Dit voorstel van rijkswet wijzigt op een aantal punten het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb. 1977, 63).
Na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 heeft de Raad van Europa een Multidisciplinaire groep inzake internationaal optreden tegen terrorisme (GMT) opgericht. Een van de belangrijkste taken van de GMT is de mogelijkheden in kaart te bregen voor de actualisering van binnen de Raad van Europa bestaande internationale instrumenten tegen terrorisme, in het bijzonder van het genoemde verdrag. Het Protocol (Trb. 2003, 133) wijzigt het verdrag op een aantal punten; het behelst in hoofdzaken onderwerpen die geen wettelijke implementatie behoeven.
Bij de ratificatie van het verdrag in 1985 heeft de regering zich het recht voorbehouden om uitlevering te weigeren voor strafbare feiten die worden beschouwd als politiek delict. Voorgesteld wordt het voorbehoud te handhaven omdat toetreding tot het Verdrag mogelijk wordt voor staten die geen lid zijn van of waarnemer bij de Raad van Europa. Dit ondanks het feit dat het protocol strekt tot beperking van de mogelijkheid voorbehouden te maken.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 10 november 2005 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 29 november 2005 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
29 april 2005titel
Goedkeuring en uitvoering van het op 15 mei 2003 te Straatsburg tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme (Trb. 2003, 133)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
De artikelen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld