Dit wetsvoorstel wijzigt in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) de regeling van de vestigingsplaats van de instellingen voor hoger onderwijs en de daarmee samenhangende regeling van het verzorgen van één of meer opleidingen buiten de vestigingsplaats van de instelling.
Met dit voorstel krijgt de minister de mogelijkheid om ondoelmatige nevenvestigingsplaatsen van opleidingen in het hoger onderwijs te sluiten. Niet langer is de vestigingsplaats van de instelling, maar de plaats waar de opleiding wordt verzorgd, het uitgangspunt. Hierbij kunnen dat ook de "slapende opleidingen" (geregistreerde opleidingen waaraan geen studenten zijn ingeschreven) worden betrokken.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 2 juni 2004 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 22 juni 2004 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 321 van 15 juli 2004.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 398 van 19 augustus 2004.
ingediend
11 oktober 2003titel
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van de regelgeving inzake de vestigingsplaats van een opleidingschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de onderscheiden artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld
1
-
2 juni 2004
stemming (aangenomen, voor: SP, PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF) Handelingen TK 2003/2004, nr. 79, blz: 5094