Dit voorstel wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de - in beginsel tijdelijke - invoering van een omzetbelastingregeling voor elektronische diensten (e-commerce).
Met dit voorstel worden de richtlijn 2002/38/EG van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten (PbEG L128/41) (Richtlijn e-commerce) en Verordening (EG) nr. 792/2002 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 tot tijdelijke wijziging van Verordening (EEG) nr. 218/92 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van indirecte belastingen (BTW) wat betreft aanvullende maatregelen inzake elektronische handel (PbEG L128/1) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 12 juni 2003 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 30 september 2003 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 378 van 7 oktober 2003.
ingediend
19 mei 2003titel
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de - in beginsel tijdelijke - invoering van een omzetbelastingregeling voor elektronische diensten (e-commerce)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke Referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 juli 2003. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst wordt uitgegeven na 30 juni 2003, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
-
2.Indien artikel 1 van de Richtlijn 2002/38/EG van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten (PbEG L 128/41), komt te vervallen, kunnen bij algemene maatregel van bestuur wijzigingen in de Wet op de omzetbelasting 1968 worden aangebracht die noodzakelijk zijn in verband met het vervallen van dat artikel.
-
-als gevolg van de nieuwe regeling zal met ingang van 1 juli 2003 niet langer BTW worden geheven op export van elektronische geleverde diensten van EU-ondernemers en wel BTW worden geheven als deze diensten in Nederland worden afgenomen door niet-ondernemers van niet-EU-landen. De noodzaak van deze nieuwe regeling ligt in het feit dat de huidige regeling in de Zesde BTW-richtlijn onvoldoende is gebleken om elektronische diensten die binnen de EU worden gebruikt op eenduidige manier te belasten, alsmede in de wens om concurrentienadeel voor Europese aanbieders ten opzichte van aanbieders uit derde landen te voorkomen;
-
-aanbieders uit derde-landen van elektronische diensten moeten BTW gaan betalen over hun EU-omzet aan particuliere afnemers en andere niet-ondernemers in de Europese Unie. Voor deze omzet geldt het BTW-tarief van de lidstaat van de afnemer;
-
-de export van elektronische diensten van EU-aanbieders naar afnemers uit derde-landen is niet meer belast met Europese BTW;
-
-elektronische diensten die door EU-aanbieders worden verricht aan particulieren en niet-ondernemers in de Europese Unie worden belast met het BTW-tarief van de lidstaat van de aanbieder;
-
-ingeval een elektronische dienst wordt verricht aan een EU-ondernemer, wordt de BTW verlegd en geheven van deze ondernemer tegen het BTW-tarief van de lidstaat waar hij is gevestigd. Deze verlegging van heffing naar de afnemer van de prestatie geldt zowel voor EU-aanbieders als voor aanbieders uit derde-landen;
-
-voor aanbieders uit derde-landen is een bijzondere regeling ontworpen voor het nakomen van hun BTW-verplichtingen. Zij hebben de mogelijkheid zich in één van de lidstaten te registreren om vervolgens in deze lidstaat BTW te betalen en melding te doen van hun gehele EU-omzet. Deze lidstaat moet daarna de BTW-opbrengst verdelen over de lidstaten van verbruik;
-
-het nakomen van administratieve verplichtingen, zoals de aanmelding als belastingplichtig ondernemer en het doen van aangifte, zal met gebruikmaking van elektronische middelen en technologie geschieden;
-
-de Richtlijn e-commerce voorziet tevens in een nieuwe regeling voor het bepalen van de plaats voor radio- en televisieomroepdiensten.
2
-
-
12 juni 2003
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2002/2003, nr. 77: blz. 4397