Met dit voorstel van wet wordt voorzien in de implementatie van Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PbEU 2010, L 276). De implementatiedatum is verstreken op 11 november 2012.
Het uitgangspunt van de richtlijn is dat dieren een intrinsieke waarde hebben die moet worden geëerbiedigd. Bij het brede publiek bestaat (ethische) bezorgdheid met betrekking tot het gebruik van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden mag alleen worden overwogen als een alternatief voor dierproeven niet voorhanden is. De richtlijn is van toepassing wanneer dieren worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt in procedures, of wanneer zij specifiek worden gefokt opdat hun organen of weefsels voor wetenschappelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. De richtlijn is van toepassing totdat de dieren gedood of geadopteerd zijn, of opnieuw in hun habitat of een geschikt dierhouderijsysteem zijn geplaatst.
De richtlijn streeft een aantal doelen na. Allereerst gaat het om het versterken van de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Een ander doel van de richtlijn is het herstellen van gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven en het wetenschappelijk onderzoek in de EU. Verder zijn op de behandeling en het gebruik van dieren voor wetenschappelijke doeleinden de beginselen van de drie V’s – vervanging, vermindering en verfijning – van toepassing.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 33.692, A) is op 10 december 2013 aangenomen door de Tweede Kamer. De fractie van de VVD stemde tegen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 25 november 2014 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
3 juli 2013titel
Wijziging van de Wet op de dierproeven in verband met implementatie van richtlijn 2010/63/EUschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Economische Zaken
- minister voor Wonen en Rijksdienst
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
Een aantal eisen uit de richtlijn leidt, naast de wijziging van de wetgeving zelf, tot wijziging van de Nederlandse situatie met betrekking tot het verrichten van dierproeven. Hierbij gaat het om de volgende eisen:
-
-projecten voor dierproeven moeten vooraf worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, resulterend in de vergunningverlening voor dat project;
-
-lidstaten moeten een 'nationaal comité voor de bescherming van dieren die worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden’ instellen;
-
-elke fokker, leverancier en gebruiker beschikt over voldoende personeel dat deskundig en bekwaam is met betrekking tot de hun toegekende taken;
-
-elke fokker, leverancier en gebruiker moet een instantie voor dierenwelzijn instellen;
-
-het publiceren van niet-technische samenvattingen.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5 december 2013
Motie van het lid Ouwehand over tussentijdse wijzigingen van de Wet op de dierproeven TK, 55 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
14 november 2013
Motie van het lid Ouwehand over systematic reviews als norm voor onderzoek met proefdieren TK, 35 -
-
-
-
-
14 november 2013
Amendement van het lid Van Gerven over het terugdringen van het fokoverschot TK, 30 -
-
-
-
-
-
-
14 november 2013
Amendement van het lid Ouwehand over het op gelijke wijze formuleren van uitzonderingsbepalingen TK, 22 -
-