32.612

Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad



Dit wetsvoorstel wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organsiatie waardoor de rechter de mogelijkheid krijgt om prejudiciële vragen te stellen aan de civiele kamer van de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan een hoger gerecht over de uitleg van een rechtsregel. Dit wetsvoorstel is het gevolg de adviezen van de evaluatiecommissie Hammerstein "Versterking van de cassatierechtspraak" (TK 29.279, nr. 69) uit 2008.

Met dit voorstel kunnen prejudiciele vragen gesteld worden over twee soorten zaken: bij een massavordering, waarbij het antwoord op een rechtsvraag ook van belang is voor de vele andere identieke vorderingen van andere gedupeerden en als in een procedure een rechtsvraag aan de orde is die tegelijkertijd ook voor de afhandeling van vele vergelijkbare geschillen zorgt. In een massaschadezaak kan tijdige beantwoording van belangrijke rechtsvragen bijdragen aan de bereidheid van een schadeveroorzaker om over een collectieve schikking te praten. Het oordeel kan partijen ook helpen bij de onderhandelingen over deze schikking.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 32.612, A) is op 4 oktober 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 7 februari 2012 als hamerstuk afgedaan.


Kerngegevens

ingediend

28 januari 2011

titel

Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Veiligheid en Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Documenten

4