Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens van instellingen in de financiële sector in verband met de uitvoering van het protocol van 16 oktober 2001 (Trb. 2001, 187) met betrekking tot het Verdrag tot wederzijdse rechtshulp in strafzaken (Trb. 2000, 96).
Met dit voorstel worden nieuwe opsporingsbevoegdheden opgenomen in het Wetboek van Strafvordering voor het vorderen van gegevens bij financiële instellingen, zowel voor nationale opsporingsonderzoeken als voor internationale rechtshulpverzoeken.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 28 november 2002 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 16 maart 2004 zonder stemming aangenomen. Dit wetsvoorstel werd gezamenlijk behandeld met 28.350 (R1720), 28.351, 28.352 (R1721) en 28.059.
De wet is opgenomen in Staatsblad 109 van 25 maart 2004.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 226 van 27 mei 2004.
ingediend
26 april 2002titel
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens van instellingen in de financiële sector, mede ter uitvoering van het op 16 oktober 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (vorderen gegevens financiële sector)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
28 november 2002
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2002/2003, nr. 27: blz. 1915