindelijk bepaald? Kan de minister verder aangeven wat de ontwikkelingen rond het digitaal coronacertificaat van de EU voor Nederland gaan betekenen in het komende jaar? De Oostenrijkse en Duitse ministers van Volksgezondheid spreken immers al over verdere maatregelen voor de loop van komend jaar. Zo stelt de Oostenrijkse minister van Volksgezondheid Mückstein dat de politie vanaf 15 maart op het vaccinatiebewijs kan controleren en daarna in een volgende fase geautomatiseerde datavergelijking zal inzetten om ongevaccineerden te identificeren. Kan de minister duiden in hoeverre deze geautomatiseerde systemen samenhangen met het DCC en wat dit ook voor Nederlanders kan betekenen voor de inzet van dit instrument? De Duitse minister van Volksgezondheid, Karl Lauterbach, stelde afgelopen week dat er in Duitsland nog zoveel ongevaccineerden zijn dat er zonder vaccinatieplicht in de herfst weer grote problemen zullen ontstaan. Kan de minister waarborgen geven dat, gelet op de EU-inzet op het DCC en de Duitse inzet op een vaccinatieplicht, afspraken op Europees niveau, bijvoorbeeld over het DCC, geen vaccinatieplicht tot gevolg zullen hebben voor ons land?
Voorzitter, tot slot. Waarom wil de minister de Twm, de spoedwet, zeker tot 1 juni verlengen? Waarom wil hij per se vasthouden aan de driemaandelijkse verlengingstermijn en niet eerder zelf, als kabinet, op basis van de epidemiologische situatie deze Twm intrekken? Dat is ook een mogelijkheid. Waarom blijft hij toch zo dwangmatig vasthouden aan deze ernstige noodmaatregel? Wat de PVV betreft zetten we nu al een streep door deze Twm. Dan hoeven we geen uitvoerige discussies meer te voeren over de gevolgen van het amendement-Westerveld. De Twm is niet meer nodig. Nu de minister 'm nog niet wil intrekken, zullen we als Eerste Kamer deze wet moeten wegstemmen. De PVV zal dan ook tegen de verlenging van de Twm stemmen.
Tot zover mijn bijdrage in de eerste termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Er is een interruptie van de heer Van der Voort, namens D66.
De heer Van der Voort i (D66):
Ik wilde vragen aan de heer Van Hattem hoe hij terugkijkt op de afgelopen drie maanden, waarover deze goedkeuringswet gaat. Die gaat over de periode december, januari en februari. Hadden we die periode zonder de maatregelen door kunnen komen, zoals die in de Twm stonden en toegepast zijn? Hadden we die periode zonder een van die maatregelen door kunnen komen zonder een nog verdere overbelasting van de zorg te krijgen?
De heer Van Hattem (PVV):
We hebben gezien dat er in de afgelopen drie maanden maatregelen zijn genomen die totaal disproportioneel waren. We waren het enige land in Europa waar rond de kerst zo'n totale lockdown werd opgelegd. Dat moeten we niet vergeten. Dat heeft dit kabinet allemaal gedaan, op basis van deze wet. Zonder duidelijke indicatoren en zonder duidelijk bewezen effecten zijn vergaande maatregelen opgelegd. Dat had nooit mogen gebeuren. Destijds hebben we als PVV tegen de verlenging gestemd. Daarmee hebben we het signaal gegeven: dit kan niet zomaar worden doorgezet. Dat is nu wel gebeurd. Er zijn maatregelen genomen die nooit genomen hadden mogen worden. Daarvan heeft iedereen — de maatschappij, onze ondernemers, onze horeca, heel veel jongeren; noem maar op — ontzettend veel schade geleden. Dat is de werkelijkheid waar deze wet toe heeft geleid.
De heer Van der Voort (D66):
Ik wil dan nog iets verder terug. Begin december hebben we een enorme piek gehad van ziekenhuisopnames en ic-opnames. In die periode is dat afgeremd door het inzetten van maatregelen. Dat is een andere periode dan januari, waarover meneer Van Hattem het nu heeft. Ik wil nog eventjes terug. Hoe hadden we in Nederland dan moeten omgaan met de piek begin december? Hadden we dat dan zonder maatregelen op een of andere manier kunnen handelen? Hoe ziet hij dat?
De heer Van Hattem (PVV):
D66, de heer Van der Voort, doet nu alweer de aanname dat deze maatregelen daarvoor effectief waren. Laten we op de eerste plaats vaststellen dat de zorg niet overbelast is geraakt. En laten we op de tweede plaats vaststellen dat maatregelen daar niet aantoonbaar aan hebben bijgedragen. Als D66 dit serieus had willen voorkomen, had er al veel eerder geïnvesteerd moeten worden in het opschalen van de ic-capaciteit en de zorg. In plaats daarvan heeft D66 de zorg de afgelopen jaren alleen maar verder uitgekleed. Alle voorstellen die wij hebben gedaan om daarop door te pakken, zijn door D66 tegengehouden. Als de volksgezondheid serieus wordt genomen, dan pakken we nu door — dat heeft Marcel Levi ook terecht gesteld — met het opschalen van de ic-capaciteit en het investeren in de zorg, en blijven we niet vasthouden aan deze noodmaatregelen. Die leggen alleen maar een onnodige claim op de samenleving en zijn niet bewezen effectief. Er is namelijk geen millimeter bewijs dat deze maatregelen ook maar enig effect hebben gehad.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van der Voort, tot slot.
De heer Van der Voort (D66):
Tot slot, voorzitter. Ik zie toch niet in hoe we de situatie van begin december met elkaar hadden kunnen handelen zonder deze maatregelen. Eerlijk gezegd kom ik daarmee met het betoog van meneer Van Hattem niet heel veel verder. Daar laat ik het maar bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Otten, namens de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Allereerst doet het ons goed om te zien dat we nu eindelijk een ervaren medicus als minister van Volksgezondheid hebben. Wij hebben altijd gepleit voor een kenniskabinet, met mensen met kennis van zaken en ervaring in hun specifieke vakgebied. Sterker nog, dat is een van de belangrijkste redenen waarom ik de politiek in ben gegaan. Nederland heeft echt zeer, zeer dringend een beter bestuur nodig, met betere mensen aan de knoppen. Daar is op het ministerie van VWS in ieder geval een begin mee gemaakt.
Kort na het dansen-met-Janssendebacle van vorige zomer diende onze fractie een motie in om de vorige minister onmiddellijk te vervangen door een competente medicus met kennis van zaken, die het vertrouwen van de bevolking kon herwinnen. Helaas haalde die motie het toen niet. We kregen destijds alleen steun van de PVV-fractie, maar het was natuurlijk veel beter geweest als minister Kuipers of een vergelijkbare medicus toen al de vorige minister had vervangen. Veel kostbare tijd is zo verloren gegaan.
Voorzitter. Het kabinet-Rutte IV bevat een belangrijke constructiefout: de voorganger van minister Kuipers maakt nog steeds onderdeel uit van het kabinet, zij het op een andere post. Hierdoor is het voor minister Kuipers niet goed mogelijk om de nu dringend noodzakelijke catharsis door te voeren en afstand te nemen van het slechte beleid van zijn voorganger. Toch adviseren wij minister Kuipers om dit wel te doen, want dat is de eerste noodzakelijke voorwaarde om van Nederland weer een gaaf en lief land te maken, om de woorden van premier Rutte van vanochtend te gebruiken, en om de polarisatie te beëindigen. Maar goed, onze motie had blijkbaar toch invloed op de kabinetsformatie. Beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen.
Voorzitter. Tijdelijke maatregelen duren het langst. Dat hebben we in Nederland in het verleden al diverse malen gezien, zoals bij de Wet op de economische delicten, de Wet op de loonbelasting, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, de tijdelijke btw-verhoging van Wouter Bos uit 2012, het kwartje van Kok uit 1991 en zo kan ik nog wel even doorgaan. Aan dit illustere rijtje moet de disproportionele en democratisch dubieuze Tijdelijke wet maatregelen covid-19 absoluut niet worden toegevoegd. De minister heeft onlangs het voornemen uitgesproken om deze spoedwet in de ijskast te plaatsen. Deze spoedwet moet niet in de ijskast, maar in de afvalbak worden geplaatst. Deponeer de wet, aangezien we aan afvalscheiding doen, dan ook meteen in de bak voor slechte wetgeving.
Al die extra bevoegdheden zijn toch wel lekker om te hebben, denkt de minister, of denken zijn opvolgers, wie dat ook mogen zijn. Dat zei ik op 26 oktober 2020 toen wij deze spoedwet hier in de Eerste Kamer behandelden. Hoe komen we hier ooit nog van af, vroegen wij ons toen ook al af. Helaas bleek deze waarschuwing niet overbodig, want het gaat nu precies zoals onze fractie bij invoering van deze spoedwet voorzag. Het kabinet wil de spoedwet nu in de ijskast zetten, want je weet nooit of je die nog eens nodig hebt.
Voorzitter. De uiterste houdbaarheidsdatum van deze spoedwet is allang verlopen, dus we moeten de wet niet in de ijskast zetten, maar weggooien. Zoals ik al vele malen heb gememoreerd, ben ik zelf een voorstander van vaccinatie, zeker voor 50-plussers en kwetsbare groepen, en ben ik zelf ook gevaccineerd. Er is in Nederland te veel een klimaat ontstaan waarbij je, als je voor vaccinatie bent, automatisch geacht wordt ook voor allerhande andere wetgeving te zijn. Daar moeten we van af. De meeste Nederlanders zijn voor vaccinatie, maar tegen QR-codes en tegen disproportionele wetgeving. Er is nu dringend behoefte aan een meer genuanceerde aanpak. Dat kan enorm helpen om de polarisatie terug te dringen.
Deze spoedwet maakt niet alleen disproportionele inbreuk op de grondrechten van 17 miljoen Nederlanders; het is ook een sterk staaltje slechte wetgeving, waarbij deze Eerste Kamer zichzelf ook nog eens willens en wetens buitenspel heeft gezet. Nu mag de Eerste Kamer de verlenging tot 1 maart goedkeuren: de Eerste Kamer als stempelfabriek achteraf.
Voorzitter. Uit de Wob-stukken die tot nu toe openbaar zijn gemaakt, komt een uiterst cynisch beeld naar voren, waarbij kabinet-Rutte willens en wetens de grondrechten van 17 miljoen Nederlanders bruuskeerde. Dat is iets waar vele juristen indertijd al voor waarschuwden, en waar ook onze fractie vanaf de eerste hoorzitting met minister Hugo de Jonge in de Eerste Kamer in de zomer van 2020 onophoudelijk op heeft gewezen. Om deze reden hebben wij dan ook altijd consequent tegen de invoering van deze tijdelijke wet en de verlengingen daarvan gestemd.
Ik heb hier een citaat uit een mail van 25 mei 2020. Aan de context en inhoud van de mail te zien moet deze mail wel opgesteld zijn door de voorganger van minister Kuipers. Ik citeer uit deze gewobde mail: "Punt is dat we daarmee natuurlijk ook impliciet moeten toegeven dat de noodverordeningen democratische legitimatie missen en een wankele basis zijn voor de grondrechtenbeginselen, maar dat zeggen we niet. (…) We zeggen wel dat met het wetsvoorstel een optimale balans is gevonden voor het dilemma dat het verenigen van de doelstellingen van het wetsvoorstel onontkoombaar oplevert (die zin was van mezelf en ik ben er nog trots op), daaronder kan namelijk alles volgen wat je maar wil! We produceren morgen wel wat zinnen." Tot zover het citaat uit de Wob-mail van 25 mei 2020.
En dan zijn we met de Wob-stukken nu nog maar aangekomen in mei 2020, terwijl het zwaartepunt van de wetgevingsactiviteiten rondom deze spoedwet vooral na de zomer van 2020 lag. Maar wat nu naar buiten is gekomen aan Wob-stukken voorspelt niet veel goeds voor wat er nog meer uit deze doos van Pandora zal komen.
De minister van VWS was zich dus wel degelijk bewust van de uiterst dubieuze en vergaande inbreuken op de grondrechten. Dat tonen de gewobde mails die tot nu toe zijn geopenbaard duidelijk aan. Het is in ieder geval duidelijk dat men ook in de boezem van het kabinet was doordrongen van het feit dat deze spoedwet disproportioneel is. Maar het kabinet ging er willens en wetens mee door en deze Eerste Kamer keurde de wet ondanks alle waarschuwingen gewoon goed en zette zichzelf en passant ook nog even buitenspel.
Een Eerste Kamer die niet voor haar eigen rechten kan opkomen, verliest haar bestaansrecht, zei ik bij de behandeling van deze spoedwet in oktober 2020. Juist fracties die in deze Kamer altijd de mond vol hebben over de juridische kwaliteit van wetgeving en die vorige week bij het debat over de regeringsverklaring nog pleitten voor het beperken van de rol van de Eerste Kamer tot het puur juridisch beoordelen van wetten, waren de felste voorstanders van deze evident slechte wet. De coalitiepartijen, daarbij geholpen door onder andere GroenLinks en de PvdA, jasten deze tijdelijke wet door de Eerste Kamer en voorzagen het kabinet snel van het benodigde stempeltje. En uit de gezamenlijke bijdrage van mevrouw De Boer van vandaag concludeer ik dat ze dat nu weer gaan doen.
Deze Tijdelijke wet covid-19 heeft tot een enorme polarisatie in de samenleving geleid. Vandaag zegt minister-president Rutte in het AD dat Nederland een gaaf en lief land is. Als Nederland dat al was, dan is het dat zeker nu niet meer, na twee jaar slecht coronabeleid door het kabinet-Rutte, waaronder, maar niet beperkt tot, deze slechte wetgeving, die disproportioneel is.
Voorzitter. Daarom dienen we de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de coronasituatie inmiddels onder controle is, aangezien de ziekenhuis- en ic-opnamen zeer beperkt en beheersbaar zijn geworden;
constaterende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een disproportionele inbreuk maakt op de grondrechten van 17 miljoen Nederlanders;
constaterende dat tijdelijke wetgeving vaak het langst duurt en daarom nu het moment is om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in te trekken;
verzoekt de regering om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zo spoedig mogelijk in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is mede ondertekend door mijn fractiegenoot De Vries.
De voorzitter:
Wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund? Dat is het geval. Dan maakt de motie deel uit van de beraadslaging onder 35979, letter F.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Aangezien we morgen hoofdelijk stemmen over meerdere coronawetsvoorstellen, waaronder de verlenging van deze Tijdelijke wet, verzoek ik ook om een hoofdelijke stemming over deze motie, zodat voor de 17 miljoen Nederlanders volstrekt duidelijk is waar deze 75 Eerste Kamerleden staan als het aankomt op de bescherming van hun grondrechten.
De heer Janssen i (SP):
Ik heb even een verhelderende vraag over de motie. De heer Otten vraagt het kabinet om de Twm zo spoedig mogelijk in te trekken. Maar het kan dat de minister van VWS zegt: zo spoedig mogelijk is, zoals wij ernaar kijken, misschien voor 1 juni, maar het kan ook later worden. Wat is nou het doel van de motie van de heer Otten? Volgens mij wil hij dat de Twm nu ingetrokken wordt, maar nu laat hij het aan het kabinet, aan wanneer dat denkt dat het mogelijk is.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is een goede aanvulling. Misschien moeten we er nog een deadline in zetten en moeten we dus verzoeken om de wet voor 1 maart in te trekken. Ik zal de motie dan nog aanpassen met deze goede suggestie van de heer Janssen.
De voorzitter:
U kunt die eventueel nu nog aanpassen, meneer Otten, als u dat wenst. Anders moet het in de derde termijn. Kunt u het nu doen?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, ik heb de motie uit handen gegeven, dus ik ben die nu kwijt.
De voorzitter:
Dan gaan we de motie weer in uw handen terugspelen via de bode. Gaat dat lukken?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Jazeker.
De voorzitter:
De heer Janssen heeft ondertussen een vervolgvraag.
De heer Janssen (SP):
Nou, niet zozeer vervolgvraag. Het was een vraag ter verheldering, omdat ik me afvroeg wat de motie behelsde. Dat is mij nu duidelijk geworden, voorzitter.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dan verander ik de laatste zin in "verzoekt de regering om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zo spoedig mogelijk en uiterlijk per 1 maart 2022 in te trekken".
De voorzitter:
Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de coronasituatie inmiddels onder controle is, aangezien de ziekenhuis- en ic-opnamen zeer beperkt en beheersbaar zijn geworden;
constaterende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een disproportionele inbreuk maakt op de grondrechten van 17 miljoen Nederlanders;
constaterende dat tijdelijke wetgeving vaak het langst duurt en daarom nu het moment is om de Tijdelijk wet maatregelen covid-19 in te trekken;
verzoekt de regering om de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zo spoedig mogelijk en uiterlijk per 1 maart 2022 in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (35979).
Dan kijk ik voor de zekerheid even rond om te zien of de indiening van deze motie nog steeds voldoende ondersteund wordt. Dat is het geval. Dan maakt de motie nog steeds deel uit van de beraadslaging onder 35979, letter F.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik dank de heer Janssen en vervolg mijn betoog.
Voorzitter. Tot slot het OMT: een kruiwagen vol kikkers die elkaar nu al twee jaar lang elke avond tegenspreken aan de talkshowtafels. De Nederlandse bevolking is daardoor helemaal het spoor bijster geraakt. Vorig jaar diende onze fractie een motie in om een chief medical officer te benoemen in navolging van vele andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, maar ook Canada, de Verenigde Staten et cetera. Dat is een veel prettiger en effectievere manier om te communiceren richting de bevolking. Dit advies is tot onze vreugde inmiddels opgevolgd in het coalitieakkoord op pagina 32. Het is volgens onze fractie nu dan ook de hoogste tijd om het OMT te ontbinden en de besluitvorming te stroomlijnen via deze chief medical officer. Hoe staat het daarmee, is onze vraag aan de minister.
Voorzitter, concluderend. Deze Tijdelijke wet covid-19 moeten we niet verlengen en die moet ook niet in de ijskast, maar we moeten die nu intrekken, anders komen we er nooit meer vanaf.
Dank u voor uw aandacht. Wij zien uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan is nu het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ook voor deze minister nog de individuele felicitaties van mijn fractie, na de collectieve felicitaties vorige week aan de minister-president en het hele kabinet. Ik denk dat we dat maar even vol moeten houden, want dat is wel zo hoffelijk.
Grondrechten bewaak je en bescherm je. Grondrechten manage je niet en inperkingen van grondrechten zijn geen instrumenten voor een gereedschapskist. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 moet precies zijn wat de titel zegt: een tijdelijke wet. Ik heb bij het debat over de derde verlenging bij een stemverklaring al gezegd dat wij die nog zouden steunen, maar dat wij bij deze tijdelijke wet geen vierde, vijfde en zelfs door de vorige minister aangekondigde zesde verlenging vinden passen.
De minister van VWS spreekt op een instrumentele wijze over grondrechtenbeperkende maatregelen. Dat is wellicht begrijpelijk vanuit zijn inhoudelijke achtergrond, maar wat mijn fractie betreft ongewenst. Inbreuken op grondrechten mogen geen dag langer duren dan strikt noodzakelijk, ik wees er al op bij de invoering van de Twm in 2020.
De minister van VWS geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat hij nog niet weet of er wel een zesde verlenging komt per 1 juni aanstaande. Er is naar de mening van mijn fractie alle tijd en aanleiding geweest om datgene wat nog nodig wordt geacht te regelen in een reguliere wet, zoals de Wet publieke gezondheid, met ordentelijke parlementaire verhoudingen, wil ik erbij zeggen, die er niet aan de haren worden bijgesleept. Waarom is dat nog niet gebeurd, vraag ik de minister, te meer omdat in oktober 2020 een motie van mijn collega Hijink in de Tweede Kamer werd aangenomen om niet op basis van noodwetgeving aan spoedwetgeving te werken, maar om met een structurele aanpassing van de Wet publieke gezondheid te komen.
Die motie werd door de vorige minister, maar ook door de huidige minister toch als een soort permanent uitstelbriefje gebruikt. Het wordt opeenvolgend en niet gelijktijdig. Dat betreuren wij. Natuurlijk kun je wachten op alle lessen en aanbevelingen, ook van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, om die in de Wpg te verwerken, maar je kunt ook werkende weg datgene opnemen wat je denkt in de huidige situatie nodig te hebben, om zo snel als mogelijk een einde te maken aan de ongewenste situatie dat er grondrechten worden ingeperkt op basis van een tijdelijke wet. Mijn vraag aan de minister is dus: wanneer zal dat zijn gebeurd? Voorziet de minister dan nog instrumenten om achter de hand te houden? Zo ja, wanneer wil hij dat in de Wpg geregeld hebben? En dan is ook de vraag wanneer de minister voornemens is om de Twm in te trekken.
Voorzitter. Op dit moment volgen de versoepelingen elkaar in hoog tempo op en dat rechtvaardigt de vraag wat er inhoudelijk nog overblijft van de Twm per 1 maart aanstaande. Rechtvaardigt dat nog de instandhouding van de Twm? De Twm is immers geen gereedschapskist voor het geval dat, maar een absolute noodwet, om tijdelijk een crisis het hoofd te bieden.
Voorzitter. Ik werd duizelig van het gedraai van het kabinet in de nota naar aanleiding van het verslag, als het gaat om de wijziging van de parlementaire zeggenschap in de Twm, laat ik het maar gewoon hardop zeggen. En nu de minister van VWS zelf al heeft gezegd dat hij niet weet of er nog een zesde verlenging van de Twm per 1 juni zal komen, is de vraag of de wijziging van de zeggenschap per 1 juni geen dode letter is geworden. Om de beweegredenen van het kabinet te kunnen begrijpen hoor ik graag waarom de minister het nu wel mogelijk acht om in de toekomst vier weken voor ingangsdatum met het voorstel voor verlenging te komen, terwijl dat tot nu toe altijd onbespreekbaar en onuitvoerbaar is gebleken. Graag een reactie van de minister op dat punt. Indien de huidige goedkeuringswet met eenzelfde termijn voorafgaand aan de ingangsdatum zou zijn ingediend, hadden beide Kamers zich ook voor de ingangsdatum een oordeel kunnen vormen. Ik vind dat de opeenvolgende ministers kan worden aangerekend dat zij de verlenging van de koninklijke besluiten en daarmee ook de goedkeuringswet steeds op het allerlaatste moment hebben ingediend. Waarom gebeurde dit en waarom gebeurt dit nog steeds zo?
Voorzitter. De minister kan er vervolgens weer op wijzen dat de Tweede Kamer bij de laatste twee verlengingen steeds meer dan twee maanden gebruikte om die goedkeuringswet te behandelen. Zowel de minister als de Tweede Kamer heeft dus niet gehandeld zoals de Eerste Kamer had verwacht en gehoopt, gelet op het belang van het beschermen van grondrechten; aan beide kanten niet. Ik zal nu niet verder ingaan op de wetstechnische kanten van het amendement dat de zeggenschap bij de initiële wet grondig en daarmee fundamenteel heeft gewijzigd. Daar zijn echt hele stevige kanttekeningen bij te plaatsen en de vraag is of dit wel zo kan. Dat is niet aan de orde geweest in de discussie in de Tweede Kamer. Maar laat ik zeggen dat het dan wel een precedent schept, nu het is gebeurd met instemming van kabinet en coalitiepartijen.
Voorzitter, afrondend. Een tijdelijke wet hoort tijdelijk te blijven. Het beperken van grondrechten is als uitgangspunt ongewenst en moet, als het echt niet anders kan, via een reguliere wet met normale parlementaire verhoudingen worden geregeld. Dat was nu al vijf kwartalen niet het geval, en wat de fractie van de SP betreft moet daar nu een eind aan komen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. De minister is niet alleen een ervaren medicus, maar ook iemand die ervan houdt om goed notities te maken. Ja, een ervaren medicus. Gefeliciteerd dat u hier zit. Ik denk dat dit echt een andere minister is. Ik heb al geprobeerd om naar de schoenen van deze minister te kijken, maar dat is me nog niet gelukt. Maar ik neem aan dat we nog heel wat spannende debatten met elkaar zullen voeren.
Een ervaren medicus. Dat is mooi, maar voor mijn gevoel hebben we vandaag nou juist een debat met deze ervaren medicus dat over twee hele bijzondere constitutioneelrechtelijke vragen gaat, en ik geneer me bijna een beetje dat ik nu met een medicus dat soort kwesties moet bespreken. Maar ik neem aan dat zijn ambtenaren hem daar goed in zullen bijstaan. En dan begin ik eigenlijk al meteen met de motie van een aantal regeringspartijen, door mevrouw De Boer hier aan de orde gesteld. We krijgen er eigenlijk weer een nieuw soort motie bij: we hebben de motie van wantrouwen, de motie van afkeuring, gewone moties, maar dit is eigenlijk een waarschuwingsmotie. Tja, ik ben ook heel benieuwd. Ik hoorde mevrouw De Boer ook niet vragen aan de minister hoe hij daarover oordeelt, want dit is eigenlijk meer iets wat kennelijk tot ons allemaal gericht is. Maar ik zou toch wel willen weten wat de minister daar eigenlijk van vindt, van die waarschuwingsmotie. En dan bedoel ik dit. Er staat eigenlijk: denk erom, minister, we gaan echt niet meer aan die vijfde verlenging meewerken als niet op dat moment de hoofdlijnen van de definitieve wetgeving bekend zijn. Dat is de waarschuwing. Ik weet nog steeds niet wanneer die hoofdlijnen wel bekend zijn. Ik heb het idee dat dat almaar naar achteren wordt geschoven en dat dat ook de reden is waarom we ons allemaal in die bijzonder bizarre situatie gemanoeuvreerd vinden. Dat geldt voor de heer Janssen, dat geldt voor mij. Wij hebben als partijen gezegd: oké, dat is voor ons nu klaar; wij stemmen tegen die verlenging. Andere partijen hebben niet die — als ik het zo mag zeggen — ballen, die komen met zo'n motie. Maar het gaat erom dat ook die partijen zich staatsrechtelijk gezien in een bizarre situatie voelen. En dan zegt de regering: dat heeft de Eerste Kamer aan zichzelf te wijten, want die had dit zelf in die motie voorgesteld; en de Tweede Kamer is verder de schuldige, want die houdt het allemaal een beetje op. Mijn vraag aan de minister is: als je dat als regering waarneemt, als je nou waarneemt dat zo'n situatie, die wij als Eerste Kamer toen we die motie aannamen nooit hebben voorzien, zich voordoet, dus dat wij er twee dagen voordat die wet afloopt over moeten stemmen of we het ermee eens zijn dat dit in de voorgaande drie maanden gegolden heeft ... Waarom heeft de regering nou niet de ballen gehad om met een voorstel te komen? Het amendement dat we vandaag in deze wet vinden, is niet ontraden, dus kennelijk had de regering daar geen moeite mee. Waarom is dat niet gewoon opgepakt, besproken enzovoort? Ik vind dit toch wel een punt waar we eens goed bij moeten stilstaan. Misschien dat de minister, ook in het kader van die constitutionele en constitutioneelrechtelijke vraag, op dat punt zou kunnen ingaan: hoe ziet u die waarschuwing?
Een ander constitutioneel punt werd eigenlijk ook al door de heer Janssen aangestipt. Dat is de kwestie dat we vandaag eigenlijk over twee eigenstandige wetsvoorstellen oordelen. Het ene wetsvoorstel betreft, en is beperkt tot, het goedkeuren van de verlenging. Daarnaast is, met een amendement, in één keer een ander wetsvoorstel erbij gekomen: een wijziging van die tijdelijke wet en van de verlengingssystematiek. Ik heb daar als bestuursrecht- en staatsrechtgeleerde grote aarzelingen bij, die ik in mijn vragen ook heb neergelegd. Ik schrok van de nogal stellige beantwoording in de nota, waarin gezegd wordt: je kan gewoon een amendement aannemen over een heel andere wet; daar is niks op tegen. Er werd ook verwezen naar de grondwetsgeschiedenis. Ik heb natuurlijk meteen alle mensen, hooggeleerden, die ik uit het veld ken gebeld en gezegd: heb jij iets gelezen? Maar nee. Ik zou dus graag van de minister vernemen waar dat dan op gebaseerd wordt en uit welke passages uit de grondwetsgeschiedenis het wordt gebaseerd dat je bij een amendement over een wetsvoorstel ineens een heel andere wet kunt pakken en dat daarin zet.
Ik houd ervan om te zeggen dat gezond verstand ook belangrijk is. Deze minister is een ervaren medicus, maar ik zou graag willen dat hij artikel 84, eerste lid van de Grondwet met mij meeleest. Daar staat: "Zolang een voorstel van wet dat is ingediend niet door de Tweede Kamer is aangenomen, kan het door haar worden gewijzigd". Dat "het" is dus het voorstel dat aan de Tweede Kamer is gepresenteerd. Als je je gezonde verstand gebruikt — daar heb je helemaal geen rechtspraak en geleerden voor nodig — staat daar toch niks anders dan dat je amendementen kunt indienen op een wetsvoorstel dat aanhangig is gemaakt, maar dat je er niet in één keer een andere wet bij kunt halen? Ik heb het voorbeeld genoemd van de Huisvestingswet die wordt gewijzigd en iemand op het laatste moment, om 23.00 uur, als iedereen al helemaal hoteldebotel is in de Tweede Kamer — dat gaat u allemaal nog meemaken, of heeft u al meegemaakt, minister — een amendement indient over de Huurwet. Kan dat? Is dat niet gewoon staatsrechtelijk uit den boze? Mag dat? Ik zou dat toch nog graag een keer aan de minister willen voorleggen.
Met name wil ik nog naar de positie van de Eerste Kamer kijken, want wat gebeurt er? Kijk even naar het wetsvoorstel dat er vandaag ligt. De Eerste Kamer kan akkoord gaan met de verlenging van de wet. Daarnaast hebben we een voorstel om de systematiek van de verlenging te wijzigen. Het kan heel goed — ik neem dat zelfs aan, als ik zo hier en daar mijn oor te luisteren heb gelegd — dat sommige fracties zeggen: we zijn voor dat ene eigenstandige wetsvoorstel, want we willen die verlenging graag, maar we zijn helemaal niet voor dat andere. Wat moeten die? Omdat we eigenlijk maar één wetsvoorstel hebben gekregen, kunnen we de staatsrechtelijke functie van de Eerste Kamer als goede medewetgever eigenlijk niet naar behoren uitoefenen. Dat wil ik ook aan mijn medesenatoren voorleggen. Als wij nu als precedent aanvaarden dat er bij amendement gewoon een totaal andere wet als wetsvoorstel binnengebracht kan worden, dan creëren we een situatie waarin de Eerste Kamer, die anders dan de Tweede Kamer niet kan amenderen, het totaal alleen maar kan goedkeuren of afkeuren. Maar als het totaal uit twee eigenstandige wetsvoorstellen bestaat, zitten we klem.
De heer Recourt i (PvdA):
Dank u wel voor dit interessante betoog. Ik weet niet of het een precedent is. Onzuiver vind ik het amendement wel, ik denk dat ik het eerder heb gezien. Maar mijn vraag aan u is: het is toch bij uitstek de rol van de Eerste Kamer om over het hele pakket ja of nee te zeggen? Of het nou verschillende wetten zijn of niet, er zijn altijd elementen die we al dan niet goed vinden, en alles afwegend zijn we voor of tegen. Dus wat maakt het principiële verschil nu of het amendement ziet op een andere wet, of dat het een amendement was op dit wetsvoorstel?
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat is wel een verschil als het om twee eigenstandige wetten gaat die een heel ander algemeen belang behartigen. Dan heb je natuurlijk een heel andere situatie dan wanneer je als Kamer een wetsvoorstel krijgt dat over één onderwerp gaat en waarvan je alleen maar het geheel kunt goed- of afkeuren en niet de details kunt wijzigen. Dat is absoluut een andere situatie. En voorzitter, als u mij toestaat …
De voorzitter:
Als u maar een kort antwoord geeft, want interrupties vragen altijd om korte antwoorden en zijn zelf ook kort. Anders gaan we daar nog het staatsrecht …
De heer Recourt (PvdA):
Een heel korte vervolgvraag halverwege uw antwoord dan. Het is gebruikelijk dat per één wet verschillende wetten worden gewijzigd als die hetzelfde onderwerp betreffen. Dat hebben we in het debat hiervoor ook al gehad, daar hadden we ook twee wetten tegelijk in één wet te pakken.
De heer Nicolaï (PvdD):
Als er een samenhang is te "verzinnen", ook in juridische zin, dan kan ik me daar nog iets bij voorstellen. Maar die samenhang ontbreekt hier. Ik kom bij een voorgeschiedenis hier in de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Dan ga ik wel weer de klok aanzetten voor uw spreektijd. Mevrouw De Boer heeft ook een interruptie. Mag dat? Gaat uw gang.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Misschien nog even een vraag ter verduidelijking. Ik snap de worsteling. Bij een vorige verlenging is er een kabinetsvoorstel aan toegevoegd over de verlengingssystematiek waarin die werd gewijzigd. Ziet u er een verschil in of dat bij amendement gebeurt of dat dat door de regering gebeurt? Het feit dat het in twee verschillende wetten landt, zie ik eerlijk gezegd niet als probleem. Maar u dus blijkbaar wel.
De heer Nicolaï (PvdD):
We kunnen wel gaan turven of hier fracties zijn die voor de verlenging zijn maar niet voor het voorstel waarbij de verlengingssystematiek is ingevoerd. Ik kan me heel goed voorstellen dat er fracties zijn …
De voorzitter:
Nee, dat is bijna een ordevoorstel, meneer Nicolaï, dat gaan we niet doen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Nee, dat ga ik zeker niet doen.
De voorzitter:
Excuus, ik was even zelf aan het woord. We gaan hier een hele wet in stemming brengen of niet. U kunt voor die hele wet stemmen of niet, maar u kunt niet op onderdelen voor- of tegenstemmen. U kunt wel een stemverklaring geven. Mevrouw De Boer.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dat wilde ik ook zeggen. Dat is hoe het hier werkt. Mijn vraag aan de heer Nicolaï is: was uw oordeel anders geweest als het kabinet met dit gecombineerde voorstel was gekomen? Dat had toch ook gekund?
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik denk dat er dan een wetsvoorstel was geweest waar de Raad van State in zijn totaliteit over geoordeeld heeft. Wat we nu krijgen is in feite — ik aarzel even voorzitter, want ik moet een aantal dingen toch uitleggen — …
De voorzitter:
Dat mag. Dan zet ik alleen de klok weer aan. Vervolg uw betoog.
De heer Nicolaï (PvdD):
Bij het recht van initiatief, dat de Tweede Kamer heeft, kan de Tweede Kamer iets indienen en gaat de Raad van State er een advies over geven. Datzelfde geldt als de regering twee verschillende onderwerpen in één wet combineert en dat indient als geheel. Dan gaat de Raad van State daar advies over geven. In de situatie die we nu hebben, scheppen we een precedent dat er een inhoudelijk ingrijpende wijziging van een andere wet via amendement wordt ingebracht waar de Raad van State niet over geoordeeld heeft. Dan ga ik weer terug naar de systematiek van de Grondwet. Dan kun je ook zeggen: als de grondwetgever ervan uitgaat dat er iets nieuws kan komen vanuit de Kamer, maar dat de Raad van State daar eerst advies over moet geven, dan zou je die verplichting omzeilen door het als amendement binnen te brengen in een andere wet. Ik denk dat ik dat nog even naar voren wilde brengen.
Dan kom ik bij de voorgeschiedenis in deze Kamer. Ik ga terug naar 2015, toen de ambtsgenoot van deze minister, de heer Hoekstra, lid van deze Eerste Kamer was. De heer Hoekstra maakte zich toen ook al zorgen — de rest van de Kamer maakte zich overigens ook zorgen, want de motie was volgens mij met bijna algemene stemmen aangenomen — over precies het punt dat wij als Eerste Kamer eigenlijk in onze wetgevende functie worden gefrustreerd als eigenstandige wetswijzigingen in één voorstel bij ons aanhangig worden gemaakt. De heer Hoekstra constateerde dat het daar ging om twee eigenstandige wetsvoorstellen en dat de Eerste Kamer hierdoor de mogelijkheid werd ontnomen om een separaat politiek eindoordeel te vellen over beide eigenstandige wetsvoorstellen. Ook constateerde hij dat dit nadrukkelijk niet de staatsrechtelijke traditie van de afgelopen decennia is en dat dit een onwenselijke precedent schept voor de toekomst. De heer Hoekstra verzocht de regering zich in het vervolg te onthouden van een dergelijke koppeling. De motie is aangenomen. Daar stel ik mij eigenlijk nog steeds achter. Ik denk dat we daar als senatoren, als we diep in ons hart kijken, ook achter moeten staan. Dat is het punt dat ik wil meegeven aan de minister. Neem het me niet kwalijk. Ik had het graag over virusjes en andere dingen gehad, maar daar weet ik weer niets van.
Voorzitter. Ik wil het hierbij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66.
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter. Ook de D66-fractie heet de nieuwe minister van VWS van harte welkom in deze Eerste Kamer. Met betrekking tot het meest in het oog springende dossier, de bestrijding van de coronacrisis, heeft deze Kamer al een en ander met de vorige bewindspersoon van gedachten gewisseld. Het verheugt onze fractie nu al te merken dat onder de nieuwe bewindspersoon een andere wind waait. We verheugen ons er daarom op om met deze nieuwe minister samen te werken. We wensen hem daarbij veel succes.
Voorzitter. Ook vandaag wil ik melden dat ik naast mijn werk hier, beroepsmatig als intensivist met de gevolgen van de coronacrisis in aanraking kom. Alles afwegende meent mijn fractie dat dit toch geen belemmering vormt om hier vandaag het woord te voeren.
Voorzitter. De wisseling van bewindspersoon geeft de regering ruimte om nieuwe stappen te zetten, bijvoorbeeld in de richting die door onze fractie wordt gewenst. Grotendeels komen die stappen overeen met de wensen die door mevrouw De Boer namens een aantal fracties zijn uitgesproken. Het betreft met name de omzetting van tijdelijke wetgeving naar definitieve wetgeving en het beperken van de Twm in verhouding tot de stand van de pandemie op dit moment.
Eerst over de voorliggende vierde verlenging. Uiteraard was het in de afgelopen maanden noodzakelijk om maatregelen uit de Twm in te zetten. Daarmee is instemming met de voorliggende goedkeuringswet voor onze fractie evident. Dat betekent echter niet dat wij zonder kritiek zijn op de toepassing en uitvoering van de maatregelen uit de Twm, zoals die in de maanden waar de goedkeuringswet over gaat hebben plaatsgevonden. Maar evalueren is op een ander moment aan de orde.
De heer Janssen i (SP):
Nu de heer Van der Voort hier staat, heb ik nog even een verhelderende vraag over de motie met letter E. Toen ik het net aan mevrouw De Boer vroeg, had ik de motie nog niet in handen. Ik had de motie toen nog niet gelezen. In de motie staat dat een volgende verlenging van de Twm zich moet beperken tot basismaatregelen, zoals afstand, mondkapjes, vaccinatie en hygiëne. Op mijn vraag antwoordde mevrouw De Boer: ja, maar dat moet dan wel verplicht zijn. Moet ik het zo lezen dat er alleen nog in mag staan: verplicht afstand houden, verplicht een mondkapje dragen, verplicht ventileren en verplicht handen wassen? Mag dit niet in een adviesvorm zijn?
De heer Van der Voort (D66):
Zo moet u dat inderdaad zien, maar ik kom daar nog op terug.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Voort (D66):
Het was noodzakelijk in de afgelopen maanden om de maatregelen in te zetten. Maatregelen die grondrechten van burgers beperkten. Het vertrouwen in de overheid en het coronabeleid heeft daar echter onder te lijden gehad. Om het vertrouwen in de overheid en in het beleid weer te vergroten, is een gebaar van de overheid nodig. Wij nodigen de minister uit om daar een stap in te zetten. Is de minister bereid om de Twm te beperken in het aantal maatregelen dat de wet omvat door de Twm terug te brengen tot louter algemene maatregelen? Eerder sprak onze fractie van een mengpaneel met een aantal schuiven. De eerste schuif is die van algemene maatregelen, zoals hygiëne, afstand, mondkapjes en ventilatie. Die lijken onze fractie nog steeds belangrijk om beschikbaar te hebben en als maatregel in te zetten. De tweede categorie, zoals 3G, wordt niet meer gebruikt. De andere schuifjes die ik hier heb genoemd, liggen buiten de Twm en gaan onder andere over vaccineren. Die blijven natuurlijk relevant.
Zoals collega De Boer al heeft betoogd, is het verwijderen van bijvoorbeeld de 3G uit de Twm een logische stap. Onze fractie denkt dat bij het opkomen van een nieuwe variant nieuwe wetgeving snel genoeg door beide Kamers te loodsen valt. Is de minister bereid om de Kamer in deze wens tegemoet te komen?
De heer Janssen (SP):
Dit is iets nieuws wat nu geïntroduceerd wordt. Ik vraag de heer Van der Voort: wanneer was handen wassen verplicht? En wanneer was ventileren verplicht?
De heer Van der Voort (D66):
Er zijn volgens mij geen verplichte hygiënemaatregelen geweest. Waar het mij om gaat, is dat de Twm teruggebracht kan worden tot algemene maatregelen, voor zover die nu in de Twm staan. Dus ik roep niet op om maatregelen die nu niet in de Twm staan, alsnog in de Twm op te nemen.
De heer Janssen (SP):
Maar dan snap ik de motie niet meer. Er wordt nu iets nieuws geïntroduceerd, namelijk verplicht handen wassen en verplicht ventileren. Maar dat is tot nu toe niet geweest. Dat is wat u er dan wel in wilt hebben. Dan voegt u dus iets toe.
De heer Van der Voort (D66):
Nee, nee, nee. Op dit punt kan ik de heer Janssen geruststellen. Het gaat er niet om iets toe te voegen. Het gaat om het beoordelen van de maatregelen zoals die nu in de Twm staan. Alles wat niet geordend kan worden onder de algemene maatregelen, kan volgens de motie uit de Twm gehaald worden en daar ook uit blijven. De maatregelen die je zou kunnen scharen onder algemene maatregelen kunnen erin blijven. Het gaat er in deze motie dus niet om iets toe te voegen.
De heer Janssen (SP):
Maar het gaat, zoals ik aan collega De Boer vroeg, om verplichtingen. Het is niet de bedoeling dat er adviezen in komen. Tot nu toe is ventileren niet verplicht geweest en is handen wassen niet verplicht geweest. Hoe kan het dan wél in de nieuwe Twm komen — in de motie wordt dat als voorbeeld genoemd — terwijl het nu geen onderdeel is van de Twm? Dan brengt u er iets in wat er nu niet als verplichting in staat.
De heer Van der Voort (D66):
Ik herhaal dat de heer Janssen daar gerust over kan zijn. Het gaat niet om het inbrengen van nieuwe verplichtingen. Het gaat om het eruit halen van verplichtingen die niet meer nodig zijn. Adviezen vallen daarbuiten.
De voorzitter:
De heer Janssen, tot slot.
De heer Janssen (SP):
Het spijt me, maar dan blijf ik herhalen dat de in de motie genoemde voorbeelden van zaken die in de Twm alleen nog maar over mogen blijven, verplichtingen zijn die op dit moment niet verplicht zijn, zoals ventileren en handen wassen.
De heer Van der Voort (D66):
Mijn advies aan de heer Janssen is om de motie anders te lezen, zoals ik die net heb uitgelegd.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik ga graag even door op dit punt. Zoals de heer Janssen terecht stelt, zijn dat allemaal adviezen, geen verplichtingen. Wat zit er wel in de Twm? Bijvoorbeeld biedt de Twm de grondslag voor de 1G-maatregel die het kabinet nu beoogt in te voeren. Op grond van die 1G-maatregel moet op locaties waar 500 personen binnen zijn iedereen verplicht testen. Als D66 en de andere indieners van deze motie nu zeggen dat het alleen gaat om het verhaal van de mondkapjes, ventileren et cetera, zeggen zij dan dat de 1G-maatregel dus ook niet meer op basis van de Twm ingevoerd kan worden, aangezien de Twm daar wel de grondslag voor biedt?
De voorzitter:
De heer Recourt. Excuus, de heer Van der Voort. Ik was al bij de volgende interrumpant.
De heer Van der Voort (D66):
De motie roept op om inderdaad ook een maatregel als 1G niet in de Twm op te nemen bij de verlenging vanaf 1 maart. Dat is waar de motie toe oproept. Wat ik in mijn betoog net heb gezegd: mocht er gezien de endemische omstandigheden reden zijn om andere maatregelen toch te gaan invoeren, dan kunnen die met spoed door de Tweede en Eerste Kamer geloodst worden. Wij hebben eerder laten zien dat wij dat met elkaar kunnen. Maar in ieder geval is het dan geen vast onderdeel meer van de Twm.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moeten we dus nu even duidelijk vaststellen dat als deze motie wordt aangenomen, er geen grondslag meer is voor die 1G-maatregel op basis van de Twm en ook niet meer voor de maatregelen die de minister nu beoogt in de ijskast te zetten, zoals het coronatoegangsbewijs. Die hele ijskast kan per direct ontdooien en, zoals de heer Otten daarstraks al zei, in de container worden gegooid als deze motie is aangenomen. Beogen de indieners van deze motie daarmee alles wat in de ijskast zit ook meteen weg te doen?
De heer Van der Voort (D66):
De motie spreekt uit dat wij een verlenging van de Twm, waar het soort maatregelen zoals u die noemt nog inzit, de volgende keer heel kritisch zullen beschouwen en in beginsel niet zullen ondersteunen. Het is aan de regering om ervoor te kiezen of die ijskast wordt leeggeruimd of niet.
De voorzitter:
De heer Van Hattem, tot slot.
De heer Van Hattem (PVV):
Nu hinkt de heer Van der Voort van D66 op twee gedachten. Net kregen we te horen dat alleen de adviezen, die nu niet verplicht zijn, deel kunnen uitmaken van de verlenging van de Twm. Net werd al gezegd dat die 1G-maatregel er niet onder kan vallen. Maar die ijskast, waarin onder andere dat vrijheidsbeperkende coronatoegangsbewijs zit, kan er opeens wel mee uit worden gehaald. Heb ik de heer Van der Voort dan goed begrepen?
De heer Van der Voort (D66):
De heer Van Hattem heeft mij niet goed begrepen. Wij stellen voor om die maatregelen niet meer in de ijskast te houden, maar om die echt uit de Twm te verwijderen en om alleen de regels over bijvoorbeeld ventilatie te handhaven. Wij stellen verder voor om wat wij in ons mengpaneel de tweede schijf, de tweede categorie maatregelen, hebben genoemd, zoals 3G en 1G, waarover nu gesproken wordt, niet meer op te nemen in de Twm vanaf 1 maart.
De heer Recourt i (PvdA):
We hadden het net over staatsrechtelijke zuiverheid. Ik dacht: moet ik een punt van orde maken? De heer Van der Voort gaat natuurlijk over D66, maar over de motie gaan alle partijen die de motie hebben ingediend. De uitleg van de eerste indiener is bepalend. Mijn collega weet ook niet precies hoe mijn fractie of de VVD-fractie erin staat. Voordat er nu allemaal vragen over de motie komen, zou mijn voorstel zijn om dat in tweede termijn bij de eerste indiener te laten, zodat we een eenduidige uitleg over de motie krijgen.
De heer Van der Voort (D66):
Ik vind dat een uitstekend voorstel van de heer Recourt. Laat ik dan zeggen dat de opmerking die ik zojuist heb gemaakt, in ieder geval voor de D66-fractie geldt.
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb dit voorstel ook met een half oog naar u gedaan, voorzitter, in de hoop dat u daar dan ook op kunt sturen.
De voorzitter:
Als mevrouw De Boer daarover in tweede termijn het woord wenst, zal ik dat haar zeker geven. Meer kan ik niet doen.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik liep voor deze interruptie naar de interruptiemicrofoon. Ik geef dit aan de heer Van der Voort door, die het dan weer kan doorgeven aan degene die bovenaan de motie staat als indiener. Er staat toch dat er alleen wordt meegewerkt als de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen, zoals afstand, mondkapjes, ventilatie en hygiëne? Ik lees het als dat al het andere er niet in mag. Ik hoor daar straks, van wie dan ook, in tweede termijn graag nog het een en ander over.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Van der Voort.
De heer Van der Voort (D66):
Is de minister bereid om de Twm ook voor een kortere duur dan drie maanden te verlengen of om al eerder dan drie maanden een nieuw en beperkter KB in te dienen dat aan de wensen van de Kamer tegemoetkomt?
Dan kom ik bij de omzetting van tijdelijke naar definitieve wetgeving. Gelukkig is de druk op de zorg nu van een andere omvang en aard dan die in de afgelopen drie maanden is geweest. Onze fractie meent daarom dat de tijd rijp is om, naast een langetermijnvisie covid, ook een algemener beleid voor pandemieën te formuleren, inclusief een aantal scenario's. Daarbij past, naast die langetermijnvisie, ook adequate wetgeving. Het valt wat ons betreft te overwegen om een separate wet bestrijding pandemieën te ontwerpen, die wel een relatie met de Wpg kent, maar daar geen integraal onderdeel van is. Immers, we hebben geleerd dat het bestrijden van een pandemie fundamenteel verschilt van andere crises. Denk daarbij aan de bevoegdhedenstructuur, de algemene maatregelen als kern van de bestrijding, en aan meer specifieke maatregelen om besmette en onbesmette personen gescheiden te houden. Maar ook een denkkader ten behoeve van een gebalanceerde afweging tussen ziektelast en open samenleving zou daarin plaats kunnen krijgen.
Voorzitter. Wij vragen de minister hoe hij aankijkt tegen een separate wet bestrijding pandemieën. Wanneer verwacht de minister de Twm omgezet te hebben in een vorm — in welke vorm dan ook — van definitieve wetgeving? Kunnen wij daarover een toezegging krijgen?
Voorzitter. Wij wachten de beantwoording van deze vragen af. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is nu het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.
Mevrouw Nanninga i (Fractie-Nanninga):
Dank u wel, voorzitter. Er is veel al gezegd door mevrouw De Boer namens alle andere partijen. Wij komen alleen tot een iets andere conclusie, maar de overweging delen wij.
Voorzitter. Wij zijn hier bijeen in een vrij bijzondere situatie, net als bij het vorige voorstel tot verlenging. We spreken over een verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, ingegaan op 1 december en nog acht dagen te gaan, als deze Kamer instemt met de verlengingswet. Als we in meerderheid tegen de verlenging stemmen, houdt dat dan in dat de afgelopen maanden de wet dus ten onrechte gold en met terugwerkende kracht de maatregelen en beperkingen onterecht zijn gebleken? Dat lijkt me toch een problematische situatie.
De heer Janssen i (SP):
Ik denk dat dat een misverstand is, omdat de wet op dat moment ophoudt te bestaan. Je kunt er wellicht inhoudelijk voor jezelf het oordeel aan geven dat het misschien onterecht is geweest, maar feitelijk, juridisch verandert er niets, anders dan dat die binnen 48 uur ophoudt te bestaan. Ik hoorde de heer Voermans, hoogleraar in Leiden, dezelfde fout maken en zeggen dat er dan ook schadevergoedingen et cetera uitgekeerd moesten worden. Maar dat is dus absoluut niet aan de orde. Het oordeel kan dus zijn: o, dan hebben we misschien iets fout gedaan, terugkijkend. Maar hij ligt nu voor en de juridische consequenties zijn niet anders dan dat die over 48 uur vervalt.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat beantwoordt een vraag die ik wilde stellen. Dank voor deze correctie. Laat ik het dan bij het oordeel van mijn fractie houden. Dat formuleer ik zo dat het dan onterecht zou zijn geweest, maar in juridische zin niet. Dank voor deze toelichting.
Gelukkig is ondertussen in de Tweede Kamer een amendement aangenomen dat dit in de toekomst, na 1 maart, wil voorkomen door terug te gaan naar voorhang, en dan deze keer zware voorhang. Zo is volgens mijn fractie ook de motie-Janssen eigenlijk ooit bedoeld. Vooralsnog zitten we helaas nog wel even aan deze zware nahang vast. Dat geldt ook voor de eventuele vijfde verlenging. Pas bij een eventuele zesde verlenging zal er binnen de staatsrechtelijke lijntjes gekleurd kunnen worden.
Dat betekent dat wij vandaag nog steeds met deze ongebruikelijke situatie te maken hebben: zeer ingrijpende maatregelen, waarbij de Eerste Kamer eigenlijk buitenspel staat. De stempelmachine, zoals de heer Otten dat noemt, niet ten onrechte, onzes inziens. Wat het extra saillant maakt, is dat het kabinet zelf heeft aangegeven te willen stoppen met de meeste coronamaatregelen zoals het ctb, waardoor ze eigenlijk aangeven dat de verlenging niet meer nodig is, aangezien we in een zogeheten endemische fase terecht zijn gekomen.
Mijn vraag is: wat verwacht het kabinet dan nu precies van deze Kamer? Dat we de verlenging steunen, omdat het anders te veel gedoe oplevert, ondanks dat het eigenlijk niet meer nodig is? Wat mijn fractie betreft doen we dat niet. Covid is door vaccinaties tegenwoordig nauwelijks meer ziekmakend, de ziekenhuizen blijven leeg, de mortaliteit is met deze omikronvariant gelukkig ongeveer gedaald naar die van een normale griep. Het is daarom niet meer proportioneel om de grondrechten zo te beperken. Dat kan alleen als daar een absolute noodzaak toe is en zoals het kabinet al heeft aangegeven: die noodzaak is er niet meer.
Tot slot wil ik ook graag namens onze fractie de minister welkom heten. Wij spreken ook blijdschap uit dat iemand uit het medische veld nu deze post bezet. Daar zijn wij erg blij mee.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nanninga.
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan mevrouw De Boer namens GroenLinks, en ik neem aan nog steeds ook namens CDA en VVD en anderen.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik begin even over de motie. Het lijkt me handig dat er enig licht in de duisternis is voordat we gaan schorsen. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik geen 100% duidelijkheid ga geven over "deze maatregel wel, deze maatregel niet". De motie zegt "beperkt tot basismaatregelen, zoals", en dan wordt er een opsomming gegeven. Ik kan mij voorstellen dat niet voor alle partijen namens wie ik gesproken heb die opsomming precies even groot zal zijn. Maar ik denk dat de kern van de motie duidelijk is. In de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 staan maatregelen; daar staan geen adviezen in. We hebben het dus over maatregelen. Daarnaast kan het kabinet adviezen geven wat het wil, maar daar gaan wij niet over. Die staan niet in de Twm.
Als we spreken over basismaatregelen, dan hebben we het over afstand. Die staat in 58f van de Wpg. Dan hebben we het over basishygiënemaatregelen/persoonlijke beschermingsmiddelen. Die staan in 58ja. Die worden met name genoemd. Ik moet de heer Janssen meegeven dat ventilatie inderdaad niet genoemd is. Die kunnen we uit de motie schrappen, als iedereen daarmee kan instemmen. Hygiëne valt onder de persoonlijke hygiëne zoals die in de Twm genoemd staat. Het gaat dus niet over handen wassen. Het gaat over een mondkapjesplicht en eventuele andere eisen waaraan je zou kunnen denken.
Misschien is het goed om te noemen waar het vooral níét over gaat. Het gaat niet over bepalingen over de groepsvorming. Het gaat niet over de sluiting van publieke plaatsen, niet over de sluiting van onderwijsinstellingen of andere vormen van lockdown en niet over coronatoegangsbewijzen. Dat zijn allemaal onderdelen van de Twm die eruit zouden moeten.
Dit is denk ik de duidelijkheid die ik kan geven. Als u gaat vragen "dit wel, dat niet", dan zal dat een weging zijn op de details. Het is geen boodschappenbriefje: kabinet, u moet precies dit doen. Het is een signaal. Ik vond de duiding van de heer Nicolaï "het is een waarschuwingsmotie" een hele goede duiding. Het is een waarschuwing: kabinet, zorg ervoor dat als er nog een volgende verlenging komt, als u dat noodzakelijk acht, daarin alleen die basismaatregelen genoemd zijn. Wat dan net wel en net niet over de grens zit? Het zal wellicht per fractie verschillen hoe daarover geoordeeld wordt.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw De Boer. Even voor de Handelingen en voor de helderheid, ook voor de Kamer. Ik heb van u als eerste indiener begrepen dat het woord "ventilatie" geschrapt wordt uit de motie.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja, ik denk dat dat de duidelijkheid bevordert.
De voorzitter:
Prima, dan hoeft u geen gewijzigde motie in te dienen. Als de Kamer daarmee akkoord gaat, is bij dezen de motie gewijzigd in die zin dat het woord "ventilatie" geschrapt is. Het gaat over de motie 35979, letter E.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dit verhaal biedt nog steeds geen duidelijkheid, want deze motie heeft het dus over "basismaatregelen zoals". Dat is natuurlijk nog verder op te rekken. Er wordt ook over hygiëne gesproken. Dat is ook niet per se een verplichtende maatregel. Dus als je ventilatie zou schrappen, zou dat ook een logische consequentie zijn. Over mondkapjes en over afstand zijn wel wettelijke verplichtende bepalingen opgenomen. Ik wil toch even duidelijkheid hebben. Hoe verhoudt volgens de eerste indiener deze motie zich tot de 1G-maatregel die dit kabinet wel beoogt en de maatregelen die in de ijskast zouden zitten? Gaat die ijskast daadwerkelijk op slot en de container in? Of blijft ook met deze motie dit nog onder het kopje "zoals" vallen? Hoe wordt "zoals" nu scherp begrensd? Dat is natuurlijk relevant voor hoe het kabinet deze motie kan uitleggen.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik heb net een opsomming gegeven, zoals wij het gedeeld hebben met deze fracties, van wat er niet meer onder "zoals" valt. Daar zit ook 1G bij. Daar zitten ook de coronatoegangsbewijzen bij. Daar zit ook de groepsvorming bij. En daar zitten alle lockdownmaatregelen bij.
De heer Van Hattem (PVV):
Het zou ...
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Als het dus niet in de Twm zit, zit het ook niet meer in de ijskast. Dat lijkt me duidelijk.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat schept al een stukje meer duidelijkheid, maar ik hoorde een van de mede-indieners, de heer Van der Voort, zeggen: ja, we zitten nu natuurlijk wel te wachten op een wet pandemische noodmaatregelen. Hoe staan de indieners, in ieder geval de eerste indiener van deze motie, tegenover zo'n wet, als bijvoorbeeld met deze motie en met het laten vervallen van de maatregelen 3G en al die andere ijskastmaatregelen die aan de kant worden geschoven misschien via een achterdeur, via die wet pandemische noodmaatregelen alsnog weer terugkomen? Is dat de vestzak-broekzakmethode die met deze motie wordt toegepast? Kunnen we dat uitsluiten?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Wat mij betreft kunnen we dat uitsluiten. Maar goed, er zit een hoop "als" in uw verhaal. Wat daar ook bij hoort en wat ik in mijn verhaal ook duidelijk gezegd heb, is het volgende. Als wij naar een permanente wet toegaan, dan zal die, in uw woorden, de indicatoren moeten bevatten over wanneer wel, wanneer schaal je dingen weer af, wanneer mogen maatregelen ingevoerd worden, plus een goede borging van de democratische controle.
De heer Van Hattem (PVV):
Daarmee wordt er dus wel een permanente mogelijkheid gecreëerd voor het inzetten van een coronatoegangsbewijs of andere vrijheidsbeperkende maatregelen in de vorm van een permanente wet. Is dat wat de indieners van deze motie, in ieder geval de fractie van GroenLinks, voor ogen zou staan?
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Het is niet wat de fractie van GroenLinks voor ogen heeft. Maar een permanente wet zal hier nog langskomen. Die kunnen we op dat moment beoordelen.
De heer Nicolaï i (PvdD):
De bedoeling was dat het duidelijker zou worden, maar het wordt een beetje onduidelijker, ook een beetje door de interruptie van de heer Van Hattem. Als ik het niet goed zie, dan hoor ik het graag. We moeten het scherp zien. Waar het gaat over die basismaatregelen, gaat het alleen over de vijfde verlenging.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja.
De heer Nicolaï (PvdD):
Precies. Die ijskast heeft er dus helemaal niets mee te maken. Het gaat alleen maar over de verlenging in afwachting van wat we straks gaan krijgen als voorstel. Het kan best zijn dat daar iets van de ijskast in zit, maar daar gaat dit niet over.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Nou, dan hebben wij een spraakverwarring over wat de ijskast is. Wat mij betreft zijn de regelingen de maatregelen die gelden en in mijn optiek is de Twm de ijskast. Dat zijn namelijk de maatregelen die we nog steeds hebben en die ingezet kunnen worden. Wij zeggen hiervan: nee, er moet niet te veel in die ijskast.
De heer Nicolaï (PvdD):
Een tweede vraag. Als je het hebt over "basismaatregelen", dan gaat het in mijn optiek over maatregelen die voor iedereen gelden. Dat zijn basismaatregelen. Nou stel ik me even voor dat ik een theater heb. Dan is een basismaatregel die 1,5 meter, de afstand. Maar bijvoorbeeld de vraag hoe laat mijn theater dicht moet en of ik honderd procent van de stoelen mag bezetten of niet, is geen basismaatregel, lijkt mij.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Nee, dat klopt.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan constateer ik dat er sprake is, zoals ik eerder memoreerde, van een gewijzigde motie-De Boer c.s. Die krijgt de letter G (35979) en komt dus in de plaats van de eerdere motie 35979, letter E, die dus geen deel meer uitmaakt van de beraadslagingen. Dat is nu de motie G geworden.
De motie-De Boer c.s. (35979, letter E) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het verloop van de pandemie het rechtvaardigt om de goedkeuring voor de periode 1 december 2021 tot 1 maart 2022 niet te onthouden;
constaterende dat de pandemie in een volgende fase is beland waarbij er op dit moment nauwelijks gebruikgemaakt hoeft te worden van de mogelijkheden die de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 biedt;
constaterende dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een tijdelijke wet is en definitieve wetgeving door het kabinet is toegezegd;
spreekt uit dat de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, die de periode 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 betreft, door deze Kamer slechts dan kan worden goedgekeurd mits in het licht van een ongewijzigd gunstig beloop van de pandemie de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen zoals afstand, mondkapjes en hygiëne en daarnaast de hoofdlijnen van een definitieve wetgeving bekend zijn, en roept de regering op hier rekening mee te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G, was letter E (35979).
Dan zijn wij hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Wij vervolgen dit debat later vanavond.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik ga enkele ogenblikken schorsen. Daarna zullen wij beginnen aan de eerste termijn van het wetsvoorstel 35401.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.