Dit voorstel wijzigt de Woningwet en beoogt toegelaten instellingen volkshuisvesting (woningcorporaties) tijdelijk toe te staan om verhuur-, verbouw- en onderhoudswerkzaamheden uit te voeren voor huisvestingsvoorzieningen ten behoeve van houders van een verblijfsvergunning asiel. Ook de met toegelaten instellingen verbonden ondernemingen van welke zij de enige aandeelhoudster zijn en samenwerkingsvennootschappen krijgen die mogelijkheid. Anders dan nu het geval is, mogen tijdelijk ook gebouwen die de instellingen niet zelf in eigendom hebben doorverhuurd, verbouwd of onderhouden worden. Dat kan alleen wanneer een gemeente daaraan behoefte heeft en er geen andere partijen beschikbaar zijn.
De aanzienlijke toename van het aantal vergunninghouders is de directe aanleiding voor de tijdelijke uitbreiding van het werkgebied van de toegelaten instellingen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel (EK 34.403, A) is op 26 april 2016 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdD, PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Van Vliet, Houwers, Groep Kuzu/Öztürk, Klein, VVD, SGP, ChristenUnie en CDA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 12 juli 2016 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. De PVV-fractie stemde tegen. De tijdens de plenaire behandeling op 5 juli 2016 ingediende motie-Van Weerdenburg (PVV) c.s. over woningzoekenden met een urgentieverklaring (EK 34.403, G) is na stemming bij zitten en opstaan verworpen. De PVV-fractie stemde voor. Ook de motie-Van Weerdenburg (PVV) c.s. over een spijtoptantenregeling voor gemengde statushouderpanden (EK 34.403, H) is na stemming bij zitten en opstaan verworpen. De PVV-fractie stemde voor.
ingediend
4 februari 2016titel
Wijziging van de Woningwet in verband met het tijdelijk uitbreiden van het werkgebied van toegelaten instellingen met het oog op het huisvesten van vergunninghoudersschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister voor Wonen en Rijksdienst
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip met uitzondering van artikel I, onderdeel B, E en F, dat in werking treedt vijf jaar na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, in werking treedt