Dit wetsvoorstel heft het verwarrende verschil tussen het grondwettelijke begrip 'voogdij' en het begrip 'voogdij' in het Burgerlijk Wetboek op.
Er wordt vastgelegd dat er voor een minderjarige koning een raad van toezicht op voogdij en ouderlijk gezag moet komen, waarvan de inrichting, samenstelling en bevoegdheden wettelijk worden geregeld.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 15 januari 1998 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen. Het voorstel is op 17 februari 1998 zonder beraadslaging en zonder stemming door de Eerste Kamer afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 122 van 5 maart 1998.
ingediend
1 mei 1997titel
Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de voogdij en het ouderlijk gezag over de minderjarige Koningschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Binnenlandse Zaken
- minister van Justitie
inwerkingtreding
3
-
15 januari 1998
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 1997/1998, nr. 16: blz. 3383-3384 -
-
13 januari 1998
behandeling Handelingen TK 1997/1998, nr. 14: blz. 3279-3286