Dit wetsvoorstel voert in het Wetboek van Strafvordering herziening ten nadele van de gewezen verdachten in. Hiermee wordt het mogelijk om onherroepelijke uitspraken van de strafrechter bij ernstige misdrijven ten nadele van de gewezen verdachte te herzien. Herziening ten nadele is alleen op initiatief van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie mogelijk. Bovendien is opsporingsonderzoek alleen toegestaan wanneer de rechter-commissaris een nader onderzoek in de afgesloten zaak start.

Dit wetsvoorstel is ingediend naar aanleiding van de Schiedamse parkmoord en op aandringen van leden van de Tweede Kamer.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 32.044, A) is op 24 januari 2012 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, VVD, SGP, ChristenUnie, CDA en PVV stemden voor.

De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 26 maart 2013 en 9 april 2013. Het voorstel is op 9 april 2013 na hoofdelijke stemming stemming met 36 stemmen voor (VVD, CDA met uitzondering van de leden Flierman en Franken, PVV, ChristenUnie en SGP) en 35 stemmen tegen aangenomen.


Kerngegevens

ingediend

1 september 2009

titel

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Veiligheid en Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.


Hoofdlijnen

  • Herziening ten nadele van de gewezen verdachte kan plaatsvinden als:
    • na het onherroepelijk worden van de einduitspraak nieuw bewijs aan het licht is gekomen dat het ernstige vermoeden doet rijzen dat de verdachte, als de rechter daarmee bekend zou zijn geweest, zou zijn veroordeeld (novum),
    • er sprake is van één of meer zogenaamde "falsa"; wanneer is vastgesteld dat er sprake was van bijvoorbeeld vals ontlastend bewijsmateriaal en het ernstige vermoeden bestaat dat als de valsheid aan de rechter bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot een veroordeling van de gewezen verdachte;
  • Herziening ten nadele op grond van een novum is alleen mogelijk wanneer er sprake is van nieuw technisch bewijs of van een geloofwaardige bekentenis van de gewezen verdachte of diens medeverdachte;
  • Er moet sprake zijn van zeer sterk bewijs tegen de gewezen verdachte dat tijdens de berechting van de verdachte niet aan de rechter bekend was;
  • Een aanvullende voorwaarde is dat de herziening in elke individuele zaak in het belang is van een goede rechtspleging;
  • Herziening ten nadele is in beginsel alleen mogelijk bij misdrijven waarbij het recht tot strafvordering niet verjaart. Het gaat hierbij om de misdrijven waarop een levenslange gevangenisstraf is gesteld en waarbij een dode valt te betreuren en ook bij doodslag en gewelds- en zedendelicten met dodelijke afloop. Op deze hoofdregel bestaat een uitzondering bij bepaalde falsa (procedurele tekortkomingen), bijvoorbeeld bij meineed of een valsheid in geschrifte;
  • Verjaarde delicten komen niet in aanmerking voor een herziening ten nadele;
  • Het moet gaan om een uitspraak van de strafrechter in Nederland. Een vordering tot herziening ten nadele alleen kan worden ingediend bij een vrijspraak of bij een ontslag van alle rechtsvervolging. Een herziening van de strafmaat ten nadele van de gewezen verdachte is niet mogelijk gemaakt;
  • Zolang het onherroepelijke vonnis of arrest niet is vernietigd, is de toepassing van dwangmiddelen slechts heel bepwerkt toegestaan;
  • Resultaten van onderzoek dat niet volgens de wettelijke regels is verricht zijn uitgesloten van het bewijs in de herzieningszaak;
  • Indien de herzieningsaanvraag gegrond wordt verklaard, wordt de zaak verwezen naar een rechtbank, met de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie.
  • Herziening van een eerder al herziene uitspraak is niet mogelijk.

Documenten

7