Dit voorstel vormt een eerste tranche van regelgeving ten behoeve van de verdere digitalisering van de overheid op de verschillende niveaus. Het regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst'PDF-document van het kabinet-Rutte III is vastgelegd dat aanpassing aan de digitale samenleving van de overheid niet alleen noodzakelijk is, maar dat het ook mogelijkheden biedt voor een betere dienstverlening. Het kabinet ontwikkelt daartoe een brede agenda voor de verdere digitalisering van het openbaar bestuur op verschillende niveaus.

Het wetsvoorstel legt de basis voor die verdere digitalisering, waaronder regulering van de digitale overheid en meer in het bijzonder de generieke digitale voorzieningen in een gemeenschappelijke infrastructuur van de overheid. Het voorstel bevat de meest urgente onderwerpen van regelgeving, te weten:

  • de bevoegdheid om bepaalde standaarden te verplichten in het elektronisch verkeer van de overheid;
  • het stellen van regels over informatieveiligheid;
  • de verantwoordelijkheid voor het beheer van de voorzieningen en diensten binnen de generieke digitale overheidsinfrastructuur (GDI);
  • de digitale toegang tot publieke dienstverlening voor burgers (natuurlijke personen) en bedrijven (rechtspersonen en ondernemingen).

Het voorstel bevat kaders voor verdere ontwikkeling op basis van deze nu meest noodzakelijke maatregelen, maar biedt ook de basis voor verdere uitbreiding en verdere modernisering. Daarvoor bevat het wetsvoorstel vooral kaders die kunnen worden uitgewerkt in nadere regelgeving, die snel aangepast kan worden om ruimte te bieden voor verdere ontwikkeling van de digitale overheid, en biedt het ruimte voor innovatie.

Op 22 juni 2021 is bij de Tweede Kamer de novelle Wet digitale overheid (35.868) ingediend. Deze wijziging van het onderhavige wetsvoorstel behelst, naast herstel van redactionele omissies, enkele aanpassingen van beleidsinhoudelijke aard.

Aanleiding voor de aanpassingen zijn de door de Eerste Kamer bij haar behandeling van het onderhavige wetsvoorstel geuite vragen en zorgen inzake privacybescherming. In het bijzonder is door de fracties, bij gelegenheid van prealabele vragen (EK, I) en in het voorlopig verslag (EK, J) aandacht gevraagd voor het grote belang van bescherming van persoonsgegevens in relatie tot de positie van (grote) private technologie ondernemingen. Om gestand te doen aan de geuite vragen en zorgen worden met het onderhavige wijzigingsvoorstel privacy by design, verhandelverbod inzake gegevens en open source als hoofdelementen van de te regelen materie wettelijk verankerd.

Internetconsultaties:

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 18 februari 2020 aangenomen door de Tweede Kamer.

Voor: DENK, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie en Van Haga.

Tegen: SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, Van Kooten-Arissen, 50PLUS, PVV en FVD.

Voor de Tweede Kamercommissie voor Digitale Zaken werd op 10 mei 2022 een technische briefing over de Wet digitale overheid verzorgd.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 21 maart 2023 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.

Voor: OSF, PvdA, GroenLinks, D66, Fractie-Otten, SGP, ChristenUnie, CDA en VVD.

Tegen: Fractie-Nanninga, SP, PvdD, PVV, 50PLUS, FVD en Fractie-Frentrop.

De tijdens het debat op 21 februari 2023 ingediende motie-Van Hattem (PVV) c.s. over de Europese digitale identiteit (EK 34.972 / 35.868, AD) is op 21 maart 2023 na stemming bij zitten en opstaan verworpen. Fractie-Nanninga, SP, PvdD, Fractie-Otten, PVV, SGP, 50PLUS, FVD en Fractie-Frentrop stemden voor.

De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) heeft op 17 maart 2023 het verslag van een schriftelijk overleg (EK 34.972 / 35.868, AF met bijlagen) met de staatssecretaris van BZK inzake de brief van de staatssecretaris van 3 maart 2023 (EK 34.972 / 35.868, AE met bijlagen) over juridische analyses van de Landsadvocaat inzake de reikwijdte van de eIDAS-verordening en de open source-eis uitgebracht.

De brief van de staatssecretaris van BZK van 23 september 2022 over interbestuurlijk toezicht onder de Wet digitale overheid (EK 34.972 / 35.868, V met bijlage) werd bij de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen betrokken.

De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) heeft op 5 oktober 2021 besloten het Europese Commissievoorstel voor een verordening inzake Europese digitale identiteit (E210017) te betrekken bij de behandeling van beide wetsvoorstellen.

De commissie had op 14 april 2020 in meerderheid gekozen voor het eerst houden van een technische briefing en een deskundigenbijeenkomst over het wetsvoorstel en vervolgens het voorbereidend onderzoek te verrichten.

Voor de commissie werd op 26 mei 2020 door medewerkers van het ministerie van BZK een digitale technische briefing over het wetsvoorstel verzorgd. Op 30 juni 2020 hield de commissie een deskundigenbijeenkomst over het wetsvoorstel. Van deze bijeenkomst is een woordelijk verslag (EK, G) en een videoverslag beschikbaar.


Voorgehangen ontwerpbesluiten

De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) heeft op 31 januari 2023 de brief van de staatssecretaris van BZK van 24 januari 2023 met het verzoek de handhaving van de stuiting van drie voorgehangen ontwerpbesluiten te heroverwegen (EK 34.972 / 35.868, AA met bijlage) besproken en besloten de stuiting te handhaven. De commissie heeft de staatssecretaris daarover bij brief van 3 februari 2023 (EK 34.972 / 35.868, AC) geïnformeerd.

De commissie had op 20 december 2022 de brief van de staatssecretaris van BZK van 16 december 2022 met het verzoek de stuiting van drie voorgehangen ontwerp-AMvB's op te heffen (EK 34.972 / 35.868, Y met bijlage) besproken en besloten de stuiting niet op te heffen totdat de plenaire behandeling van het oorspronkelijke wetsvoorstel en de novelle is afgerond. De commissie heeft de staatssecretaris bij brief van 23 december 2022 (EK 34.972 / 35.868, Z) geïnformeerd over de handhaving van de stuiting.

De commissie heeft de staatssecretaris bij brief van 23 december 2022 (EK 34.972 / 35.868, Z) geïnformeerd over de handhaving van de stuiting.

De commissie had op 21 december 2021 besloten de brief van de staatssecretaris van BZK van 16 december 2021 ter aanbieding van geactualiseerde versies van ontwerpbesluiten Wet digitale overheid (EK 34.972 / 35.868, S met bijlagen) te betrekken bij de verdere behandeling van dit wetsvoorstel en de novelle.

De commissie wenste de eerdere stuiting van de voorhang van het Besluit bedrijfs- en organisatiemiddelen en het Besluit identificatiemiddelen voor natuurlijke personen Wdo te laten voortduren tot het moment van plenaire afhandeling van beide wetsvoorstellen.

De commissie had naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris van BZK van 9 februari 2021 (EK 26.643 / 32.761, C; TK 26.643 / 32.761, 745) ter aanbieding van het ontwerpbesluit identificatiemiddelen voor natuurlijke personen Wdo op 23 februari 2021 bij brief van 2 maart 2021 (EK, N) de staatssecretaris geïnformeerd over het stuiten van de voorhangtermijn van dat ontwerpbesluit (tot het wetsvoorstel plenair door de Eerste Kamer is afgehandeld).

Eerder had de commissie ook al de voorhangtermijnen van het ontwerpbesluit bedrijfs- en organisatiemiddel Wdo (zie EK, H) en het ontwerpbesluit digitale overheid (zie EK, C) gestuit.


Kerngegevens

ingediend

19 juni 2018

titel

Algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
  • 2. 
    De artikelen 3 en 20 van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
  • 3. 
    De in de artikelen 7 en 15 opgenomen acceptatieplichten zijn voor een bestuursorgaan of aangewezen organisatie niet eerder van toepassing dan nadat dat bestuursorgaan of die aangewezen organisatie kan worden aangesloten op de in artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met e, en tweede lid bedoelde infrastructuur en voorzieningen overeenkomstig het bij regeling van de minister van BZK, gehoord andere ministers die het mede aangaat, op te stellen aansluitschema. Het aansluitschema kan erin voorzien dat de acceptatieplichten voor verschillende diensten van een bestuursorgaan of aangewezen organisatie op verschillende momenten van toepassing worden. De regeling met aansluitschema wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Documenten

32