Dit wetsvoorstel strekt ter uitvoering van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (2002/47/EG). Het voorstel vervangt het wetsvoorstel 28.874 dat op 8 maart 2005 door de Eerste Kamer is verworpen. Met de Richtlijn wordt beoogd te bereiken dat zekerheidsovereenkomsten en zekerheidsstellingen met een minimum aan formaliteiten tot stand kunnen komen, maar wel aantoonbaar zijn.
Het voorstel wijkt inhoudelijk slechts af van het eerdere wetsvoorstel op het punt van de reikwijdte. De Eerste Kamer wees de reikwijdte van artikel 7:52 BW in wetsvoorstel 28.874 af voor zover deze betrekking had op financiëlezekerheidsovereenkomsten tussen ondernemingen die beide geen band hebben met de financiële markt. In het nieuwe voorstel is de reikwijdte van artikel 7:52 BW beperkter.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 1 december 2005 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2005 als hamerstuk afgedaan.
De wet is opgenomen in Staatsblad 15 van 12 januari 2006.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 16 van 12 januari 2006.
ingediend
3 juni 2005titel
Uitvoering van Richtlijn nr. 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomstenschriftelijke voorbereiding
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
1 december 2005
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2005/2006, nr. 29, blz: 1939