Het voorstel wijzigt de Gemeentewet zodat gemeenten, met ingang van 2001, ruimere mogelijkheden hebben om de uit de herwaardering van de onroerende-zaakbelasting (OZB) voortvloeiende belastingdrukverschuiving zoveel mogelijk te voorkomen.
De aanpassingen houden een uitbreiding van het huidige (facultatieve) instrumentarium in. Gemeenten zijn niet verplicht de instrumenten toe te passen. Ze krijgen de mogelijkheid om de lastendrukverschuiving te verzachten.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 31 oktober 2000 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2000 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 610 van 28 december 2000.
ingediend
22 juli 2000titel
Wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
met ingang van 1 januari 2001 met uitzondering van artikel II, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2005
-
-Het wetsvoorstel zorgt dat:
-
-de mate van tariefdifferentiatie wordt gekoppeld aan de feitelijke waardeontwikkeling van woningen en niet-woningen in een gemeente,
-
-iedere gemeente belastingdrukverhouding in 2000 in stand kan houden, eventuele belastingdrukverschuivingen tussen woningen en niet-woningen kunnen volledig worden gecompenseerd,
-
-het ingroeipercentage wordt verlaagd van 125 tot 115%,
-
-de aftopvariant structureel wordt gemaakt.
-
1
-
31 oktober 2000
stemming (met algemene stemmen aangenomen) Handelingen TK 2000/2001, nr.16: blz.. 1127-1128