Dit wetsvoorstel doet de absolute verjaringstermijn voor personenschade vervallen en laat de verjaringstermijn voor eisen tot schadevergoeding pas lopen nadat het slachtoffer de omvang van de geleden schade kent en weet wie er voor aansprakelijk is.
Daartoe wordt de regeling van bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijden gewijzigd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 14 december 2000 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 8 april 2003, 15 april 2003, 28 oktober 2003 en 25 november 2003. Na voortzetting van de behandeling op 25 november 2003 is het wetsvoorstel zonder stemming aangenomen. VVD, ChristenUnie en SGP is daarbij aantekening verleend.
Tijdens de behandeling zijn de Motie-Van de Beeten (CDA) c.s. (EK 26.824, A) en de moties Meulenbelt (SP) c.s. (EK 26.824, B en EK 26.824, C) ingediend. De moties Meulenbelt (SP) zijn op 2 december 2003 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen. De Motie-Van de Beeten (CDA) is op 2 december 2003 ingetrokken.
ingediend
24 september 1999titel
Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek voor gevallen van verborgen schade door letsel of overlijdenschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst
Aanleiding voor dit wetsvoorstel is de heroverweging van de verjaringsregeling zoals die is toegezegd in het kabinetsstandpunt (Kamerstuk 25000 XV nr. 58) over het advies van prof. De Ruiter inzake asbestslachtoffers.
Gesignaleerd was dat slachtoffers van asbestgerelateerde ziekten voor een deel geen mogelijkheid hebben om vergoeding van hun schade te vorderen omdat een eventuele vordering al verjaard is op het moment dat de ziekte zich heeft geopenbaard.
Onder de nieuwe regels geldt een verjaringstermijn van vijf jaar die pas gaat lopen vanaf het moment dat de schade bekend is bij de schadelijder.
De regeling heeft geen terugwerkende kracht.
15
-
-
30 augustus 2004
brief van de minister van Justitie met het uitgebrachte advies inzake de vraag of de rechter bevoegd is de schadevergoedingsplicht tot nihil te matigen EK, F herdruk
voor kennisgeving aangenomen op 14 september 2004 -
-
-
-
-
-
-
-
6 februari 2003
brief van de minister van Justitie over het verschil in formulering van de relatieve termijn nr. 105a -
-
-
-
-