Dit wetsvoorstel voorziet in een wettelijke plicht tot het evalueren van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schiphol. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Baarda c.s. ( 27.603, EK nr. 88k ), die bij de behandeling van wetsvoorstel 27.603 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven (de zogenaamde Schipholwet) in de Eerste Kamer is ingediend. In de motie wordt de regering verzocht om in de Schipholwet een evaluatieverplichting op te nemen met betrekking tot de vraag of met de overgang naar het stelsel met geluidsgrenswaarden een vergelijkbaar beschermingsniveau wordt verkregen als die onder de werking van de PKB Schiphol en omgeving.
In dezelfde motie wordt de regering verzocht om vooruitlopend hierop in de twee uitvoeringsbesluiten van de Schipholwet een verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER) op te nemen. Dit laatste is inmiddels geregeld in artikel 3.1. van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol en artikel 6.1 van het Luchthavenverkeersbesluit Schiphol. Deze twee artikelen zullen met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel hun zelfstandige betekenis verliezen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 28 juni 2005 aangenomen door de Tweede Kamer. D66, Groep Wilders, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 13 september 2005 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
8 januari 2004titel
Wijziging van de wet van 27 juni 2002 (Stb. 374) in verband met de invoering van een evaluatieverplichting van het vijfbanenstelsel van de luchthaven Schipholschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
4