Dit wetsvoorstel herziet in het Wetboek van Strafvordering de regeling voor herziening ten voordele van de gewezen verdachten. Hierdoor wordt de rechtsbescherming van burgers die ten onrechte zijn veroordeeld verbeterd. Door deze regeling wordt de instelling van ad-hoc-commissies zoals de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) overbodig.
Dit wetsvoorstel is ingediend naar aanleiding van de Schiedamse parkmoord en op aandringen van leden van de Tweede Kamer.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 32.045, A) is op 20 december 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 12 juni 2012 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
1 september 2009titel
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Veiligheid en Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
-
-Bij het novum wordt beter rekening gehouden met nieuwe forensische expertise,
-
-De mogelijkheid van herziening op grond van een gebleken schending van het EVRM wordt verruimd
-
-De Hoge Raad blijft herzieningsrechter. De bestaande herzieningsprocedure wordt aangepast om beter feitelijk onderzoek mogelijk te maken, waarbij ook de inbreng van deskundigen kan worden benut. Als het om ernstige misdrijven gaat kan een gewezen verdachte, ter voorbereiding van zijn herzieningsaanvraag bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad een verzoek indienen tot een nader feitelijk onderzoek.
-
-Bij zo een een diepgravend feitenonderzoek kunnen een commissie, een onderzoeksteam en een rechter-commissaris betrokken worden.
-
-Om lichtvaardige herzieningsaanvragen te voorkomen is procesvertegenwoordiging verplicht.
-
-Als de herziening leidt tot een vrijspraak dan betaalt niet het slachtoffer maar de Staat de achteraf dus onverschuldigde schadevergoedingen aan het slachtoffer terug aan de ten onrechte veroordeelde. Behalve als de rechterlijke dwaling te wijten is aan het gedrag van het slachtoffer
-
-Het slachtoffer krijgt bovendien recht op informatie over de strafzaak
8