Dit wetsvoorstel beoogt het specifieke toezicht door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) af te schaffen, maar handhaaft in een aantal socialezekerheidswetten de mogelijkheid voor de minister van SZW een aanwijzing te geven aan het college van burgemeester en wethouders. In verband met de wijziging van het toezicht wordt tevens de taak van de Inspectie Werk en Inkomen aangepast. De afschaffing berust op het rapport van de Commissie-Oosting 'Van specifiek naar generiek' waarin voorstellen werden gedaan tot vergaande vermindering van het aantal specifieke toezichtsarrangementen.
Het laten vervallen van de specifieke toezichtsarrangementen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) leidt ertoe dat de minister van SZW niet langer verantwoordelijk is voor de systematische toezichtsuitoefening op de uitvoering van genoemde wetten door gemeenten. Wel behoudt de minister van SZW de bevoegdheden om, in voorkomende gevallen, het specifieke- en/of generieke toezichtsintrumentarium in te (doen) zetten.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (TK 32.453, nr. 2) is op 9 juni 2011 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 5 juli 2011 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
24 juli 2010titel
Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met het afschaffen van specifiek interbestuurlijk toezicht (Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen)schriftelijke voorbereiding
ondertekening
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip